frienlsje sprong ook in de Weerklank vlot over de hoed ONSE STAD UIT HET GEHEUGEN OPGEDIEPT De rechercheurs Turksma en Stevan vereerden Slanke Hannes nog al eens met een bezoek. Hier staan de beide dienaren van het recht: politiemannen van de oude stempel Graag mocht ik mij vroeger op houden in de Weerklank, waar nu de M. H. Trompstraat is. Het was daar, wanneer er geen ruzie was, een gezellige en vro lijke boel: door er een poosje te vertoeven vergat men even de stille, stijve stad. De Weerklank gaf een landelijke aanblik. De eenvoudige arbei derswoninkjes hadden bleekjes vóór de deur met houten hek jes er omheen. Soms graasden er geiten en ook stond er wel eens een kleine kippenloop of konijnenhok. Aan de gevels hing hier en daar een duiventil, waarvan de gevleugelde bewo ners koerend in- en uitvlogen. Ook kwam de lijster hier wel een kijkje nemen en liet dan haar welluidende klanken ho- ren.Zo moeder de vrouw geen wasgoed in de bleek te bleken had, zag men kinderen ravot ten in het gras. Achter de huisjes aan de noord zijde, was een groot stuk garde- niersland, dat aansloot bij de vijver, door een ijzeren hek om geven. Vergis ik mij niet dan hoorde men hier tegen het don ker worden, wel de nachtegaal, de koning van de zangvogels. De bewoners van de Weerklank hadden hun werk in de stad, ook veelal in de graanpakhui- zen aan 't Vliet of bij de Hoek- sterpoort. In die jaren was Rus land de grote graanschuur van Europa; daarom droegen die pakhuizen, en dragen ze nog, namen als Petersburg, Riga, Ko ningsbergen, Moskou. Zakkedragershuuske De plaats van samenkomst van de mannen die de schepen met graan losten of laadden, was een houten huisje op de hoek van 't Vliet en de Oostergrachtswal. Dit was het „Zakkedragers huuske". Onder het genot van een borreltje werden hier ge sprekken gevoerd en grappen verteld of uitgehaald. Dat zak- kendragen was niet ieders werk. Men moest wel de slag te pak ken krijgen om de 100 kilo we gende zakken graan op de beide schouders en achter het hoofd te plaatsen. Soms moest zo'n vrachtje ook nog bij een ladder tje op, op een hogere zolder in het pakhuis. In de hut ging het gezellig toe. Er werd veel gekaart of de da gelijkse stadsgebeurtenissen werden besproken. Waren een paar mannen voor werk nodig, b.v. bij de factory Huizinga, voor het lossen of laden van een schip, dan ging dat om de beurt of werd er om geloot. De gezelligheid in de wachthut kende geen tijd. Wie zestien centen over had voor het kopen van een dubbel maatje jenever, ging naar het kroegje op een steenworp afstand van de hut van de heer de Vries aan het Zuidvliet. Werd er getrakteerd op een „slukje" dan was de stadsacrobate „Trientsje over de hoed" vaak prsent om haar kun sten te vertonen. Met een aan loopje sprong ze dan over haar hoed. Tevreden mensen Nu terug naar de Weerklank, waar een stel vrolijke en tevre den mensen woonden. Daar had je „Slappe Teunis" de orgelman die, vooral op zondagmiddag, een deuntje orgelmuziek ten beste gaf. Maar ook bewoners met hun harmonica's speelden er lustig op los. Dan werd er gelachen en gedanst dat het een lust was. Verder was er Fransen de viskoopman die vol kwink slagen zat, „Hoeben" de schoor steenveger, in zijn werk zo zwart als roet, maar op zondag kon je je spiegelen in zijn met groene zeep gewassen aange zicht. Een paar maal per week kwam „Cohen" uit de Jodebuurt met een handkar vol reeds ge dragen kleding die met koop- manstact, doorspekt met grap pen, van de hand gingen. Na tuurlijk woonde er ook een kaartlegster - Leidewichje - die voor een paar centen altijd een schitterende toekomst voorspel de. Er moet in de Weerklank één gewoond hebben, die er volgens buurtgenoten niet thuis hoorde. Dat was de familie van „Slanke Hannes". Deze „Hannes" kon de Weerklank nogal op stelten zetten wanneer hij een hele dag vertoefd had in „De Drie Glaas jes", een kroeg aan 't Vliet. De kroegnaam is eigenlijk wat frap pant omdat de „Slanke" en an dere trouwe bezoekers wel wat meer dan drie glaasjes plachten te legen De drie glaasjes „Slanke Hannes" bewoonde een bovenwoning. Onder had hij een paar karren staan die hij af en toe verhuurde. Verder deed hij wat in konijnen en wanneer hij een loslopende verdwaalde hond te pakken kon krijgen, ging die vlot voor een zacht prijsje van de hand. Hij zat vaak ruim bij kas, bracht halve dagen door in „De Drie Glaasjes", tot verwon dering van buurtgenoten die zich afvroegen: „waar krijt ie toch altied die centen van daan De beide „Stillen", „Turksma en Stevan" vereerden hem nogal eens met een bezoek wanneer men het in Leeuwar den wat ruim had genomen met het „mijn en dijn". Dan was de praat van de recher cheurs: „kom maar over de brug, Hannes, ze hebben je daar in de buurt gezien". Bij dit en bij dat en hij kon wel tien getuigen aanwijzen, die voor een slukje een meineed deden - die konden verklaren dat hij die avond in „De Drie Glaasjes" had gezeten. De „stillen" kregen geen voet aan de grond, maar hun laatste woord was: „we houden een oogje op je Han nes". Hou liever een oogje op de onderste traptrede, was dan het antwoord; daar is de huus- baas al een paar maal over stru- kelt en ik zou niet graag wille dat ik jimme nog op een kar naar het buro bringe moest". Ruzie Op een avond was er weer eens een hevige ruzie bij „Slanke Hannes" thuis. Toen waren de poppen weer eens echt aan het dansen. De huiselijke twist steeg ten top toen de oudste dochter, zestien jaar, in een gloednieuwe mantel thuis kwam. De „Slanke" was woedend: „der uut jou en je mantel", schreeuwde hij, „ga daarheen en naar hem, van wie je dat ding hebt gekregen Kan jou je niet netjes houden in een gerespecteerde huishouding De ruzie liep zo hoog op dat twee buurmannen boven kwa men om de strijd wat te sussen, met het gevolg dat Slanke Han nes bij de trap neerrolde en te recht kwam op de bewuste on derste trede. Hier ontfermde „Morpheus" zich over de Slanke en sliep hij de slaap der recht vaardigen. Weer had zich een tafereeltje afgespeeld in de Weerklank en weer was er in die buurt en in ,,'t Zakkedragershuuske" stof tot praten J. C. van Dam WIE HELPT T KLEINE KRANTSJE AAN OUDE KRANTEN VAN VOOR 1960 VREDEMAN DE VRIESSTRAAT 1 Telefoon 20302 Langsaam an, so doet wel blieken Wut ons stadsje al een stad Met glamour en met alure, Want ut dorpse bin we sat. We komme nou wat inne teken, Sogesijt op hoger plan. We late nou ut meensdom kieke: Dat ut oek wel anders kan. Amsterdam of wel groot Mokum Steke wij al naar de kroon. Wees dus blied, o stadgenoten, Wat liekt nou de toekomst skoon. We hewwe hier al an te bieden As een wekelijks taf reel: Happenings, met provo-nisten, Bij Us Mem, metritueel. Inne Frieslandhal verposing, Spotgoedkoop, twee knaakjes maar Om te sien naar linke jonges, Met hun ruge koppen haar. Al met al, dus Lüwtenaren: Soetsjes an komt ut wel goed. Onse stad biedt moog'lijkheden, Hew daar over maar gien noed. S.I.V.I. Buurtfeesten waren er ook voor de bewoners van de Weerklank. En natuurlijk kwam dan iedereen op de kiek - een feest op zich zelf

Historisch Centrum Leeuwarden

’t Kleine Krantsje, 1964-1997 | 1965 | | pagina 9