Ogen van gans Friesland gericht op „Kapitein Koopmans" de zangvereniging OUWE KNARSEBIETERS VAN VER BOVEN DE HONDERD 'T KLEINE KRANTSJE jvervolg van pag. 3) In het bierhuis was de gelegen heid minder goed. Bovendien, men moest reeds dadelijk aan een ietwat deftige omgeving zien te gewennen. Als er voor H.H. M.M. zouden worden gezongen, diende ieder frank en vrij, uit „onbeklemde" borst op te halen. Waar had je nu beter gelegen heid dan op het bordes van het stadhuis? Zoo gezegd, zoo gedaan en de geachte vergadering begaf zich naar de plaats, slechts eenige schreden van de onvolprezen kneip gelegen. De voorzanger, de parapluie bij wijze van maat stok in de hand, hief het oude, bekende lied aan: ,,'t is thans Ora-hanjeons weer gege- héven, lang zal die dappere vo- hohorst nog leven!" enz. Allen vielen in, en het was een leven als een oordeel. Sommigen snik ten van aandoening natuur lijk. De saamgezworenen beleef den dan ook een grootsch oogen- blik. Aan de overzijde het pa leis, waaraan zoovele historische herinneringen zijn verbonden: onder hunne voeten de trappen, dcor de meesten eens bestegen met de maagd hunner keuze aan de rechterzijde, gereed om door den ambtenaar van den burgerlijken stand in den echt vereenigd te worden. Opwek kend, doch tevens aandoenlijk schouwspel! De Pliesje Maar nauwelijks was het eerste vers geëindigd, of daar verscheen de politie-wacht. Wat beteeken- de dat gezang op Zondagavond, als fatsoenlijke menschen zich thuis dienden te bevinden? Wel dra was zij op de hoogte gesteld en, nademaal het haar bleek, dat het hier geene staats-vijan- dige betooging, doch slechts de voorbereiding van een onder deel van het feest-programma door overigens ordentelijke bur gers betrof, bepaalde zij zich tot een verzoek „om niet te veel leven te maken". De heilige Hermandad zag in die dagen wel wat door de vingers, tegenwoor dig rs alles veel strenger. De voorzanger en het opgewor pen „bestuur" vonden de proef neming over het algemeen goed geslaagd. Doch men was het eens, dat de „discant" te sterk was. De zangvereeniging zou na melijk in twee partijen worden verdeeld: discant en wat was natuurlijker dielcant. Alzoo zouden vermoedelijk eenige le den van dis-kant moeten verhui zen naar die kant! Hetgeen ech ter bij de betrokkenen vele be zwaren ontmoette. Iedereen was nu zoo op zijn eigen kant be kend. Zou het niet beter zijn er nog een zelfkant bij te nemen? Dan konden de beide reeds ge oefende kanten onveranderd blij ven voortwerken. Voorzanger en bestuur beloofden het denkbeeld in ernstige over weging te zullen nemen. Men ging uiteen, verheugd over den goeden uitslag. Niet alzoo het bestuur, dat eerst thans het gewicht van zijn taak begon te beseffen. Het wist, dat de oogen en ooren van geheel Leeuwarden, ja van gansch Fries land op de vereeniging gericht zouden zijn, ja een der getrou wen beweerde een hooggeplaatst regeeringspersoon voor het ge opend raam van zijn huis te hebben gezien. De voorganger had dien heer ook gezien. „Hij knikte goedkeurend", zei het be stuurslid. „Ik zag hem klaar", beaamde de voorzanger, die niets minder gezien wilde hebben dan de eerste. En naderhand vertelde hij „met kleuren en geuren" dat meneer die en die, welke toch in Friesland het meeste in de melk had te brokkelen, geduren de de geheele repetitie had staan luisteren en aan het eind duide lijk zijn bijval te kennen gege ven. Hetgeen uit den aard der zaak onmiddellijk voor ieder een voldongen feit was! Het bestuur nam, toen het zag, welke uitmuntende krachten er onder de leden schuilden, krach tige maatregelen. Allereerst dien de een zaal gevonden te worden, waar de oefeningen konden wor den gehouden, want, hoewel het Oranjebierhuis in het uitmun tende bier een niet te versmaden voordeel bood, dit mocht toch niet den doorslag geven. In de eerste plaats moest de zaal groot genoeg zijn om circa zoo leden en toehoorders te kunnen bevat ten; bovendien daarop legde de Voorzanger den nadruk diende de accoustiek uitmun tend te wezen. Wat was nou een zaal zonder accoustiek? Tot geluk van de jonge vereeni ging bevond zich onder de ge trouwe bezoekers van het bier huis een hupsch jongman, gloei ende van liefde voor de vader landslievende zangkunst en ver vuld van ontzag voor den voor zanger wat meer zegt, houder van een koffiehuis aan de Nieu we Veemarkt. Dat gebouw was voorzien van een flinke boven zaal, waar gemakkelijk een paar honderd rookende mannen plaats konden vinden. Want dit zou een voorrecht zijn van de leden: ieder mocht rooken en bierdrin- ken in behoorlijkheid voor eigen rekening wel te verstaan. Met die koue drukte van de fij ne zangvereenigingen, dit niet doen en dat laten, had „Kapitein Koopmans" niets noodig. Hij zelf was niet bang geweest voor wat rook, had in pulverdamp het leven gelaten voor het vader land in 1830, naar men zeide op de Schelde, toen hij zijn schip bedreigd zag door de Bel- sen. Dit alles en nog veel meer wist de waardige voorzanger te verhalen; dat hij de namen en feiten soms een weinig verhas pelde, viel wel in den smaak van het Oranjebierhuis. Kapitein Koopmans heette eigenlijk Koop man, doch omdat er zooveel familiën van den eersten naam in Friesland bestaan, had de voorzanger het blijkbaar meer eigenaardig gevonden, den held ook maar Koopmans te noemen. Het herinnert eenigszins aan den Engelschen jongen, die, naar zijn naam gevraagd, antwoordde: „Ik heet eigenlijk Ned, maar bij ver korting noemen de menschen mij wel Nebucadnezar". De Bel gen werden nooit anders dan „Belsen" genoemd, ook al weer in navolging van den voorzan ger. De bovengenoemde koffiehuis houder nu stelde zijn zaal gaar ne voor het schoone doel be schikbaar en zoo werd besloten, dat aldaar de behandeling van de statuten zou plaats hebben- Die vergadering was al even eigenaardig als de geheele zang vereeniging, doch er zat, wat vele dier gezelschappen ont breekt pit in. Vreemde snaken Het was eene verzameling van snaken, mannen die den middel baren leeftijd soms reeds hadden overschreden, doch moeite noch kosten schroomden om hunne quasi-vaderlandslievende gevoe lens te doen blijken. En een belangstelling dat de pers betoonde. Daar had je de spe ciale verslaggever van de Nieu we Rotterdammer, het Nieuws van den Dag en het Handels blad, allen journalisten van sta vast. Die zaten toch maar lek kertjes alles op te teekenen, wat het bestuur, de aspirant-leden of de voorzanger zei; telkens wer den telegrammen afgezonden. Af en toe vroeg een verslagge ver eene inlichting omtrent de discussies aan het bestuur. Dan werd de beraadslaging over de instituten even gesloten. Telkens wanneer een artikel was afge handeld, werd den voorzanger gevraagd, of hij zich er mee kon vereenigen; met een deftigen knik gaf hij dan zijn goedkeu ring te kennen. Inderdaad zou een oningewijde in dezen man, die zich nimmer in groote gezel schappen had bewogen, niet een eenvoudig gardenier herkennen, meer gewend om met de spade het land te bewerken, dan in een talrijk bezochte vergadering over gewichtige zaken een be sluit te nemen. Hij zat daar zoo deftig als een raad-adviseur, vol komen bewust van het gewicht zijner functie. Nadat de „instituten" waren be handeld, waarbij het niet aan komische interrupties had ont broken, werd even gepauseerd en daarna tot de clou, de zang repetitie, overgegaan. Te voren was reeds de accous tiek der zaal beproefd en de voorzanger had deze op even eenvoudige als doeltreffende ma nier belangrijk verbeterd. Hij had namelijk aan een zijwand geluisterd en toen was hem ge bleken, dat bij overigens gelijke Onlangs heeft de Hengelsportvereniging „Leeuwarden" haar zestigjarig bestaan kunnen vieren; het was in 1909, dat deze organisatie van amateurhengelaars werd opgericht. Van daag in 't Kleine Krantsje twee foto's van de HSV Leeuwarden uit de oude doos. Op deze foto, genomen omstreeks 1930, zien we het toenmalige bestuur, de heren Cohen (winkel op de Voorstreek), De Jong, penningmeester, S. v. d. Woude, voorzitter, Nicolaas Brinck (23 jaar secretaris geweest) en J. v .d. Meulen, die een fietsenzaak had in de Ossekop. Op de grote foto op de pagina hiernaast zien we de heren leden, welgemutst met een „stoomboot" uitgerukt en nu gereed voor de strijd. Wie staan er allemaal op? Willem Koopmans, Lode- wijk Riedhorst, adjudant Plantinga, Paulus de Bruin de blikslager, Bajema, schilder van 't Vliet en deurwaarder Van der Woude laten zich zo herkennen, maar de rest? De mensen worden tegenwoor dig veel ouder dan vroeger zeggen ze maar ook in vorige eeuwen zijn er veteranen met bijzonder hoge leeftijden geweest In een blad van het jaar r8ss vonden we een artikeltje over ouwe knarsebieters van wel r30 en rqo, ja zelfs wel van 160 jaar oud. Wat vroeger kon moet nu zéker mogelijk zijn dachten wij; welaan, dan hebben we nog wel wat voor de boeg. Hier dan dat verhaaltje over allemaal ouwe taaien uit een ver verleden tijd. Poncius Lepage, die in 1760 overleed, was in het Hertogdom Luxemburg geboren en bereikte de ouderdom van mr jaren,- kort voor zijn dood bebouwde hij nog zijn land en legde te voet tog- ten van zes of zeven uur af. De Engelsman John Newell overleed ten jare 1761 in de ouderdom van 127 jaren, terwijl hij nog in het bezit was van al zijne geestvermogens. 130 jaar Een andere Engelsman, John Bayles genaamd, koopman in schapen, overleed in 1706, den ouderdom van r3o jaren bereikt hebbende. Gedurende de laatste jaren van zijn leven voerde hij nog gere geld kudden naar de omliggen de markten. Eene Engelsche vrouw, Marga- retha Lawless, overleed in r739 op r35-jarige ouderdom. Weini ge dagen voor haar einde had zij nog te voet eenen weg van drie a vier mijlen afgelegd, en keerde op denzelfden dag weder huis waarts. Joseph Bam, een neger, overleed in r8o8 op Jamaica in r40-jari- gen ouderdom, hij deed tot aan zijn dood uitstapjes van vier mijlen. Polotman, een chirurg in Lotharingen, overleed in r82S in den ouderdom van r40 jaren. Daags voor zijn afsterven ver richtte hij nog met veel be kwaamheid eene operatie. Thomas Parr overleed in 1635 te Londen in den ouderdom van 152 jaren. Tot zijn r30ste jaar kon hij zich met al de land- bouwwerkzaamheden en zelfs met graandorsen bezighouden. Eene boerin van Silezië, Obst genaamd, overleed in 1825 op 155-jarigen ouderdom, zij had tot op de dag voor haar dood in het veld gewerkt. Nog ouder: 160! Joseph Surrington, een Noor man, overleed in 1797 in den ouderdom van r6o jaren, hij had zijne zintuigen tot op de laatste ogenblikken behouden. Jan Bowin, geboren in het Ba naat van Temeswar, overleed in 1740 den ouderdom van 172 ja ren bereikt hebbende. Pieter Zortan, een landgenoot van Laatstgenoemde, stierf in r724 in den ouderdom van 285 jaar, zekere Hanibal Camouse overleed op r2r-jarigen ouder dom. Eene vrouw, Elenora Spi- cer genaamd, bereikte dezelfden hoogen ouderdom. Zekere Grandez werd 126, John Effingham 244, Degnis Guignard r23, Drahtenberg 126, Jan Laf- fith 136, Jan Causeur r37 en Jan Outrego 146. Men kan niet zeggen dat deze mensen iets bijzonders gedaan of nagelaten hebben om zulke hooge jaren te bereiken.

Historisch Centrum Leeuwarden

’t Kleine Krantsje, 1964-1997 | 1969 | | pagina 6