„KAPITEIN KOOPMANS" 'T KLEINE KRANTSJE 3 Hoogslag Verzekert Alles HARLINGERSTRAATWEG 6 LEEUWARDEN BOOTJES ONDER DE LANGE PIJP Een foto van de Langepijp op de Nieuwestad, zoals we die nu niet meer kunnen maken. Een bootje, dat onder de piep doorvaart, wie heeft dat ooit nog eens gezien? Ach, wat een verschil met de jachtige tijd van nu: de grootste snelheid (een halve kilometer per uur) heeft dat schip, verder van de rest staat de wereld zowat stil. Het volk op straat gaat nieuwsgierig over de brugleuning hangen, de (langzame) voorbijganger houdt de pas maar even in. We kunnen het ons haast niet meer voorstellen, maar zo is het, nog niet eens zo heel lang geleden, toch geweest: geen geraas van motoren, geen autoverkeer, geen fietsers voor de benen, alleen zo nu en dan eens een voorbijrollende peerdewagen en een rattelende bakkerskar. Het kan na tuurlijk niet, maar stel je voor, dat we nog even voor een dag of voor een paar uur terug konden en de sfeer konden proeven van de jaren van voor de eerste wereldoorlog ,toen deze foto moet zijn gemaakt. Het zou een sensatie zijn en tochwe zouden gauw weer terugverlangen naar de tijd van nu, reken maar! GLORIEVOL BESTAAN ZANGVERENIGING SCHETS Van het kortstondig doch glorievol bestaan der vaderlands lievende zangvereeniging .Kapitein Koopmans", onder deszelfs voorzanger Monsieur Rougemaison-Mr. Redhouse. Het was in het voorjaar van 1892. Geheel Friesland en Leeu warden in het bijzonder verkeer de in opgewonden stemming, voor zoover hier van opgewon denheid sprake kan zijn. In elk geval: men spitste zich op het bezoek van Hare Majesteiten, de Koningin en Hare Moeder. Bij na niemand had de vorstinnen ooit mogen aanschouwen; de Koningin, zeide men, was zoo'n teer meiske. Jong nog, zou zij tot den troon worden geroepen; bij al het ontzag en den eerbied mengde zich een zeker gevoel van deernis, met deze telg van het oude stamhuis. Botsingen? Daarbij kwam de toen opkomen de sociaal-democratische partij; zou dat geen botsingen geven? Nevens de vreugdestemming heerschte er dus eenige onrust, slechts getemperd door de we tenschap, dat de overgroote meerderheid des volks met hart en ziel vóór het huis van Oranje was. Geen wonder, dat in het bier huis, welks naam aan dien van het doorluchtige vorstenhuis was ontleend, de aanstaande komst van de vorstelijke Moeder en Hare Dochter een onderwerp van het gesprek uitmaakte. Er werd uitgeplozen, wat er zoo al bij vorige bezoeken van Ko ning Willem II en Prins Hendrik was geschied: illuminatie, vuur werk, muziekuitvoeringen, volks spelen enz. enz. Het Oranje-bierhuis begon na te denken. Iedereen deed wat, elk naar zijn vermogen. Zou nu een gezelschap degelijke burgerhe den, met van „vaderlandslie vendheid" kloppende harten, niet wat vermogen uit te rich ten? Het moest natuurlijk wat buitengewoons zijn, zoo iets, waar je naderhand nog van kon spreken. En langzamerhand rijpte het plan, om voor deze gelegenheid een zangvereeniging op te rich ten, ten einde Hare Majesteiten op het perron een welkomstlied toe te zingen, een lied van houw en trouw uit Friesche kelen. Monsieur Rougemaison was er vlak voor. Geen wonder. Hij be zat toch, naar het bierhuis be weerde, een prachtige bas, ken de bovendien uit den tiendaag- schen veldtocht (dien hij nooit had mee gemaakt) vele schoone, kernachtige liederen en was vast in de maat. Dat waren, zei het bierhuis, hoofdvereischten om als voorzanger op te treden, en daaraan voldeed de „gardenier, thans provenier" in alle opzich ten. Hij kon zoo plotseling, midden in een druk gesprek, een liedje van den roemruchtigen oorlog uit 1830 ophalen; dan zag het gezelschap hem quasi-bewonde- rend aan, en het duurde niet lang of ieder zong uit volle borst mee. Ja, dat waren schoo ne dagen in 1830! Maar één ding stond vast: de leden van de nog op te richten zangvereeniging moesten een onderscheidings- teeken dragen. Wat zou het zijn, een lintje, een medaille? Neen, dat alles wat te gewoon. Al die gewone zangvereenigingen droe gen lintjes en insignes. Een uni form zou te duur komen en zoo geviel het, dat een schrandere kop op de gedachte kwam, om een uniformpet te dragen met oranje-biezen. Dat was een idéé en de voorzanger-in spé juichte het denkbeeld zeer toe. Wat zou het H.H. M.M. een genoegen doen, als ze daar op het perron twee a drie honderd zangers met dergelijke petten aanschouwden! Er werd onmiddellijk werk van gemaakt en besloten, dat de lei der het model zou passen. Dan kon iedereen beslissen of het hem aanstond of niet. Alzoo ge schiedde en op een mooien Zon dagmiddag werd het model be zorgd aan het bierhuis, waar de „vrienden" natuurlijk reeds in groote getale vergaderd waren. „Compliment van meneer W. en hier was de pet". Nu, het moest gezeid, die pet paste den voorzanger uitmun tend, daarover waren allen het eens. Dat was nou eerst eens een pet, daar je mee voor den dag kon komen. Die zou in slaan! Hel model was ongeveer dat van de Russische infanterie, met oranje-biesjes en een flinke co- carde in de nationale kleuren; vóórop was een koperen jacht- hoorntje, om aan te duiden, dat de muziek door de leden werd beoefend. Zij stond den direc teur of voorzanger toch zoo i kranig, dat een ieder zei: je kunt' toch dadelijk zien, dat de kerej' vroeger militair is geweest. De pet staat hem als „gegoten". Beurt voor beurt Het spreekt van zelf, dat het geheele bierhuis de pet paste, beurt voor beurt. Dat moest je zoo nauw niet nemen. Mer' streefde als broeders immerA naar éénzelfde doel waarom dan niet samen één pet gepast! Op een mooien avond ver moedelijk van een even fraaien Zondag was, zooals gewoon lijk een talrijk gezelschap in het bierhuis bijeen. Het permanente comité, dat de zaak voorbe- f reidde, gaf na een hoogst ge wichtige beraadslaging in over weging, zoo aanstonds eens de „stemverdeeling" te probeeren. Algemeene bijval. Doch waar? (vervolg op pag. 6)

Historisch Centrum Leeuwarden

’t Kleine Krantsje, 1964-1997 | 1969 | | pagina 3