'T KLEINE KRANTSJE DE DOODSLAG, DE VORIGE MAAND IN LONDEN OP DRIE POLITIERE- CHERCHEURS, DIE EEN AUTO MET ENKELE VERDACHTE FIGUREN WILDEN AANHOUDEN, HEEFT IN ENGELAND HEEL WAT ONTSTELTE NIS TEWEEGGEBRACHT. WAS HET WEL VAKER VOORGEKOMEN, DAT EEN ENGELSE BOBBIE Z'N LEVEN VERLOOR IN DE STRIJD TEGEN DE MISDADIGERS, NOG NOOIT IN DE BRITSE CRIMINELE GESCHIEDENIS HAD EEN TREFFEN MET DE ONDERWERELD ZO'N HOGE TOL GE-EIST. DE DRIE DODEN VAN LONDEN HEBBEN AL STEMMEN DOEN OPGAAN DE DOODSTRAF WEER INGEVOERD TE KRIJGEN: EEN NIET GERING DEEL VAN HET ENGELSE VOLK VOELT HET ALS EEN AANTASTING VAN ZIJN RECHTSGEVOEL, WANNEER DE DADERS SLECHTS MET EEN TIJDELIJKE OPSLUITING ZOUDEN WORDEN GESTRAFT. OOK IN ONS LAND HEEFT HET VOLK (BUITEN OORLOGSTIJD) EENMAAL GE SCHREEUWD OM HET WEDERINVOEREN VAN DE IN 1870 AFGESCHAF TE DOODSTRAF EN OOK TOEN WAS HET EEN GRUWELIJK DRAMA, WAARBIJ POLITIEMANNEN ALS SLACHTOFFERS VIELEN, DAT ALOM WRAAKGEVOELENS WAKKER RIEP. DIE TRAGEDIE LIGT BIJ VELEN NOG GOED IN DE HERINNERING, ZEKER IN HET NOORDEN VAN ONS LAND, OMDAT HET DRAMA ZICH VOLTROK IN HET FRIES-GRONINGSE GRENSGEBIED. DE DADER KWAM DAN OOK VIA DE RECHTBANK IN GRONINGEN EN HET GERECHTSHOF IN LEEUWARDEN IN DE BIJZON DERE STRAFGEVANGENIS IN ONZE STAD TERECHT OM ALS EEN ZE KER ONGEWENSTE „STADGENOOT" ELF JAREN TE VERTOEVEN ACH TER DE GRAUWE MUREN VAN DIT SOMBERE GEBOUW AAN HET BLOKHUISPLEIN. IN DIT VERHAAL NU NEMEN WIJ DE LEZERS VAN 'T KLEINE KRANTSJE IN GEDACHTEN MEE TERUG NAAR DE ACHTTIEN DE JANUARI VAN 1929, DE NOODLOTTIGE DAG VAN Bi je Wijkstra. een naam, die eens over miljoenen lippen ging, een naam, die sommige oude ren nu nog doet huiveren. Wie was hij, wat deed hij, hoe kwam hij tot het plegen van het meest geruchtmakende misdrijf in de laatste honderd jaar Eije Wijkstra zag op 4 juli 1895 in Grootegast 't levenslicht. Als de jongste in een gezin met vijf kinderen werd Lutje Eije, zoals men hem altijd bleef noemen, danig verwend. Overigens was armoede troef in huize Wijkstra: als los arbeider kon de oude Wijkstra amper de kost verdie nen. Onenigheden tussen de (hervormde) vader en de (gere formeerde) moeder waren aan de orde van de dag; niet zelden werden de argumenten door handtastelijkheden kracht bijge zet. Op school was Eije een middel matige leerling; toen hij twaalf was zei hij de school vaarwel om zelf wat te verdienen als metselaarsleerling; ook mocht hij nu wel met vader het veld in om te jagen - Senior was een voortreffelijk schutter, Junior Dit is vrouw Wolles, die haai zes kinderen in de steek liet om b i Eije Wijkstra te kunnen wonen. In werkelijkheid heette ze anders, maar ach, wat doet die naam er nu nog toe 1 wilde niet z'n mindere zijn. Zeventien jaar oud zag Eije voor de eerste maal een herberg aan de binnenkant; met veel oudere mannen proefde hij er z'n eer ste alcohol, hij begon te drin ken, hij werd snel een drinker. Daarbij rookte hij veel: bij de markante kop met de scheve pet en de knalrode halsdoek hoorde een stoere pijp. Thuis verslond hij het ene na het andere boek over spiritisme, over suggestie, over hynose - Eije Wijkstra begon te geloven aan het bestaan van spoken; hij zag ze over het land lopen, hij voelde, hoe ze 's nachts z'n bed optilden. Toen hij twintig was vervolg den de waanvoorstellingen hem zozeer, dat hij zich in Gronin gen onder behandeling moest stellen van een zenuwarts - na ruim een half jaar kon hij, ogen schijnlijk genezen, weer verder zwerven, want dat was nu z'n lust en z'n leven - op stap gaan met de trekharmonika en in de herbergen spelen voor de dans- lustige jeugd. Bravourstukjes Als voeger of als timmermans knecht deed Eije zo nu en dan nog wel eens verdienstelijk werk, tot hij, zoals vaker ge beurde, het gereedschap plotse ling aan de kant smeet, weer aan het zwerven sloeg of zich ging uitleven in z'n bekende bravourstukjes: als een kat een dak opklauteren om op z'n han den op de schoorsteen te gaan staan of in een mum van tijd in de pijp opklimmen van de zuivelfabriek van Doezum. Buurlui hoorden hem wel eens verstandig redeneren, maar ook kon hij dan eensklaps een an der onderwerp kiezen om ver der nietszeggende en onbegrij pelijke verhalen af te steken. Eens onderbrak hij een gesprek met een buurman met de op merking: „Eigenlijk moest ik iemand met jouw beginselen, zoals je daar achter de kachel zit, doodschieten. Ik zou er geen berouw van hebben; integen deel, het zou me plezier doen, maar ik zal het niet doen, om dat ik je te goed ken". Bekend ook was zijn ingewor telde haat tegen het gezag, tegen de politie. ,,Als ik eerst maar eens een stuk of wat van die kerels kan doodschieten, dan zal ik gerust sterven" moet hij eens hebben gezegd. Voor z'n omgeving was Eije Wijkstra zo een mysterieuze fi guur, een vrijbuiter, een zwer ver, een stroper, een man, die iedereen ontzag inboezemde en waar iedereen bang voor was, hoewel hij toch zelden of nooit met de politie in aanraking kwam. Voortdurend rondwarende ge ruchten - die later maar al te waar bleken te zijn - vertelden, dat hij tot alles in staat moest zijn en dat hij z'n huis vol wa pens had. Trouwens - verschei dene mensen hadden zelf wel eens gezien, hoe hij omhoogge- worpen aardappels feilloos met een revolverschot doorboorde en het moet zelfs eens zijn ge beurd, dat hij als een moderne Wilhelm Tell met een geweer een lucifersdoosje van het hoofd van een jongetje afschoot. Een ontmoeting In het voorjaar van '28 heeft hij mijdt nu het huis van vrouw Wollesde mensen praten zo veel en denken er alles bij. Maar op weg naar een ander dorp passeert Eije Wijkstra een poosje later het huisje van de familie Wolles en wanneer de vrouw hem nadrukkelijk wenkt om te komen theedrinken, stapt Eije van de fiets en gaat naar binnen. „Waarom kom je nooit meer, nu mijn man weg is vraagt vrouw Wolles. „Och", zegt Eije, ik vind, het geeft geen pas, dat ik bij jou op bezoek kom, nu je man in de bak zit". De vrouw lacht en laat duide lijk merken het niet zo erg te vinden, dat haar man tijdelijk afwezig is. De gevolgen laten zich raden: wanneer Eije op een gezellige avond aanstalten maakt naar huis te gaan gaat vrouw Wolles vlak voor hem staan, slaat hem de handen om de hals en smeekt hem voor die nacht te blijven: „Ik ben zo alleen, ik voel me zo verlaten. Na deze eerste nacht heeft vrouw Wolles Eije Wijkstra vol komen in de macht - veertien dagen en nachten blijft Eije bij haar; dan keert de man naar z'n huisje en zijn oude moeder te rug: er volgt een scheldpartij, zodra het oude mens hoort, dat hij al die tijd bij een getrouwde Eije Wijkstra. de moordenaar van Grootegast: pet scheef op de markante kop, rode doek om de hals, pijp in de mond - een mys terieuze kerel vonden de buurtbewoners. Eije Wijkstra een ontmoeting met een zekere Wolles uit het naburige Kolhom, terwijl hij met een buks langs de slootkant op snoeken jaagt. „Je moet eens bij me langs komen", zegt Wol les, „ik heb een grammofoon gekocht. Neem je harmonica mee, dan kunnen we een mooi stukje muziek maken". Gezellige boel Een paar weken later geeft Eije Wijkstra gevolg aan de uitnodi ging en het wordt een gezellige boel bij de familie Wolles: de grammofoon brengt lekkere mopjes, Eije speelt op de har monica, de vrouw van Wolles is uitgelaten, zingt het hoogste lied en kijkt Eije, achter de rug van haar man om, met lonken de blikken aan. Het bezoek wordt nog verschil lende malen herhaald, tot Eije hoort, dat Wolles bij het stelen van kippen in het holst van de nacht op heterdaad is betrapt en door de politie ingerekend is: vrouw en moeder van zes kin deren is geweest. Eije's moeder verlaat dan het huis,- vrouw Wolles laat haar kinderen (leef tijd een tot veertien jaar) in de steek en trekt bij Eije in. Een paar weken later is er een arrestatiebevel voor vrouw Wol les- voor het in de steek laten van haar kinderen moet ze worden ingerekend. Omdat ze wel op wat moeilijkheden re kent, stuurt de politie vier man op het huisje van Wijkstra af: op de vroege morgen van vrij dag 18 januari 1929, een bitter koude winterdag, wordt het woninkje omsingeld door M. van der Molen, chef gemeente veldwachter te Grootegast, A. Meijer, gemeenteveldwachter te Opeinde, H. H. Hoving, rijks veldwachter te Opeinde en J. Werkman, rijksveldwachter te Sebaldeburen. Voordeur gesloten Van der Molen, die de leiding heeft, vindt de voordeur met

Historisch Centrum Leeuwarden

’t Kleine Krantsje, 1964-1997 | 1966 | | pagina 6