Het 4e van De Klomp voor altijd vastgelegd Waar in Leeuwarden zit deze gevelsteen? 7 'T KLEINE KRANTSJE Zoekplaatje van 't Kleine Krantsje kend gebeuren voor hem, want hij had nog nimmer schepen of bootjes gezien. Daarvoor was dan ook zijn heuvelachtig ge boorteland niet de meest aan gewezen landstreek. Dan is er nog een bijzonderheid. Eerste trein De heer Schone herinnert zich nog, dat hij te Heerenveen aan kwam met den eersten trein, die op dit Noordelijke traject voor het publiek reed, en dat voor deze feestelijke gelegenheid de locomotief en de trein met groen en bloemen waren versierd. Hij viel dan ook te Heerenveen al direct „met den neus in de bo ter", want er werd naar aan leiding van de opening van de spoorlijn feest gevierd. Duidelijk staat hem nog voor den geest, dat op dien allereersten avond van zijn aankomst een groot vuurwerk werd afgestoken op het Breedpad voor het aldaar staande groote huis, dat destijds bewoond werd door de familie Tuimelaar. Ook dat vuurwerk maakte een geweldigen indruk op den eenvoudigen jongen, die in de bergen zoo iets nooit ge zien had. Maar hij was niet naar Friesland gekomen om hier uitsluitend feest te vieren, 't Was werken en aanpakken voor hem. Zijn vader had wel al een dertig ja ren connecties in deze provincie. Ook een paar ooms waren naar hier getrokken, evenals een ou dere broer. Voor en na zijn allen weer naar Duitschland terugge gaan. „Ik alleen ben hier geble ven," zei de heer Schone ons. „Mijn vader heeft destijds mede de firma Padberg opgericht, wel ke een tijdlang de grootste firma op dit gebied in Friesland was. Zij werkte met een 15- a 17-tal reizigers. Zij had haar clientele over alle vier Noordelijke pro vincies." Ook de heeer F. Schone Fz. is lid van deze firma geweest, maar is er tenslotte uitgetreden, om dat hij zich niet men den gang van zaken kon vereenigen. Aan deze uittreding is heel veel on aangenaams verbonden, dat niet voor publicatie geschikt is. Door aanpakken, een goed inzicht in zaken en voorzichtig beleid heeft de heer S. de kwestie tot een goed einde weten te brengen, waarna hij geheel voor eigen re kening een zaak begon. Geen fietsen Al op zeer jeugdigen leeftijd ook is hij gaan reizen. En gemakke lijk was het reizen in die dagen niet. Van fietsen was nog geen sprake, van 'n tram in die eerste jaren ook niet. Meest ging het te voet. Dat de reiziger op deze wijze geen groote afstanden per dag kon afleggen, spreekt van zelf en evenzoo, dat hij herhaal delijk in de dorpsherbergen moest logeeren. Gewoonlijk wer den dan in zulk een herberg een paar kamers afgehuurd voor den tijd, dat de reiziger de omgeving „bewerkte". De eene kamer diende voor slaapvertrek en eet kamer, in de andere werden de waren, die te koop werden aan geboden, tijdelijk uitgestald. De heer S. heeft tal van reizigers gekend, die op deze wijze htm handel dreven. In de dorpsher bergen logeerden de manufac- turen-kooplieden, maar ook de Duitsche marskramers, die wel Nappekooplui genoemd werden. In de door hen gehuurde kamer van de herberg étaleerden ze dan hun verschillende artikelen. De ze nappenkooplui droegen hun waren mee in een kast op den rug, soms tot een gewicht van 90 tot 120 pond. Deze kooplui waren volstrekt niet altijd minvermogend. Som migen hadden heel wat eigen dom en kapitaal. Toch waren ze over het algemeen sober in hun levenswijze, al was er wel eens een enkele uitzondering onder We schrijven november 1928 en we zijn op Schenkenschans. Het vierde van Leeuwarden wint daar met de mooie cijfers 4—0 van F.V.C. 3 en dat is een prestatie, waarvoor de fotograaf in actie komt. Zo komt het zegevierende elftal op de kiek: we zien bekende gezichten van spelers, die later een plaats in het eerste elftal van Leeuwarden zouden verwer ven. Wie zoal deel uitmaakten van dit roemrichte vierde van rood wit? Vooruit, voor de vuist weg: L. Petrus, H. de Haan, K. Schaafsma, T. Wijtsma, Joh. de Graaf, Hette van Gelderen, T. Smit, H. van der Burg, P. Schaafsma, S. Flisijn en S. van Dijk. hen, die soms uit den band sprong. Eigen potje Ze kookten meest zelf hun potje en leefden zuinig, doch ook na men ze wel eens een huishoud ster, die soms jaren lang htm trouwe hulp was. Zoo heeft de fa. Padberg-Schöne zelf indertijd een meisje van 17 jaar als huis houdster in dienst genomen, dat haar gansche verder leven de familie tot hulp is geweest en als 74-jarige vrouw, toen zij nog aan de familie was verbonden, is gestorven. Tal van reizigerstypen uit dien eersten tijd zijn den heer S. in zijn herinneringen bijgebleven. Dorus herkreeg zijn vrijheid. Van denzelfden Dorus, die een ruwe klant was, wist de heer S. nog een staaltje. Op zekeren morgen zat hij met nog enkele collega's in de diligence, die ge regeld van Drachten op Heeren veen reed. Zij zongen hun hoog ste lied, wat een medereiziger, een deftig heer, niet aangenaam scheen te stemmen. Deze hield zich overigens geheel afzijdig en bemoeide zich in 't geheel niet met het luidruchtig gezelschap. Dit scheen op Dorus prikkelend te werken en hij wendde zich ten slotte tot den onbekenden reiziger met de vriendelijke vraag: „Wat bistou foor een koopman?" De onbekende gaf eerst geen antwoord, maar Dorus hield niet op en tenslotte wist hij er uit te krijgen, dat hij geen koopman was. Zoo, bistou geen koopman, zei Dorus. Maar wat dan? Ik ben notaris van Zoo, zoo, dus ben je daarom zoo afkeerig van ons. Maar dat be hoef je anders niet te wezen hoor, zei Dorus, die daarop den medereizenden verschillende voorbeelden opdischte van nota rissen, die hun nobel ambt nu juist niet nobel hadden opgevat. De andere reizigers vonden de situatie wel ietwat pijnlijk, maar Dorus stoorde zich nergens aan. 't Kwam ook niet te pas, vond hij zeker, dat een reiziger geen notitie van hem nam. Zoo kan de heer S. tal van ge beurtenissen en voorvallen uit zijn reizigersleven vertellen. Ook weet hij nog een en ander mee te deelen van wat zijn vader heeft ondervonden. We zullen hier achtereenvolgens verschil lende van deze verhalen, waarin de heer S. sprekende wordt in gevoerd, weergeven en beginnen daarbij met zijn eerste levens jaren in Duitschland en vervol gens in ons land. Daarover een volgende keer. Brand Zoo weet hij nog te vertellen van zekeren Dorus, die lepels en vorken, messen, scheermessen en dergelijke benoodigdheden in zijn mars had. Eens was Dorus van Gorredijk, waar hij den nacht had doorgebracht, ver trokken, toen men hem kort daarop terugriep: zijn kamer, waar nog verschillende artikelen van hem waren achtergebleven, stond in brand. Wat was het ge val? Dorus, die een sterk rooker was, had vermoedelijk bij 't aan steken van zijn pijp den lucifer achteloos weggeworpen en was toen vertrokken. Zoo spoedig mogelijk werd het brandje gebluscht. Maar Dorus kwam er hiermee niet af. Men verdacht er hem van, dat hij op zettelijk den boel in brand had gestoken en hij moest te Hee renveen voor den rechter van instructie verschijnen. Daar werd hij verhoord en vroeg de rechter hem naar de reden van de brandstichting. „Wel," zei Dorus, „dat heb ik niet daan. Waarom zou ik 't daan hebben, ik was niet eens verzekerd en dan zou ik toch gek wezen met den boel in brand te steken." 't Bleek inderdaad zoo te zijn en Vandaag voor de lezers van 't Kleine Krantsje weer eens een zoekplaatje: waar in Leeuwarden zit deze gevel steen? Handige abonnee's, die zich herinneren, dat we in de loop van de laatste ja ren een groot aantal gevel stenen uit het oude Leeuwar den in de krant hebben afge beeld, zijn nu misschien ge neigd de oude nummers er op na te slaan, maar dat wordt dan een moeite voor niks, want deze steen heeft er nog niet in gestaan. Dus speuren, speuren, speuren, er zit niets anders op. Wie weet waar de steen zit mag het zeggen. Zijn er meer goede inzendingen dan beslist het lot voor de winnaar ligt er een boekenbon van vijf gulden klaar. Waar in Leeuwarden

Historisch Centrum Leeuwarden

’t Kleine Krantsje, 1964-1997 | 1969 | | pagina 7