Hier lachten opa en oma om 'T KLEINE KRANTSJE 4 Lezers klommen in de pen Herinneringen aan Houtstraten Een goeie veertig jaar geleden woonde ik in de Lange Hout straat op 't streekje bij Friso en de familie Kalma. Ik was acht jaar en op school 8 in de Ee straat. Het hoofd was meester Venema, met lorgnetje op echt het type van een schoolmeester. Hij woonde deftig! op de Stienserdiek. Verder waren er nog meester De Bruin (Bleek- laan), meester Iedstra (amateur violist), juf Bosma (die woonde achter de Eebuurt met haar ouders) en juf Van der Veer, „onze" juf die woonde in Grouw. Nu hadden wij in Grouw fami lie en met het hardzeilen kwam ik daar wel eens met vader en moeke. Zondags vanaf de eerste Kanaalbrug met de stoomboot via Warga, Wartena en een rondvaart op het Pikmeer. Aan de kade bij Hotel Oostergo werd afgemeerd en dan kon het pu bliek passagieren. Pronkkamer Zo kwam ik op bezoek bij juf frouw thuis, ik weet niet of ze het op pries stelde, maar ze was erg vriendelijk. Ik mocht in de pronkkamer en kreeg lcoegeltje- bier en koekjes. Maar wat het meeste indruk maakte was de glazen tussendeur in de hal naar de gang. In dit glas was een met volle zeilen getooide boeier ge graveerd, man, dat was prachtig. Van huis naar school liepen we door het Kleine Vierkant, Span jaardsstraat en de Tuuntsjes, langs de muziektent, over de Kiepeloop en langs het Blauw- huus. Bij dit Blauwhuus kwam iedere week dikke Peereboom (volgens ons voor saken); hij had een heel klein autootsje en daar frommelde hij zich zelf dan in. Vaak lieten wij met een lu cifer een band van dat autoot sje leeg lope. Even die lucifer in 't ventiel en dan was't gauw beurd en wij op een afstand mar lache Verder naar school over 't Olde- galeien langs de rollende winkel van Frits de Bruin en Knuist de fietsmaker naar de Eestraat. Link op de hoek de congierge- woning (Tolsma?) en rechts een geren en bandwinkel, al eerder in 't Kleine Krantsje beschreven. Brandglas Dan een lange schutting die lag op de zon en voor school- ticd kon je daar heerlijk zitten. We hadden dan een brandglas en rookten veters en toerebou- ten en brandden namen in de klomp ook knikketskiete en bakketskiete was populair. Meester Venema hield altijd een oogje in 't zeil of we ook top ten, dat mocht niet, want wij topten met glazen springers en as die tegen de ramen spatten gingen ze er an. Achter de schutting was de pól- fodeland dat waren so de uut- stapkes. Toen ik zeven was bin ik trou wens nog een keer verskrikke- lijk ver weg weest. Dat gebeurde so. Mien vader was opperman, timmerman, stienhouwer en een nevenberoep morgenwek ker of porder. Een van sien klanten was Houtsma uut de Bleekerstraat. Die man reed met van skrok, van mien kreet of van die gliedende wagen, mar hij nam een sprong en de hele troep stond weer boven op de diek. Houtsma had het skienbaar oek sien; hij kwam hard anhollen en ik kreeg een pluumke en die knol de swiep. Affijn, 't werd voor mij een onvergetelijke dag. Haarlem O. Dijkstra le, de gemeenteopslag, voor ons een dorado - er lagen buizen, tegels, zand, grint, noem maar op. Het vervoer gebeurde met een peerdewagen van Poelsma. Het middagschoft was om een uur afgelopen en dan was het voor ons tijd om er te wezen en te vragen aan „Ouwe Meijer" of „Jan Tabak" of we met moch ten. In werkelijkheid was Ouwe Meijer nog niet zo oud en Jan Tabak was een bijnaam die man pruumde en had altied een kets tabak achter sien kiezen. Op een keer mocht ik oek na school tied met Jan Tabak op een platte wagen terugriede, maar hij moest eerst nog een partij tegels losse bij de Ver stolkstraat, vlak bij 't Rooie Dorp. Nou, dat was voor mij een uutstaplce om niet over te slaan. Ik hielp met lossen of mien leven er van af hing; re sultaat: een tegel oppe duum en later een blauwe nagel. Voor de terugtocht moesten de petrolielampen an, twee witte voor, een rooie achter. Na de nodige koetsierstermen brandden ze eindelijk en toen naar de stal. Tuus wisten ze niks van dit uutstaplce vanne seun. Om vier uur had iedereen mij nog sien, daarna spoorloos waar blieft dan son bliksemse jonge. Moeke kwaad natuurlijk, maar toch was ze blied, dat ze mie weer terug zag. Kleine Bontekoe Nog één keer met de Jan Plezier naar de Kleine Bontelcoe en ver der een wandeling naar de Su- lcereifebriek bij „Madjoe" of 't Zo was het eens in de Nieuwe Houtstraat; weet u het nog? Altijd ging er wel een büfrouw in de houding staan, wan neer er een fotograaf in de straat verscheen. een peerdewagen voor de brood fabriek van Van den Berg van de Voorstreek naar Jelsum, Com- jum en zelfs wel naar Holwerd. Het was een grote dichte kar met twee deksels, beslagen met zink en voorop een huuslce voor de koetsier, an de zijkanten en achter een raamlte voor 't zicht en bij slecht weer een zeil over de knieën, lekker smout. Links en rechts een carbidlantaarn. 's Morgens om vier uur weg en in de vakantie mocht ik met. Twee voorvallen van die dag sak nooit vergete. We reden op de Stienserdiek in de buurt van Cornjum en het begon al te da gen, toen ik op het eind van de weg een muur zag staan, naar ik later begreep een transformator- huuske. Mar ik dacht toen dat het het eind van de wereld was. Mij was altied seit, dat het eind van de wereld dichtplakt was met kranten, mar ja, Cornjum was voor ons verskrikkelijk ver weg en dus wisten ze bliekbaar tuus oek niet, dat het gien krantepapier was mar een ste nen muur. Toen we deurreden bleek de weg er gewoon langs te lopen, maar mien eerste indruk was overweldigend. In Holwerd reden we boven op de diek, an de ene kant de zee en an de andere kant in de be- delte hier en daar een boerde rij lce. Bij een van deze huuskes moest brood weze en dus Hout sma met de bollekoer naar be neden. Een ketting om het wiel, het peerd het bit uut de bek en dan kon die langs de kant wat gras frete. Lekker gras Mar die knol zag natuurlijk tel kens lekkerder gras en stapte alsmaar verder de diek af. De ketting om het wiel stond al strak, mar dat peerd trok rustig deur. Ik zag de hele klus al die diek afrollen en ja hoor, plot seling gleed de wagen een halve meter deur. „Rot knol!" schreeuwde ik en nou weet ik niet, waar dat beest EEN RAGEBOL STREKT TOT AANBEVELING Koopman: Ja meneer, ik heb inderdaad 'n boekhouder noodig, maar u kan ik niet gebruiken. Sollicitant: Mag ik ook vragen, waarom Koopman (verontwaardigd)U bent zoo kaal als 'n bil jartbal, meneer Een boekhouder moet behoorlijk haar hebben om z'n pen aan af te kunnen vegen. Inktlappen worden niet verstrekt. Begrepen meneer LEER OM LEER Passagier: Pardon, mag ilc u opmerkzaam maken, dat uw das al eenigen tijd scheef zit Ik had het u wel eerder willen zeggen, maar deze jongedames hadden er zoo'n schik in. Boer: Dank u; en de olie van die lamp druipt al tien minuten op uw lichte overjas, maar iedereen had er zo'n plezier in, dat ik de grap niet wilde bederven. MUZIKAAL GEVOELEN Dochter (op een concert): Hoe prachtig! In dit gedeelte drukt de comoponist het vurig verlangen naar geluk uit Moeder (een oogenblilc later zuchtend): En nu klaagt hij over het droevig lot van zooveel menschen Papa (als de pauken opeens invallen): En nu wordt er een versch vaatje bier aangebroken DAAROM Wat heb je vader gezegd omtrent je vooruitzichten O, dat ik in de naaste toekomst rekende op den steun van 'n rijke familie. Foei, Karei Je hebt mij gezegd, dat je geen rijke familie had Juist, maar die krijgt ik immers, als ik met jou trouw ABONNEMENTSGELDEN Abonnees van buiten Leeuwarden, die nog niet hun abonnementsgeld hebben betaald verzoeken wij vriendelijk dit thans te doen door storting op ons gironummer 981062 van een bedrag van f 3,75 (voor het abonnement tot 1 juli 1969) of van f 7,50 voor het abonnement tot 1 januari 1970. Ook de abonnees in Leeuwarden, die hun abonnementsgeld over 1969 nog niet hebben betaald kunnen dit doen door stor ting op onze giro of door contante betaling aan ons kantoor Vredeman de Vriesstraat 1.

Historisch Centrum Leeuwarden

’t Kleine Krantsje, 1964-1997 | 1969 | | pagina 4