Taart met vergif voor de marktmeester HENGELAARS STAAN KLAAR VOOR DE STRIJD „Nu oude, smul hier maar lekker van met je familie'' 'T KLEINE KRANTSJE STADSNIEUWS VAN VROEGER Met een veroordeling tot levenslang verdween in 1910 achter de tralies van de Leeuwarder strafgevangenis een man van 63 jaar met de naam J. J. Beek. Hij was tegen wil en dank een van de vele tientallen Nederlanders, die in vroeger jaren gedoemd werden hun laatste levensjaren te slijten in onze goede stad niet in vrijheid, maar achter de grauwe sombere muren van het massieve gebouw aan het Blokhuisplein. Wat had deze meneer Beek gedaan, hoe kon het zo ver komen, dat hij op z'n levensavond een plaats kreeg in de gevangenis, die de zwaarste criminele ontspoorden herbergde? beze,tting der partijen de diskant te veel geluid zou hebben, zoo dat „die-kant" gevaar liep te worden overstemd. Nu had ZEd. een eenvoudig middel te baat genomen: hij plakte op de te genovergestelde wand een wei nig kalk en hierdoor werd het evenwicht in de geluids-trillin- gen hersteld. Deze wetenschap had hij te danken aan een vroe- geren kostganger, een bouwkun dige, die in dergelijke zaken erg klaar was. Thans kon dus de eigenlijke re petitie beginnen; ieder blaakte van vaderlandslievende zanglust. Veler oogen vulden zich met tranen het was dan ook een indrukwekkende aanbhk: daar begaf de voorzanger zich naar zijn lessenaar waarop zich muziek van „la Traviata" be vond, voor piano deux-mains. En met den blik hierop gericht, met een langen veger in de hand als dirigeerstok, hief hij het on volprezen lied aan, getiteld: Tiendaagsche veldtocht, „België zal 't gelag betalen" enz. Achter in de zaal bevonden zich de minder betrouwbare elemen ten, het jonge volk, dat zijn ge zicht bij dergelijke gelegenheden niet in de plooi kon houden. Daar konden zij vrijuit lachen en af en toe een galm meezin gen. Oude garde Vooraan echter bevond zich de oude garde, het z.g. bestuur, dat er een eer in stelde, nimmer een spier van het gelaat te vertrek ken. Onder de hoede van deze mannen was de voorzanger ver zekerd van een deftige, ernstige behandeling van zaken! Na afloop van het lied werd den voorzanger gevraagd of hij te vreden was; het ging verduiveld goed, meende hij. Dat zou op het perron indruk maken. Zoo was dan gebleken, dat Fries- land's hoofdstad binnen een kort tijdsverloop een koor kon vor men, uitmuntende door kracht van geluid en vaderlandslievend heid. (vervolg op pag. 10) Wel, Beek was in vroeger jaren de ondergeschikte geweest van de marktmeester W, Markus in Hoorn, maar succesvol werd die dienstbetrekking niet: toen er kastekorten waren, moest Beek door Markus op straat worden gezet. Hoewel Markus beloofde, dat hij de politie niet zou waar schuwen gebeurde dat toch: Beek kreeg er gezanik mee en verklaarde later herhaaldelijk, dat hij zijn vroegere chef „wel vergeven" kon. Oud baasje Jaren en jarenlang moet dit idee in z'n hoofd hebben omgespookt want de marktmeester was al een heel oud baasje van 83, toen Beek de oude rekening dacht te kunnen vereffenen: toen Mar kus jarig was kreeg hij van zijn vroegere werknemer een taart, die kennelijk vergiftigd was. De taart smaakte vies en toen Mar kus en z'n vrouw er misselijk van werden smeten ze de trac- tatie maar in de vuilnisbak, overigens zonder te beseffen wat er precies met de taart was ge beurd. Toen de heer Markus een jaar later in goede gezondheid z'n 84e verjaardag vierde, kwam er waarempel alweer een taart en nu zat er een vriendelijk kaart je bij: „Nu, oude, smul hier maar lekker van met je familie en ik wens je in gezondheid weer met de kermis aan te tref fen". Niet veel trek Toevallig had de jarige zelf niet zo veel trek, maar z'n bejaarde en ook het dienstmeisje Griet je Appelboom nam een flinke hap. De gevolgen waren verschrikke lijk, beide dames werden ziek en de oude mevrouw Markus wel zo erg, dat ze de volgende dag overleed. De politie kwam er snel achter, dat de taart in Am sterdam was meegegeven met Van Gend en Loos, maar naam en adres van de afzender waren gefingeerd. Wel was er in Hoorn iemand geweest, die direct na de verjaardag naar de gezondheid van de oude heer Markus had geïnformeerd: dat was de heer J. J. Beek. Door de recherche aan de tand gevoeld, viel de onverlaat vlot door de mand. Hij had voor een gulden in Haarlem een taart ge kocht, deze rijkelijk met arse nicum besproeid en hem daarna in Amsterdam meegegeven met Van Gend en Loos. Zelf kwam hij met de laatste trein naar Hoorn terug, maar om niet te erg te schrikken van het over lijdensbericht van de oude marktmeester was hij de volgen de dag weer naar Amsterdam gereisd. Teruggekeerd in Hoorn hoorde hij tot z'n schrik, dat niet de heer, maar mevrouw Markus na het eten van de taart overleden was. Vijftien gulden Overigens was het nemen van wraak niet het enige motief voor zijn daad: Beek hoopte Markus na diens dood als afslager te kunnen opvolgen, een baantje, dat hem wekelijks een vijftien gulden rijker had gemaakt De heer U. de Wit, een ver woed eierzoeker, was in dit vroege voorjaar met twee vrienden de weilanden inge trokken om kievitseieren te zoeken. De beide vrienden van de heer De Wit besloten hun makker er eens flink tussen te nemen. Ze legden in een weiland een met chocolade gevuld, uitge blazen kievitsei en haalden De Wit ertoe over dat per ceel af te zoeken. Deze vond na enige ogenblikken het pseudo-ei en snelde opgeto gen naar huis, waar hij een kennis vroeg een begelei dend briefje aan de koningin te schrijven. Het ei werd keurig ingepakt en 's middags om één uur op het postkantoor bezorgd. Tegen tweeën vonden de bei de vrienden, zeer verbaasd over het lange uitblijven van reacties, dat het lang genoeg had geduurd en vertelden de heer De Wit het hele verhaal. Groot was hun ontsteltenis toen De Wit hun vertelde van het bedrog niets ge merkt te hebben en dat het ei een uur geleden al was verstuurd. Snel toog het drietal daar op naar het postkantoor om te voorkomen dat het pakje verzonden zou worden. Toen bleek dat dit reeds was ge beurd werd de politie in de arm genomen, die het post kantoor in Den Haag inlicht te met als gevolg dat het na- maak-ei de volgende dag niet bij Hare Majesteit be zorgd werd, maar weer bij de heer De Wit(1930)

Historisch Centrum Leeuwarden

’t Kleine Krantsje, 1964-1997 | 1969 | | pagina 7