Leeuwarder politie ook vroeger paraat
Volbeladen stoomboot in
vliegende storm vergaan
Ituwe*% uw voetcf» Geef ze SdnMMH VCU* Stc&nan Schoenen Tuinen 35
'T KLEINE KRANTSJE
De ramp met de Willem III
13
Wie deze prachtige foto van het vroegere Liwadder politiecorps goed bekijkt zal talloze bekende gezichten ontdekken. De plaat is gemaakt in een tijd,
toen veel stadgenoten de Leeuwarder pliesjes en russen nog kenden bij naam en bijnaam, voor zover deze laatste althans voorhanden was. De abonnee,
die zo vriendelijk was ons deze foto te verstrekken, de heer Pool, wist zich veel, maar niet alle namen van zijn vroegere collega's meer te herinneren.
Wij geven deze namen, zoals hij ze nog wist. Voorste rjj: Oost, Rijpstra, Nanninga, Hombrink, Wiepke Schaafsma, Boonstra, Foeke Schaafsma, Beekhui
zen; tweede rij: Dijkstra, Spiekhout, Albers, Beekman, Coehoorn, Dijkstra, F. Visser, Bonga, Stienstra, Dekker, Witvoet; derde rij: Tolman, Douwe de
Jong, Bloemsma, Anne Visser, Bertus Hoekstra, Kool, Pool, Hooisma, Dekker, achterste rij: Halma, Vis, Herrema, Van Wijngaarden, Gros,
Helbig, Porte, Huisman. Van de voorlaatste rij wist de heer Pool zich geen namen te herinneren. Wij menen op deze rij o.a. te herkennen de agenten
Faber, Veenstra en Verbeek. Geheel links zien we Commissaris Wesser met strohoed („hoedsjetip") en zware snor.
Meer dan tachtig jaar is het nu al geleden, maar nóg wordt in de dorpen rond de wijde
watervlakte van de Fluessen van ouder op kind het verhaal verteld van de ramp van de
Willem Hl, een volbeladen stoomboot, die in een vliegende storm op het meer ten onder
ging. Veertien mensen, mannen op leeftijd, jonge kerels, meisjes van even over de twintig,
een oude vrouw, verloren er het leven bij en nimmer maakte iets op de bevolking in «Ie
zuidwesthoek van Friesland zo'n diepe indruk als dit droeve ongeval.
De Willem III was een passa
giers- en vrachtboot, die een
dienst onderhield van Staveren
op Sneek. Toen ze op die ramp
dag van de dertigste januari
1877 's middags om twee uur uit
Sneek vertrok, waren er zoveel
mensen aan boord, dat lang niet
allen een plaats konden vinden
in de kajuiten.
De onfortuinlijken, die op het
dek moesten staan, trachtten
daar wat beschutting te vinden
tegen de harde wind en tegen
de striemende regen, die zo nu
en dan uit een donkere en drei
gende lucht naar beneden
kwam.
Gelukkig kwam er wat meer
ruimte in de kajuiten beneden,
toen verschillende passagiers
hun plaats van bestemming be
reikten en de boot verlieten, de
eersten in Ijlst, de laatsten in
Heeg. Alleen wat vee, twee var
kens en een koe, bleven nu, in
weer en wind, op het bovendek
achter. En toen de Willem III
de Nauwe Vliet achter zich liet
en het brede en onstuimige
Heegermeer opvoer, waren er
nog 43 mensen aan boord, 39
mannen en 4 vrouwen.
Intussen was de wind tot storm
kracht aangewakkerd en hevige
regen- en hagelbuien wisselden
elkaar nu af. Met woest geweld
sloeg de storm de hoogopspat-
tende golven van het meer te
gen het beurtschip tot schuim
en het duurde niet lang, of een
zekere ongerustheid maakte zich
meester van de passagiers.
Maar de leden van de beman
ning, volkomen thuis op deze
enorme watervlakte, gaven geen
enkel teken van enige bezorgd
heid en langzaam maar zeker
ploegde de slingerende stoom
boot zich voort door het wilde
water. Wel bleek het door de
nog steeds aanwakkerende wind
onmogelijk te zijn om de vaste
pleisterplaats Nijega aan te doen
zodat de passagiers voor dit
dorp tot de Galamadammen
zouden moeten blijven zitten.
Nog ver voor de Willem III
evenwel in het zicht van deze
veilige haven kwam, werden de
opvarenden opgeschrikt door het
alarmerende bericht, dat de
storm een lichtraam aan stuur
boordskant had ingedrukt.
In allerijl schoten een aantal
mannen toe om met vloerkle
den en kussens het naar binnen
gutsende water te keren, terwijl
tegelijkertijd de pompen aan
het werk werden gezet.
Paniek.
Reeds dacht de bemanning het
gevaar te kunnen afwenden,
toen ook aan bakboordszijde
verschillende kajuitraampjes on
der het geweld van de storm
sneuvelden. Dodelijk verschrikt
vluchtten de passagiers in pa
niek naar boven, waar de woe
dende storm ze allen naar de
luwzijde dreef.
De ranke en topzwaar geworden
boot begon daardoor te kantelen
en onder het verschrikkelijke
gejammer van de opvarenden
verdween het schip op het Fei-
tezand voor een groot deel on
der de golven. Verscheidene
passagiers klommen op de
stoomketel, anderen klemden
zich vast aan het rad van het
roer of aan een stuk van de
railing.
En terwijl onophoudelijk de
stoomfluit loeide en de scheeps-
bel werd geluid, schreeuwden
de schipbreukelingen uit alle
macht om redding. Maar noch
in het kleine Oostend, noch op
dc Galamadammen werden de
angst- en noodkreten gehoord
en niemand bleek iets van de
ramp te merken. Alleen in Ou-
dega dacht men, dat er met het
beurtschip wel eens wat aan de
hand kon zijn. Er stak daarom
een bootje van wal, maar toen
het ondoenlijk bleek met dit
notedopje de Fluessen op te
gaan, legde men zich maar bij
de gedachte neer, dat er vanuit
Koudum wel hulp zou komen.
Onopgemerkt
Ook daar evenwel bleef het on
geluk onopgemerkt en zo gin
gen de schipbreukelingen een
nacht vol ontzettingen tege
moet. Drijfnat door de hoogop
slaande golven en door de sner
pende sneeuw- en hagelbuien,
wachtten ze met nog een flau
we hoop in het hart op redding
van de vaste wal.
Maar het werd tien uur, twaalf
uur, twee uur, vier uur en bij
velen vervloog alle hoop, toen
zich bij 't ochtendgloren nog
steeds geen redders hadden la
ten zien.
Slachtoffers
Intussen waren de eerste slacht
offers al gevallen: een moeder
en haar dochter zakten, bevan
gen door de koude, weg in het
inktzwarte water, spoedig ge
volgd door de beide andere
vrouwelijke passagiers, meisjes
van even in de twintig.
En toen eindelijk het licht van
de nieuwe dag doorbrak, zagen
de schipbreukelingen, die zich
elders aan het wrak hadden
vastgeklampt, tot hun ontzetting
op de voorplecht alles door el
kaar drijven: dozen en kisten en
vaten en tonnen en. de
slachtoffers, die zich niet langer
op de been hadden kunnen hou
den en de lijken van het vee,
een dood varken, een dode koe.
Pas tegen acht uur maakte een
schip met redders zich los van
de wal en toen was voor de
overlevenden het leed spoedig
geleden: na een worsteling van
wel zestien uren met de ele
menten kregen ze weer vaste
grond onder de voet. Maar
toen stonden er niet minder
dan veertien namen op de lijst
van de vermisten; behalve de
vier vrouwen waren nog tien
mannen, allen passagiers, op de
plaats van het ongeluk gebleven.
Het nieuws van de ramp maak
te op de bewoners van de om
geving een verpletterende indruk
en honderden belangstellenden
bewezen de slachtoffers de laat
ste eer, toen vier dagen later in
Koudum en Staveren, in Lang
weer en Lutkewierum, in Warns
en in Nijega gelijktijdig de
doodsklokken luidden.