Herinnering aan Roosje De laatste der HOEFSMID SMIDS KAH mohikanen ER NIET MEE OPHOUDEN 'T KLEINE KRANTSJE 10 DB TOVENARES VAN HET RUITERS- KW ARTIER In een lang vervlogen tijd, toen velen in Friesland nog met suc ces in het koffiedik konden kij ken, vertelde een meisje aan haar vriendin, dat ze er erg naar verlangde haar vrijer weer eens te zien. De gelegenheid daartoe zou zich voorlopig evenwel niet voordoen: de vrijer was op zee en kwam niet spoedig thuis. Maar de vriendin kende een vrouw op het Ruiterskwartier in Leeuwarden, die door haar to verkunst de vrijer stellig wel te voorschijn zou kunnen brengen. Samen bezochten ze de vrouw, die direct bereid was aan haar wens te voldoen. Midden in haar schaars verlichte kamertje plaatste ze een tobbe met hel der water en het meisje hoefde slechts in dat water te turen, dan zou ze haar vrijer zien En inderdaad, zo was het ook: ze zag haar geliefde zitten op het dek van een schip en hij schilde en at net een appeltje. Enkele weken later kwam de matroos thuis en vertelde toen z'n meisje, dat hij een toeval had gehad, toen hij met z'n schip in de Amsterdamse haven lag. „Ik zat op het dek een ap pel te eten en toen viel ik zo maar flauw. Ik wist niet, dat ik nog in de wereld was en al len, die me zagen, hielden me voor dood. Maar het duurde maar even en toen ik weer bijkwam, voelde ik me weer zo fit alsof er niets was gebeurd". Het meisje ver telde hem toen haar belevenis bij de tovenares van het Rui terskwartier en nu begreep men, dat hij voor dood op het schip had gelegen, terwijl zijn ziel voor een moment van Amster dam naar Leeuwarden toog. „As hoefsmid het ie mie altied best voldeen. Het beslaan van paarden is bijna zijn hele leven ge weest. Na de ambachtsschool kwam de heer Smids bij zijn vader om van hem het vak te leren. Reeds als zestienjarige jongen werd hij vertrouwd gemaakt met de paarden. In de smidse aan het Ruiters kwartier. („Toen noemden we het daar nog altijd De Oude Koemarkt") op de hoek van de Blauwe Poort zette hij zijn eerste schreden op een boeiende en afwisselende baan. De vereisten waren ge duld en liefde voor de die ren. „Een hoefsmid zonder ge duld wordt nooit een goede hoefsmid", zegt de heer Smids, die zijn naam toch wel enigszins eer aandoet. Liefde voor het paard is even eens onontbeerlijk. De heer Smids kan lezen en schrijven met paarden. Hij praat tegen ze als volwaardige partners en hij heeft, als ze braaf geweest zijn, wat aardappelschillen of een worteltje als beloning voor de dieren. „Een paard is niet intelligent", aldus de hoefsmid „maar het heeft een bijna waterdicht geheugen". Na één of twee keer weten ze drommels goed, dat er na afloop wat staat te wachten. Zo werden alle paarden vrienden van de hoefsmid. Daarom is er in het bedrijf van de heer Smids ook nooit een neusbraam gebruikt. Een braam is een voor de dieren pijnlijke methode om hun aandacht af te leiden tijdens het beslaan. Wat de heer Smids met zijn methode klaar gespeeld heeft, grenst bijna aan de dressuur. Hij kan enkele krasse voorbeelden aanha len. Er was bijvoorbeeld een baas bij, die zijn paard al op de Nieuwestad losliet. Het trouwe beest liep dan op zijn dooie eentje naar de smederij in de Burmania- straat. Een andere keer her kenden de dieren hun hoef smid wanneer die toevallig in de stad voorbijkwam. Hun groet was dan een neuriënd gehinnik. Juist om deze kleine dingen zal de heer Smids zijn beroep steeds met plezier hebben uitgeoefend. „Het is voor mij altijd mijn hobby ge weest", zelfs toen de hoef- Dit is een foto van nog maar enkele jaren terug en toch.wat is er véél veranderd, sinds deze plaat werd gemaakt. Roosje Cohen, markante verschij ning op de oude veemarkt in Leeuwarden, leeft niet n\eer: niets is er meer, dat ons nog herinnert aan haar handeltje met de wekelijkse bezoekers van de markt. En de oude veemarkt zelf is er ook al niet meer: het maken van een plaatje als dit zal er nooit meer mogelijk zijn. Zo glijdt de tijd ons snel door de vingers heen: de foto, die vandaag, het geeft niet op welk punt van de stad, wordt gemaakt, lijkt over een paar jaar ook weer weet hoe oud een naburig dorp te lastig. Per slot van rekening kwam de heer Poelsma bij hem met de bede toch alsjeblieft zijn paard te beslaan. Het beest had iets met een van zijn be nen en er was geen hoefsmid te vinden, die het paard kon beslaan. Uiteindelijk zwichtte hij voor het verzoek en trok weer zijn overall aan, maakte het vuur klaar en het duurde niet lang of het ijzer kwam sissend en rokend op de hoef. „Van deze hele affaire ben ik wel zo opgeknapt, dat ik di rect besloten ben er weer mee te beginnen. Mijn ledematen waren niet meer stijf en mijn rug deed geen pijn meer. Ik voelde me weer honderd pro cent fit". Hij blikt vanuit het pand, waar hij al sinds 1930 woont in de straat beneden hem en zegt: „Vroeger stond deze straat vaak vol paarden, nu staat hij vol met auto's. Die twee horen niet bij elkaar. Het hoefsmeden heeft mijn tijd uitgediend. Ik ben blij dat mijn twee zoons, die het vak allebei wel hebben geleerd, nu iets anders hebben." Leeuwarden heeft nog een actieve hoefsmid, hij is de enige en hij zal ook de laat ste zijn. De man, die in Leeuwarden dit bedrijf uitoefent, is de nu 75 jarige A.Smids in de Burmaniastraat. Hij heeft tijden gekend, dat hij 180 paarden moest beslaan. In 1960 waren het er nog 40, maar nadien is het snel achteruitgegaan. Nu komen er geregeld nog een 15 paarden bij hem om zich te laten „verzolen". Nog twee sleperspaarden, ongeveer zes orgel-paarden, enkele rijpaarden en bovendien heeft de heer Smids de klandizie van de kinderboerderij. ijzers nog per wagonlading arriveerden. Ook heb ik nooit geweten, dat het zwaar werk is. Ach ja, als 'Mje je vak kent dan hoeft het Ë'X geen zwaar werk te zijn. J 1 Het is een handigheid." In 1960 is de heer Smids flink ziek geweest en dat was ook de reden, dat zijn vrouw en hij besloten hadden er mee te stoppen. Hij kan dit zich alleen nog maar herinneren als een vreselijke tijd. De hele dag nietsdoen, wat met je be nen languit op een luie stoel liggen, dat is allemaal wel mooi, maar de heer Smids kon er niet tegen. Hij werd zo stijf als een plank. Zij, die nog paarden hadden moester ze noodgedwongen wegdoen, omdat er geen hoefsmid meer in Leeuwarden was. Voor de meesten was het reizen naar

Historisch Centrum Leeuwarden

’t Kleine Krantsje, 1964-1997 | 1965 | | pagina 10