Usje" van Piel van der Laan
was angebrande sukeladepudding
CI TAX
TBokma
„Opdondere jimme" schreeuwde
ouwe Huisinga, de vader van Jelle
5
'T KLEINE KRANTSJE
Jarenlang het ie daar staan; die Piet v. d. Laan met sien ieswafelkarke. Hij ston op 'e hoek
van 'e Nijstad, vlak voor de toen nog zeer nauwe Peperstraat. Achter sien karke staande,
had ie links van sich sun stuk of acht betonnen of stenen paaltsjes, waarover wij as jonges
altied „bokje-springen sonder rust" deden. Rechts van sich had Piet het bekende „klokje"
dat sinds 1930 ongeveer, plaats make must voor 't steeds intensiever wuddende verkeer.
Het „klokje" was een vierkante reclame-suul van sun drie meter hoog. Bovenin sat een
uurwerk met an veskillende sieden een wiezerplaat. An veskillende sieden, want wanneer
't erg druk in 'e stad was, op vrijdag en su en er een boel meensen op 'e been waren en er
dus van klok-sien druk gebruuk maakt wudde, dan hoefde de één niet op 'e ander te wach
ten. Aldus een oud Luwadder mopke.
Het „klokje" bewees de Liwad-
ders meer goede diensten. Ze
was n.l. een trefplak van vrien
den en bekenden en oek van
jongelui van beiderlei kunne.
Hier wudde dus vaak de eerste
steen leit voor een later meer
of minder goed geslaagd huwe
lijk.
„Nou, su 't seit is dus, acht uur
bij 't klokje", was vaak de af
spraak. Afijn, op disse histori-
sen bij veranderde omstandig
heden. En hij docht „ies....
goed, mar dan voortaan warm
ies". De ware iesliefhebber hoef
de dan niet terug te skrikken
voor het lcoue seizoen, noch te
wachten op de komende dusti-
ge somerse dagen. Hij zou in
een waarlijke behoefte voorsien.
An de heer Celsius, met sien
smeltpunt had hij lak. Meneer
Fahrenheit met sien vriespunt
WAT EEN LEEUWARDER JONKJE
AL NIET MAKE KON
sche plek dan, ston Piet v. d.
Laan, in omstreeks 1914. Van
origine was hij sigaremaker,
maar hij verwisselde oek wel
van beroep en wudde dan con-
sumptieijs-bereider. Bleef dus in
lapte hij an sien leers en hoe hij
't klaarspeulde met de meest
elementaire natuurwetten, bleef
sien geheim. Feit fs, Piet kwam
met „warm ies" ter markt.
Op sekere kouwe winterdag hew
De Oude Waag met op de vooigiond 't Gioe
in dit verhaaltje geschreven wordt.
de sector „voedings- en genot
middelen"..
Vooral dit laatste woord „genot
middel" even vasthouwe, waar
de lezer, as it niet te veul moei
te is. Naast sigarenmaker en ies-
maker, was hij oek een warm
voorstander van „de wet tot be
houd en instandhouding der
soort" en ontplooide dus en al
so, een benijdenswaardige pro-
duktiviteit, op veskillende ter
reinen des levens.
Oudergewoonte was sien iesfa-
briek plus riante woonhuizinge
cum-annexis, onderbracht in één
perceel; in dit geval gelegen in
de Haniasteeg; meer precies, in
de combinatie „keuken, woon-
en slaapkamer" of, as je wulle,
in een éénkamer-woninkje. Wie
teugen dit alles bedenkingen
aanvoert, is een kniesoor.
't Liep teugen de winter en Piet
(su as hij noemd wudde onder
vrienden en vaste kliëntèle) sag
sien omzet teruglopen. Daar
must wat an deen wudde. En
hij dacht an de kameleon, wiens
kleur zich oek wist an te pas-
TELEFOON 2 3 4 3 4
STANDPLAATS STATION
Ook telefonisch te ontbieden
voor stads- en buitenritten
was. Ik had mien mon vol met
angebrande sukeladepud
ding En best anbrand oek.
Voor de aardigheid mutte jira
es een huusgenoot een stuk
sterk anbrande sukeladepudding
in 'e mon stoppe. En dan es
goed oplette wat voor rare post
zegels hij trekt en wat voor ra
re keelgeluden dat ie maakt.
Nou, su ston ik daar nou oek
voor de Waag. En mien keel,
hals en maag maakten mar van
die vreemde golvende bewegin
gen. Op enkele meters van mie
af ston destieds, in 'e wandeling
genaamd 't „Groene Gasthuus".
Een groen geverfde vier-persoons
l Van auds Wigersma
sinds 1855
DAMES- EN HERENMODE
Naauw8 Tel.27984 Leeuwarden
openbare instelling, utslutend
toegankelijk voor 't mannelik
deel van de burgerij.
Mien sprint daarhene mut be
slist een nij record weest hew-
we. Ik kwam nog krek op tied
in disse nuttige instelling an,
om daar mien mond-voorraad
uut te spuien en ik kwakte de
wafel der achteran. In de volle
sekerheid des geloofs, dat dit
het enige en juste plak was voor
Piet sien hele voorraad „warm
ies". Enigszins hersteld, trad ik
weer naar buten. En sag hem
nog steeds heen en weer dren
telen, onbewust van de ellende
die hij over mij uutstort had.
En wat kwam ik sneu van mien
drie laaste centen af
Ik mompelde een héél erg
woord. Een woord, dat dominee
alleen maar bruukt wanneer hij
sich fiks met een hammer op
sien duum slaat, 'k Hew Piet
daarna nooit weer begunstigd.
Su siene je weer, oek een Li-
wadder jonkje wandelt niet al
tied over rozen.
K.
is", waarover
ik es bij hem, terwiel ie, gehuld
in een sware tot op 'e tonen
hangende winterjas en bekroond
met een ruge beremuts, achter
sien karke ston te stampvoeten,
een „warme ieswafel" besteld,
kocht en betaald, 'k Wu toch es
wete wat dat was. Afijn, hij dee
et grote koperen deksel omhoog
en 't eerste wat ilt sag was wa
sem. Veul wasem. Het ies ston
seker op een test met een kool-
tsje vuur of op een petrolie-pit-
sje. Ik kreeg een hiet gevallet-
sje in 'e hannen stopt en liep
al likkende, het Waagplein op.
Bij 't eerste likje dacht ik al:
„Nou Piet, 't mut al nuver lope,
as dit een succes-artikel wudde
mut". Eventsjes later bij 't vol
gende likje docht ik: „Klopt dit
hier wel Ik keek es wat skru-
tel naar de fabrikant. Die dren
telde in alle gemoedsrust achter
sien karke heen en weer. Skep-
te zelf een sfeer van „eet maar
gerust op jonge, dou gaast er
niet dood an".
Met een argwanend oog bekeek
ik dit gevaltsje nog es goed. 'n
Warme, bleekbrune blubberige
substantie, niet ongeliek an.
Afijn. Ik must nou oek gauw
beslisse, want de beide koekjes
wudden week en elk ogenblik
kon 't spultsje tussen mien vin
gers weggliede. Ik nam dus een
ferme hapmaar och lieve
hemel, 'k Had ut nooit doen
mutten. Klaar en dubbeldik wist
ik nou eindelik waar ik an toe
Het volgende speelde zich af -
een tachtig jaar terug - in het
één meter onder straat-niveau
liggend winkeltje, hoek St. Ja-
cobsstraat-Nieuwestad bij de
„Tontj espiep".
't Voorspel begon in 't Naauw
waar mijn vader een goudsme
derij dreef, bij de Brol - met be
hulp van Hero Dorenstouter als
oorijzermaker en Broer Weide-
ma, een zeer bekwaam repara
teur. Factotum was ons aller
toeverlaat Johannes Jilderda, die
met alle reparaties aan ons
speelgoed raad wist. Onfeilbaar
boorde Johannes de gaten in
kostbare oud-porcelein schotels,
die van een zilverhengsel wer
den voorzien. Schotels die nu -
zonder die geboorde gaten - tien
maal meer waarde zouden heb
ben
Johannes was een guit 1 Sprak
niet veel, maar kon soms mooi
uit de hoek komen.
Zo geviel het eens - tijdens de
steeds twee uren durende mor
genwandeling van onze vader,
dat twee zonen van een welge
stelde boer, die bekend stond als
een schraper, binnen kwam mét
in een gonje-zak, een geweldige
kei, zeker een 60-70 kilo wegend.
Paard en kar bleven op de Brol.
In die kei kwamen glimmende
deeltjes voor, die wel op zilver
geleken. Kei uit de zak - geëta
leerd op het in de winkel ge
plaatste bankje en: „Koopman,
su dat oek wat voor jim wezen
kannen Us heit miende, dat
kon wel 's sulver wezen"
Jilderda, met een loupje-door-
snede rs mm. - met zijn klein
kopje aan alle kanten de steen
bekijkend - natte vinger er langs
en dan proeven. „Draai 'm maar
's om: 'k mut de andere kant
oek eksemenere". Vier grote
knuisten die zware knaap voor
zichtig gedraaid, na instructie
van dien t.8j metende guit:
„Pas op - skezeer dat bankje
niet 1"
Onderkant ook aan alle kanten
beklopt, bezien en belikt. Zijn
oordeel luidde: „Voor ons is 't
niks - want dat glimmende is
geen metaal - maar een soort
kristal, waar de brille-sliepers
dag- en avondbrillen van ma
ken. Dit is wat voor Huisinga
gunder op 't hoekje. Gaan daar
maar heen - pak die steen mar
uut en trek je er niks van an as
die ouwe begint te razen van:
„Wat mut dit As hij 't spul
siet, wudt ie begerig, want dit
is 't beste materiaal voor 'm.
Hij begint te gulen van: opdon
deren met dat spul, mar dat is
niks as kemedie en een verzin-
selsje om jim voor een paar
kwartsjes dat spul afhandig te
maken. Zeg 'm oek mar en ver
tel 'm dan maar dat ie niet me-
ne mut, jim voor een paar cen
ten zo'n kostbaar stuk kristal
ut de hannen te kunnen halen.
En slaan mar 's op 'e toonbank
en laat jim niet koejeneren
Die twee de kei weer in de
gonje-zak op 'e wagen sjorren:
„Hort bruine - deur Klokstraat
naar ouwe Huisinga, de vader
van Jelle, die later de zaak
dreef.
Vervolg op pag. 9
Een sfeervolle foto van de oude Sint Jacobsstraat met de potten- en pannenwinkel van de Huisinga's
op de hoek. „Opdondere jimme schreeuwde de oude Huisinga. Zoon Jelle ging in later jaren even
eens op een zeer speciale manier met z'n klanten om Links beneden op de foto zien we nog net
het bovenstuk van „het klokje", dat genoemd wordt in het verhaal over de ijsco- en angebrande sjuke-
ladepuddingventer Piet van der Laan.