Met 'l hondsje naar de kennel en nog betale oek... VOOR LEEUWARDEN EN DE WIJDE WERELD ER OMHEEN Redactie, administratie en advertentieafdeling Vredeman de Vriesstraat 1 a.d. Emmakade Telefoon 20302 Postgiro 98 10 62 Bankrelatie: Raiffeisenbank 'T KLEINE KEAHTSJE Een uitgave van Fenno Schoustra's Publiciteitskantoor Vredeman de Vriesstraat 1, Leeuwarden VIJFDE JAARGANG 21-5-1969 Abonnements prijs: f 3,75 per half jaar f 7,50 per jaar v. h. buitenland f 10,- per jaar LOSSE NUMMERS 40 CENT NUMMER 98 MOOIE MOLENS OP DE BOLWERKEN Ook dit was Leeuwarden, al herkent u het waarschijnlijk niet op het eerste oog: een tekening van een van de mooiste hoekjes van de stad in een ver verleden tijd. De molen, die hier zo hoog boven alles uittorende, heeft achter De Harmonie gestaan, toen deze schouwburg nog niet bestond. Het was de molen De Hoop op de zuidwesterdwinger, een restant van de bolwerken, die eens de stad omgaven. De molen De Hoop is in 1885 afgebroken en toen kon de gemeente beginnen met het afgraven van de Hoge Berg, zoals de volksmond de dwinger noemde, waarop de molen stond. Wat er toen aan schilderachtige romantiek verloren ging beseffen we bij het zien van deze plaat en de weinig romantische situatie van vandaag. Het vierkante ge bouw rechts op de tekening was een herberg bij het vroegere Verlaat; die moet dus hebben gestaan op de plaats van de (nu ook al weer verdwenen) oude Verlaatsbrug. De herberg is een geliefde uitspanning voor onze voorouders geweest ze stond aan de buitensingel, die zich om de hele stad heen slingerde. Een wandeling langs deze singel was een van de weinige vermaken in de oude tijd. Juffrouw de Vries was weduwe wudden. Nou ja, al bijna twee jaar leden. Toch ergens een zie lig geval. Krek vieftig jaar trouwd weest, nog een druk be zochte en plezier ge bruiloft had, en één dag later piepte de ex- bruidegom der nog vrij onver- wachs tussen uut. Nou mut, ter ere van juffrouw de Vries, seit wudde, toen ze wat over de eer ste klap hene was, dat ze de zaak verstandelijk en nuchter opvatte en zei: „ten slotte mut je het met de levenden houe, niewaarl" Ze schafte sich der halve een kanarie-pietsje an en een goudvis in een koem: om de open gevallen plaats toch enigszins an te vullen. Boven dien sei ze, 't is soa stil in hu us wu dden en och, nou hadden je toch nogges wat anspraak. Soa zei ze. Nou het ze onlangs een hondsje anschaft. 'n Dwerg-pinserke. Een mooi lief dierke. Lona hiette ze. Lona voor den Wartburg. Te- meensen, dat ston op een papier, dat ze der bij kreeg. En je kon- nen op dat papier oek leze, wie Lona's opa was van moeke's kant en wie hur opoe was van vaders kant. Der stonnen nog meer wetenswaardigheden op. Maar afijn, 't kwam hierop del, Lona was van adelijke bloede en van vreemde smetten vrij. Dien overeenkomstig kreeg ze dan oek een prinsheerlijk leventje. Flu welen kussensjes oppe stoel, lek kere hapjes, lekker drinke en lekker niksdoên. Mar, op een goeie dag wudde Lona ongedurig. Sprong vanne stoêl, oppe stoel, rende met een hoog rugje jankend deur de ka mer, 't was helemaal mis met hur. Juffrouw de Vries hoogst ongerust, vroeg raad an Kees, de melkboer. Die had verstand van hormen. Dat wist ze. Kees kwam de kamer binnen, observeerde Lona een paar mi nuten en begon fiensjes te la chen. „Nou, wat mankeert ze feitelijks1" vroeg juffrouw de Vries. „Nou, ik zal het je kort en goéd segge, Lona mankeert niks, maar Lona mankeert wel wat", was het wat duustere ant woord. „Wat Lona mankeert, dat is een vrindsje. Ze mut es met een soortgenoot wat speule, wat dartele, wat stoeie en gek doendaar sal ze wel bij vare" zei Kees en hij gaf nader commentaar. „Ajakkes, wat grie zelig" sei juffrouw de Vries, maar volgde na wat dralen toch het advies van Kees op, voor Lona es een bezoek brenge te laten an een hem zéér gunstig bekend staande kennel. Kees was graag bereid sien welwillende medewerking hiertoe te verle nen. In dier voege althans, hij sou Lona wel brenge en afhale. Toen Lona 's avonds, na hur bezoek aan de kennel weer turn kwam, waren vrouwtje en Lona dolbhj en gelukkig. Lona was bijkans niet op de arm te houen, likte en slikte 't vrouwtje en 't vrouwtje zei maat: „oh, mien kleine hondsje-ponne, mien klei ne doedelzak en meer van sulke benamingen. Kees, stond der wat meesmuilend bij. „Kom" seit ie, „ik mut weer naar huus. Maare ik hew evensjes 2 5 gulden voor u voorschoten, dat eh „Wattel" sei juf frouw de Vries „vijf en twintig gulden"1 Och lief meiske" zei ze teugen Lona, en streek hur over 't kopke. „Ik gun het je van harte hoor. Daar niet van. Maar dat jou daarvoor oek nog 25 op toe geve mutte Liwadder

Historisch Centrum Leeuwarden

’t Kleine Krantsje, 1964-1997 | 1969 | | pagina 12