T 1 Hier lachten opa en oma om R 1 1ENAULT OSIER Veel lezers zullen weI denken Minder kieviten door 't eierzoeken? 'T KLEINE KRANTSJE 4 Lezers klommen in de pen HEREN- EN JONGENSKLEDING Jan Ferwerda Door de foto in het Kleine Krantsje no. 94, waarop Jan Fer werda voorkomt, schoot mij een gebeurtenis te binnen, die ik graag even vertellen wil. Het was in de winter van I9r9 op 1920 dat Ferwerda en ik waren ingedeeld bij de bewakingstroe pen van het vluchtelingenkamp te Harderwijk. Ferwerda was reeds jaren vrijwillig sergeant, doch ik slechts drie maanden. Ferwerda had de functie van menagemeester voor de troep, ondergetekende was tweede com mandant van de 6e sectie. Nu was het voorschrift dat de sec tiecommandant elke dag de sterkte van zijn sectie in de keu ken moest opgeven door een z.g. keukenbriefje in te vullen. De kok nam deze getallen over op het keukenbord. Nu wilde het dat mijn sectie commandant op wacht moest, waardoor ik belast werd met de leiding van de sectie en dus ook het bewuste keukenbriefje in vulde. Dagelijks kwamen officieren en het kader bijeen bij de kamp commandant (Pietje v. d. Briel) om orders in ontvangst te ne men, terwijl tezelfdertijd de in gediende rapporten over tekort komingen werden afgehandeld en straffen uitgedeeld, welk laat ste aan de orde van de dag wa ren. Bij deze samenkomst kreeg ik van de kampcommandant te horen dat er een rapport over mij was ingekomen van de lt. Reeser, waarin stond vermeld m i Mm SPANJAAftMLAAM Hl-LMUWAKWN -TBJtf. «000-2000 dat ik de sterkte van mijn sec tie ui de keuken niet juist had opgegeven. Ik schudde mijn hoofd, waarop de commandant vroeg: „staat lt. Reeser dan te liegen." Ik ant woordde dat ik dat niet wilde beweren, doch vroeg lt. Reeser een vraag te mogen stellen. Na toestemming vroeg ik hem of hij zijn gegevens van het keuken briefje of van het keukenbord „Minder kieviten in Friesland door het eierzoeken? Ach geen sprake van!" Dat is de mening van Frieslands top-omitholoog G. Bosch, beter bekend als „Vogeltsje Bosch" een erenaam. „Wat voor an dere provincies misschien verstandig is, is hier niet nodig. De mensen hebben er geen idee van hoe belangrijk het is wat hier aan nazorg wordt gedaan. Als er hier een boer is, die het zoeken op z'n land verbiedt om daarna niks aan de nazorg te doen, dan gaat de kievitenstand op zo'n land achteruit. Zijn werk op het land gaat door en dan worden de nesten vernield. Maar met een goede nazorg, zoals die in Friesland bestaat is er beslist niets aan de hand. En wat de andere provincies betreft: man, er zijn daar boeren, die niet eens weten, dat er kieviten broeden op hun land. Laatst was er nog een in Gelderland, die dacht dat de kieviten in de bomen broeden!" En wat te zeggen van de kievitensterfte tijdens de laatste Siberische kou? „Ook daar zullen we niets van merken straks. Er zijn inderdaad honderden doodgegaan, maar daar zaten veel „noordelijke" kieviten bij. Van veel invloed op de kievitenstand in Friesland is die sterfte beslist niet geweest." Aldus „Vogeltsje Bosch", die nu niet-zo jong meer is, maar die nog steeds met een onverflauwde belangstelling het vogelleven gadeslaat. had genomen. Hij antwoordde: „Van het bord." Ik attendeerde de sterkte te hebben ingevuld op het briefje, waarop menagemees ter Ferwerda onmiddellijk werd opgedragen het bewuste briefje uit de keuken te halen. Even later kwam Ferwerda, zoals ook van hem verwacht was, terug met de mededeling dat het brief je niet meer aanwezig was. Het bewijs van al of niet gemaakte fout kon dus niet worden gele verd, zodat ook geen straf kon worden opgelegd. Ferwerda was een goede collega! 's Hertogenbosch D. Kiestra Bierhuisfoto Wie zijn de anderen? vroeg u in het onderschrift bij de foto van de ploeg bierdrinkers in 't Oran je Bierhuis in een vorig nummer van 't Kleine Krantsje. Wel, op de hoek naast Eduard Lampe staat Martin, gehuwd met mej. Suren. De twee knapen naast Brinkmann ken ik niet. Zittend naast biervat: lange Otho, wiens ouders winkel hadden in 't Naauw, tussen Wigersma, „de „albehoeder" en Dumoreé, kap per. De Hotho's leverden de kantmuts als jonge dochters hun oorijzers bij mijn vader hadden gekocht, 70 years ago. Amsterdam K. BAKKERS 13 Het Panwerk Ik schrijf dit briefje naar aan leiding van de twee in 't Kleine Krantsje afgedrukte foto's van het Panwerk met de heer en me vrouw Bergsma en van us heit Ytzen MeÜema en mijn broer Dirk. Ilc heb de heer en me vrouw Bergsma heel goed ge kend. Die foto moet ongeveer 65 jaar geleden genomen zijn. Ik heb nog steeds 't Krantsje van februari 1967, waar zoveel foto's in stonden van het oude Pan werk. Wij hebben daar onze jeugd doorgebracht en stelden dat verhaal natuurlijk op hoge prijs. St. Petersburg, Florida TRIJNTJE BUL-MELLEMA 13 Leidekker Een kennis van mij stuurde mij drie Kleine Rrantsjes omdat hij dacht, dat mijn broer, Jan de Boer, geboren 1908 in Leeuwar den, op een foto in een van die Rrantsjes stond 't ging om het zoekplaatje. Hij was het even wel niet, maar ik weet nog heel goed, dat hij in 1917, kan ook 1928 zijn geweest, in de Leeu warder Courant heeft gestaan. Het weerhaantje moest opge knapt worden. Dat kon alleen gebeuren in een werkplaats. Het haantje moest dus van de toren verwijderd worden, maar nie mand van de leidekkers durfde dit aan. Mijn broer Jan, toen vol bravour en nog jong, plm. 19, heeft het aangenomen. Hij zat op de dwarsbalk van het kruis, tilde met zijn handen de weer haan van de koperen pen en liet de haan aan een touw zakken tot de bovenste trans en vandaar op het kerkplein. Amsterdam L. DE BOER ■3 Tjitte nooit een kop Van kennissen hoorde ik, dat het Kleine Krantsje geschreven heeft over „Tjitte nooit een kop" hoewel ik al van het begin af abonnee ben, is me dit verhaal tje helaas ontgaan. Helaas zeg ik, omdat ik vermoed welk Leeu warder type met Tjitte nooit een kop werd bedoeld. Kimt u mij zeggen in welk Krantsje het heeft gestaan? Arnhem PEETERS Over „Tjitte nooit een kop" schreven we inderdaad: in een speciaal nummer voor de PC kaatswedstrijd in Frane- ker. Maar Tjitte nooit een kop was geen Leeuwarder, maar een Franeker type. Hij was visser en vishandelaar en antwoordde, wanneer men hem vroeg of hij al wat ge vangen had, onveranderlijk: „Nooit een kop". „Al wat vongen, TjitteNooit een kop!" LEER OM LEER Student Doornenburg had sinds eenigen tijd pijn over zijn geheelen lichaam en voelde zich dagelijks zieker wor den, maar ongelukkig had hij geen geld om 'n dokters visite te betalen. Eindelijk slaagde hij er in, van iemand een tientje te leenen en begaf zich naar een specialiteit. Deze onderzocht hem zoo eens heel oppervlakkig, hield hem toen een fleschje met een zogenaamde geneeskrach tige stof onder den neus en sprak: „U is genezen". Op de vraag van den student, hoeveel hij den professor schuldig was, antwoordde deze: „Tien gulden". Terstond haalde Doomenburg het geleende tiengulden stuk voor den dag, hield het den dokter onder den neus en trok het toen dadelijk weer terug. „Ziezoo, sprak hij, „u is betaald En het volgende oogenblik had onze stu dent Zijn Hooggeleerde's woning verlaten. ONGELEGEN Dame (tot een reiziger, die van zijn reizen verhaalt)Hebt u in de woestijn nooit een leeuw ontmoet Reiziger: Eén keer,- maar ik zat juist te teekenen en had toen geen tijd, om mij met hem te bemoeien! LANGS EEN OMWEG A: Rookt ge B: Ja, ik ben een dol liefhebber. A: O, dan hebt ge zeker sigaren bij u AL TE GEVAARLIJK Echtgenoot van een zieke vrouw (tot vriendin, die een mooien, nieuwen hoed op heeft)Neen, heusch nietIk mag je zoo niet toelaten.De dokter heeft aan de zieke alle emoties streng verboden. LANDELIJKE LOGICA Dame (op het land): U zei, vrouw Moesveld, dat het drinkwater hier heel goed was, en in het eerste glas vind ik al allerlei diertjes. Boerin: Nou mevrouw, in slecht water zouden ze toch helemaal niet kunnen tieren. GALANT Een jonge dame beklaagt zich in den fotowinkel, dat al haar platen mislukken, ofschoon ze een volkomen don kere kamer heeft. Winkelier: Maar uw stralende oogen, dame Hé, eindelijk weer eens een Klein Krantsje, zullen veel lezers denken en terecht: dit nummer 95 is nog al wat later dan het had behoren te zijn. Gelukkig maar dat 't Kleine Krantsje niet de functie van een nieuwsblad heeft: de nieuwswaarde van de leesstof vermindert niet wanneer de krant later verschijnt, omdat die nieuwswaarde er eigenlijk niet is het is gewoonlijk immers al „oud nieuws" en soms zelfs „stokoud nieuws" wat 't Kleine Krantsje brengt: herinneringen aan de goeie ouwe tijd van toen. Dat neemt niet weg, dat wij het zeer betreuren, dat de abonnee's dit nummer niet ontvingen op een tijd stip, waarop ze het wellicht hadden verwacht buitengewone omstandigheden maakten het de re dactie onmogelijk dit nummer eerder in elkaar te zetten, dan nu is gebeurd. Graag willen wij onze abonnee's en vele trouwe lezers hiervoor onze ver ontschuldigingen aanbieden: met de zonnige zomer in zicht hoopt 't Kleine Krantsje als vanouds weer regelmatig een graag geziene gast in uw huiskamer te zijn.

Historisch Centrum Leeuwarden

’t Kleine Krantsje, 1964-1997 | 1969 | | pagina 4