De gevelstenen spreken (11)
HUTTIN4
aan een
zondag in de herfst
5
'T KLEINE KRANTSJE
Ruige zeeman ZoGtG
werd brave
broeder
November 1922. 'n Sundagmid-
dag in de herfst, donker, mis
troostig en druilerig weer. Ik
loop langs grachten, singels en
straten die even verlaten binne
as 't Fries museum op oude
jaarsavond. Achter de Prinsen-
tuun hou ik mien pas even in.
De Oldehove staat eenzaam en
vergeten, half verscholen achter
de silhouetten van de hoge
zware en bladerloze olmen. As
uut verveling late de kale tak
ken, met regelmatige tussenpo
zen, nou hier, dan daar, dikke
druppels water valle.
Twee, drie, valle op mien ge
zicht en in mien nek. 't Binne
zware en ieskouwe druppels.
Natuurlik, die takken, se hewwe
andes oek niks te doen; niette
min bedank ik voor disse heb-
belikheid en draai linksom de
Butterhoek in. Rechts de ben
baan van Morrema; glad glib
berig, nat. An mien linkerhan
eenvoudige arbeidershuuskes,
huurkazerne en volkslogemen
ten.
Vlak voor mie het volksloge
ment van Tjeerd Weerman. ,,De
Vriendschap" vermeldt ut uut-
hangbord met daaronder twee
hannen ineen.
De vriendschap
„De Vriendschap" Nou Tjeerd,
der kan in jou tent oek welris
knokt wudde en slaanderij weze;
wees nou eerluk. Heel de But
terhoek, Kalvergloppe en Sint
Jobsleen skient de warme huus-
kamer met het brandende thee
lichtje te verkiezen boven sun
herfstwandeling deur de stad.
En toch ruil ik dit kopke thee
met koekje graag voor dit kui-
erke deur de Liwadder straat-
sjes, steegjes en slopkes. Want
just nou, op disse sombere me
lancholieke skemerige sundag-
namiddag, met hier en daar al
ut gele licht van een straatlan-
teern, siene je Liwadden op sien
mooist. Der gaat wat bekoorliks,
wat intiems, wat eigens van
uut.
Ik dwaal vedder, deur de Groe-
neweg met sien slopkes as Zalm
klooster en Vonkebuurt. Op e
hoek van ut Skuunmakersperk,
bij de ingang van 'e Prinsen-
tuun, waar „lollige Johannes"
een fruit- en snoepwinkeltsje
het, toef ik een ogenblik voor
sien etalage. Ze is wanordelik,
stoffig, rommelig; hier een kist
je met kleverige dadels, een an-
gebroken mandsje met versu-
kerde viegen; op thee-skuttelsjes
wat onsmakelik uutsiend snoep
goed. Nee Johan, een kansvol
nummer op een etalagewedstried
is die van jou beslist niet.
Weemoedig gesang
Ik draai mie om en slenter de
Nijburen op en links af „Ach
ter de Witte Hand" in. Vanuut
de verte hoor ik een klagelik,
weemoedig gesang. Het binne de
heilsoldaten die in 'e Arends-
tuuntsjes hun sundagmiddag-bij-
eenkomst houwe. Ik su der mis
kien voorbij lopen hewwe, as
ik niet meende een mij bekende
stem te horen. Ik gong der hene
en sag dat ik mie niet vergist
had. Broeder Nauta was an 't
woord. Hij ston voor een halve
cirkel petten en Haleluj a-hoe-
den en hield een toespraak.
Broeder Nauta was mij per
soonlik bekend. Wat je hem
oek verwiete kanne, niet, dat
hij niet een goed strieder is en
een nooit aflatend apostel. Hij
bringt ons ut Evangelie in
woord en geschrifte. Dit laaste
trouwens beperkte sich tot het
rondbringen van „De Strijd
kreet" an week-abonnee's. Ik
loof eigenlik dat hij zondaars
zoekt. Want as ie mij siet, dan
springt hij van sien fiets en be
ginne we een dispuut over ho
gere gestelde waarden. Als daar
zij: de befaamde appelgeschiede
nis in den hof; of de moeilik
heden die Noach toch moest
ondervinden bij ut voederen van
de aan hem toevertrouwde die
ren enz. enz.
Moeilikheden die door hem
werden weggewuifd. Nee, gien
moeite was h'em teveul om
mien rebelse neigingen in te
tomen en de jonge opstandeling
de enige goede en juiste weg te
wijzen. Ik achtte ut daarom
nou mien morele plicht, acte
de precence te geven en skaarde
mie tussen de weinig talrieke,
rillende toeskouwers. Ik gong
so staan dat broeder Nauta mie
beslist sien must. Dit su hem
deugd doen; mogelik inspireren.
Hij vertelde hier ut verhaal dat
ie mij onder vier ogen al es had
toevertrouwd. Dat hij vroeger
zeeman was geweest, heel veel
dronken was en nog veel meer
vloekte. Voorts, dat hij zich „af
gaf" met vreemde vrouwen, at
heist was en Vrijdenker. Voor
waar, drie daverende doortrapte
delicten. Het deed mie goed dat
hij in ut openbaar hier so rond
en eerlik vooruut kwam en met
tromgeroffel op sien bust, een
en ander nog es met kracht on
derstreepte, om eventuele twij
felaars alsnog te overtuigen.
Hij kon nou vrij-uut praten,
sinds hij sich „in de armen van
Jezus" had geworpen, sei hij en
nodigde sien toehoorders met
klem uut, nou, op dit ogenblik,
sien voorbeeld te volgen.
Volgende spreker
Onze ex-boosdoener trad nou
beskeiden terug om plaats te
maken voor de volgende spre
ker. Dit bleek een jongeman te
wezen van nauweliks twintig
jaar. Ik kon hem niet. Met een
hups spronkje kwam ie naar
voren en overzag de skare met
een blik van: „ik sal het jim
nou es even haarfijn uutdude".
Oek sien rede was niet zozeer
van bespiegelende aard dan wel,
en eveneens, een „greep uit het
leven" uut de harde werkelik-
heid. Aanvankelik gong de im
provisatie niet so vlot, maar al
gauw kwam ie op toeren. Ut
was een rede, deels bestaande
uut, wat je wel noeme „hoog-
haarlemmerdijks", deels uut ge-
sond plat Liwadders.
Hij uutte sien beswaard gemoed
in de verdediging en recht
vaardiging van sien Evangelie
verkondiging. en as ik dan
maandagsmorges op 'e fabriek
kom.riep hij luud, „dan
segge mien kammeraden gij
zijt gek om so op sundagmid-
dag in de Arendstuunsjes staan
te krimmeneren Maar dan
seg ik„Gek, gekik bin
niet gek, maar gij zijt gek As
jimme daar op ut voetbalveld
staan te blauwbekkenen
se mekaar de poten kapot skop-
pe Jimme binne gek, omdat.
omdat.omdat.
De commandant, die nauwlet
tend de toespraak van Jan fa
briek volgt had, keerde sich om,
gaf een tekenen ut vierde
„omdat" gong verloren in een
De geharnaste Yserman,
die we vandaag afbeelden
in onze reeks gevelstenen
in Leeuwarden zou eigen
lijk op een opvallender en
meer bij z'n heldhaftige
figuur passende plaats
moeten staan: hij heeft
zich een honderd jaar ge
leden al bescheiden terug
getrokken in een steegje
naast de apotheek van
Tromp Visser aan de
Voorstreek, waar we hem
nu nog kunnen bewonde
ren.
In dit huis van Tromp
Visser heeft vele jaren
een metaalbewerkers ge
slacht gewoond: de fami
lie Siderius en dit Siderins
is de Latijnse naam voor
Iserman Ifzerverkoper
dus. De stamvader, Nol
dus Mathijs Iserman,
kwam tussen 1525 en 1550
uit het Duitse Remagen
naar Leeuwarden. In de
zeventiende en achttien
de eeuw bekleedden ver
schillende telgen uit het
geslacht Iserman, die zich
toen al Siderius noemden,
vooraanstaande magi
straatfuncties. De forse
gevelsteen is waarschijn
lijk in het begin van de
zeventiende eeuw in de
voorgevel gekomen en la
ter, bij een verbouwing
van het pand, naar de zij
gevel verhuisd: in de
voorgevel was er toen
geen ruimte meer voor.
Nu is de apotheek Tromp
Visser al lang gevestigd
in dit huis en deze apo
theek heeft precies dezelf
de Iserman op een van
haar ramen staan.
spontaan en opgewekt lied van
de zangbrigade. Et waar een op
timistisch lied, waarin de woor
den „redding" en „verlossing"
voorkwamen.
Suver toeval vansels. Eerst dacht
ik nog an een soort vervolgpre-
diking, op 't spannendste mo
ment afbreke en dus de nieuws
gierigheid te prikkelen voor de
volgende week. Maar toen ik
sag dat onze jonge milicien of
landstormer met sien sakdoek
sien beswit voorhoofd afwiste,
en de binnenrand van sien uni
formpet sag afwrieven, kwam ik
al gauw terug op mien foute
konklusie. Was ut niet Multa-
tuli, die erges seit „ook het po
gen is schoon"
Na het lied werd de halve cir
kel verbroken, de petten en ha-
lelujahoeden liepen doorelkaar;
kennelik was dat ut einde van
de bijeenkomst. Trouwens, 't
wudde al zwaar skiemerig, ut
begon te regenen, 't Was oek
een allerongeskiktst moment
om nije recruten an te werven
of toetreding van proselieten te
verlangen.
Maar toch von ik ut jammer
disse afbroken rede; want, eer
lik, ik was derbij ge-interes-
seerd. Ik gong sundags oek graag
naar ut voetballen en ik had su
graag wete willen wat de aard
was van mien geestelike ge
stoordheid. Dat ik een lichte
afwieking had must hast wel,
want toen ik laast sun ultra
modern skilderij bekeek, be
greep ik dat ding al een bitsje
en begon ut selfs mooi te vie-
nen.
Oppe goeie weg
Jan fabriek was dus, wat mij
betreft, wel op 'e goeie weg. Su
piekerend gong ik nog even
deur Hoekster Achterom en
Amelandsstraat, naar huus. En
ik docht an de geliekenis van
de Zaaier. Een zaaier gong uut
om te zaaien. Veul graankorrels
vielen op steenachtige bodem;
veul graankorrels wudden ver
trapt. Maar een enkel zaadsje
vond goeie voedingsbodem en
in dit geval was het, het graan-
korrelsje van Jan, dat bij mij
begon te ontkiemen.
Ja, vandaag of morren mut ik
toch maar es even anlope bij
dr. Weersma, de senuwspecia-
list.
K.
Iedere nieuwe lente hetzelfde beeld, jaar in, jaar uit: de bootjes worden weer klaar gemaakt voor
het nieuwe seizoen. Dit is een plaat van het oude Schilkampen
GRAFMONUMENTEN
SCHOORSTEENMANTELS
DE FRiUCHC SWIRHOWWHÜ
SINDS 1930
TELEFOON 30180 - 29878 - 27866 - 28286