JOCHUM SU ALTIED, MAR
HIJ STURF EERDER
Het wonderlijke maar ware verhaal
van pinkie de skelvis
VERSCHEIDENHEID UIT
VROEGER TIJD
'T KLEINE KRANTSJE
6
Wetenswaardigheden voor burgers
van stad en land
VRAATZUCHT BIJ
SLAKKEN
Deze eigenaardigheid bij deze
weekdieren is niet te verwonde
ren, als men in aanmerking
neemt, dat zij een voor haar
omvang buiten alle verhouding
grote menigte tanden hebben.
De gewone tuinslak moet in 150
rijen 21.000 scherpe tanden en
de grote nachtslak, die men dik
wijls op paden en bossen aan
treft, er 26.000 hebben.
BRIEVENBUS VOOR
ZEEVAARDERS
Aan de zuidspits van Afrika ligt
op een punt, dat aan al de zee
varenden in die streken wel be
kend is, een vaatje, dat als brie
venbus dienst doet. Voorbijva
rende schepen nemen daar de
voor hen bestemde brieven uit
en leggen er de corresponden
ties, die zij verzenden willen in.
Die plek is door gewoonte en
gebruik als het ware geheiligd,
zodat er geen vrees behoeft te
bestaan, dat brieven door onbe
voegden zullen worden wegge
haald.
DE GROOTSTE
COURANT DER WERELD
De grootste courant der wereld
is de in het jaar 1856 te New
York verschenen Illuminated
Quadruple Constellation. Ze
heeft het formaat van een bil
jart, is acht en een halve voet
hoog en zes voet breed. Deze
krant verscheen op de herinne
ringsdag van de onafhankelijk
heidsverklaring der Noordameri-
kaansche Republiek. Zij bevat
acht bladzijden, elk met dertien
kolommen ter hoogte van acht
en veertig duim. Het papier van
het blad, dat om de honderd
jaar maar eens moet verschijnen
is zeer duurzaam en sterk; een
riem daarvan weegt drie cente
naars. Veertig personen hebben
acht weken aan een stuk ge
werkt, om dat eerste nummer
klaar te maken. Het kostte een
gulden vijf en twintig cent en
werd in 28 000 exemplaren af
gedrukt.
HET WINNEN VAN
DRINKWATER
De streek, die zich aan de Per
zische golf uitstrekt wordt voor
de warmste der aarde gehouden.
Te Bahrein biedt de grond geen
drinkwater aan, maar toch wordt
een betrekkelijk talrijke bevol
king daar in de mogelijkheid ge
steld te leven, omdat rijke bron
nen van zoet water hier op den
bodem der zee ontspringen. Dit
zoet water wordt door duikers
gewonnen. De in zijn kast zit
tende duiker bindt een uit een
groot geitenvel vervaardigden
zak aan zijn linkerann, en ter
wijl hij in de linkerhand de
mond van den dierenkop naar
beneden houdt, grijpt hij met
den rechterhand een zware, aan
een strik bevestigde steen. Zo
uitgerust duikt hij naar den bo
dem der zee. Daar aangekomen
houdt hij de opening van den
zak boven de zoetwaterbron, en
laat zich, terwijl hij den gevul-
den zak sluit, door het opbrui
sende water naar boven stuwen,
waarop hij in de boot getrokken
wordt. De steen wordt dan even
eens naar boven gehaald, de
duiker grijpt hem opnieuw vast,
neemt een anderen linnen zak,
en nadat hij eens adem geschept
heeft, duikt hij opnieuw in de
diepte.
EEN SPREKENDE KLOK
Op de aanstaande electrische
tentoonstelling te Sint Peters
burg zal een der nieuwste uit
vindingen van Edison, een spre
kende klok, te zien zijn. De wij
zerplaat stelt een gezicht voor
en het werk bevat een phono-
graaf. De mond van het gezicht
opent zich en geeft met mense
lijke stem de hele en halve uren
en kwartieren aan. De klok kan
echter ook als wekker gebruikt
worden en roept dan op het
verlangde uur: „Het is tijd om
op te staan! Er uit!'
WAARUIT BESTAAT
DEN MENSCH?
Uit dertien grondstoffen, zegt
de wetenschap, waarvan vijf gas
vormig en acht vast.. Het hoofd
bestanddeel is zuurstof in uiterst
saamgeperste toestand. Een nor
male mens van 70 kilogram ge
wicht bevat 44 kilogram zuur
stof, die onder gewone omstan
digheden een volume van 25 ku
bieke meter zouden innemen.
Verder bevat bedoelde mens 7
kilogram waterstof, die in vrije
toestand een ruimte van 80 ku
bieke meter zou vullen. De drie
overige gassen zijn stikstof 1.72
kilogram, chloor 0.8 kilogram en
gluoor 0.1 kilogram. Aan vaste
stoffen bevat de mens 22 kilo
gram kool, 800 gram phosphorus,
100 gram zwavel, iyso gram
calcium, 80 gram kalium, 70
gram natrium, 50 gram magne
sium en 45 gram ijzer. Van
edele delen is bij de mens geen
spoor te ontdekken.
Ik hew een neef, nou ja, niks
biezonders salie jimme segge, ik
hew der wel een stuk of zes.
Best mogelijk, maarte, en dat is
nou niet om 't één of ander, of
omdat et mien neef is, maar on
der die neven van jimme, zit der
vast niet sun exentriek, as Gosse
is. Want Gosse hiet ie, mien
neef. Een jonge, die best „bij"
is nou koppie, koppie. Sien
grote liefde gaat uut naar bio
logie, dier- en plantkunde, na
tuurkunde-, ja, weet ik veul. Van
al die dingen kan ie jou héél
wat vertelle. Verder is hij der
heilig van overtuugd, dat al de
levensvormen om ons hene, mil-
lioenen jaren leden, as één oer
cel uut de warme Oceaan ko
men, na honderd-duzenden ja
ren pas onze huidige vorm an-
nomen het, deur een héél lang
zame en geleidelijke ontwikke
ling. „Evoluusje hiet dat", sei
Gosse.
Laatstens, op een woensdag
avond, was ik bij hem en hij
het mie uutleid, ja, 't wudde
een lang relaas, dat „de licha
melijke uitrusting der dieren,
wordt aangepast aan hun levens
gewoonten." ens. ens. Hij bruuk-
te nogal veul dure woorden en
ik sei mar: „ja, just, oh, op die
manier, jaja." Maar onder ons
gezegd en gezwegen, sien uutleg
was mie even klaar, helder en
dadelijk, as de preek van ons
domné, laatstleden sundag.
„Kiekes" sei Gosse, „de must
wete, de natuur is niet intelli
gent. Oek niet dom, maar ze
reageert overal op toevallig^eid-
ies". B v. as in begin april der
flinke warme dagen komme, dan
gane de Betuwse kersebomen di
rect in volle bloei. As sukke bo
men nou een bitsjc verstand
hadden, souden se zegge: niet
op reagere, Lena, nog niet bloeie.
Kan nep we ze. Rustigjes afwach-
te tot mei, as der gien nacht-
vorsjes meer komme."
Maar, omdat bomen niet rede
lijk denke kanne, maar alleen
maar reagere op disse warme
(toevallige) dagen, kan het dus
gebeure dat sun hele kersen-
oogst mislukt deur een paar
strenge nachtvorsten. Dus, sei
hij, omdat de natuur alleen
maar mechaniek reageert op
duuzenderlei toevalligheidjes,
daarom duurt zo'n ontwikkeling
oek wel honderdduzenden jaren.
En nou bin ik van plan die toe
valligheidjes uut te schakelen en
ik gaan nou doelbewust evolu
eren. En as amateur bioloog bin
ik overtuugd, dat ik erin slage
sal, binnen veul kortere tied,
hetselde historische proces te
herhalen en deur die toevallig
heidjes bewust te ontgaan, een
proto-theria te creëren.
'k Sei, wat voor 'n dingt" Hij
sag me verwonderd an en sei:
„nooit van hoort, nooit van le
zen„Weet ik veul van peerd-
rieden" sei ik. „Nou" sei ie, „een
proto-theria" is een levend or
ganisme, de grens tussen reptiel
en zoogdier." Afijn, ik wil jim
niet vermoeie, 't sou mie trou
wens oek te ver voere, de proe
ven van Gosse en het hele his
torisch proces tot inne finesses
te vertellen. Maar in 't kort,
kwam het hierop del. Hij sette
in sien achtertuunsje een enorm
grote badkuup, dee die vol zee
water en liet hierin swemmen....
een schelvis. Een dier, bijkans
een halve meter lang. Nou skep-
te hij der iedere dag, drie kop-
kes zeewater uut, en vulde de
kuup an met één kopke zoet
water plus één kopke sand. Ten
lange leste lag .Pinkie" (su had
ie de schelvis noemd) als 't wa
re, op een stukje vochtig strand.
En nou lei Gosse op beide uut-
einden vanne badkuup, een flin
ke levende zeepier. Deur honger
gedreven was Pinkie dus genood
zaakt daar hene te schufelen.
E11 angesien Gosse disse mani
pulatie vijf keer per dag her
haalde, must Pinkie dus iedere
dag sun meter of tien over dat
stukje strand heen en weer
schuwe, wu hij niet van honger
omkomme. En Gosse kreeg ge
lieft want deur dit gedurig heen
en weer schufelen ontwikkelden
de bustvinnen sich al redehjk
gauw tot pöotsjes. Op 't laatst
had ie 't al so ver, dat ie met
Pinkie al een endsje inne tuun
kuiere kon. Weliswaar had hij
em nog anne liene, 'n halsband-
sje omme nek; want 't lopen
gong nog wat onwennig en stun
telig, maar toch, voetje voor
voetje se kuierden samen. En
vanaf die tied gong de ontwik
keling in adem-benemend tem
po. 't Was hast niet te geloven,
welke vorderingen en prestaties
Pinkie maakte. B.v. Pinkie liep
achter inne tuun. Gosse fluitte,
Pinkie draaide sich om en kwam
kwispelsteertend naar hem toe.
Gosse hield een zeepier inne
hdn omhoog. Pinkie gong teu
gen hem opstaan en hapte de
pier uut sien hdn. En, nou hew
ik nooit weten, je kanne je 't
niet voorstelle en mutte het seis
siên hewwe, met hoeveul an-
hankelijkheid en trouwhartig
heid in sien schelvis-oogjes, hij
mien neef aanzag.
Een tiedsje terug liep ik weer
es bij hem op en vroeg geïn
teresseerd: „Goje, en hoe maakt
Pinkie eti"
Gosse sag mie es an, zuchtte en
eindelijk kwam der uut: „Pin-
kiel Wel, Pinkie-is-doad." Ik sei
„as je me nou. Hoe kwam dat
sul" En toen die hij mie 't vol
gende verhaal.
Nou, su. as gcwöonlyk, gong ik
oek sundagmorgen inne vroegte
een endsje met hem uut kuie
ren. By het hoge trapke-brugje,
by Snakkerburen, weest wel, dee
ik em vanne liene en ik sei nog:
en nou kalm hooi. Koest.
Maai lawel, eenmaal los, sprong
en dartelde hy om mie hene,
rende me vooruitt dat hoge trap-
kebrugje op. En dat was nog nat,
glad en glibberig vanne ochtend
dauw. Ik riep: hoho Pinkie!
voorzichtig! hier komme!" maar
te laat. Deur sien dolle spron
gen raakte ie daar boven op 't
brugje sien evenwicht kwiet en
gleed ondere leuning deur, de
Dokkumer Ee in en dreef dade
lijk naar 't midden. Ik ren as
een gek naar een roeiboötsje
even verderop, gooi het los, roei
as een bezetene terugmaar
van Pinkie gien spoor te beken
nen. Na een uurke dreggen,
haalde ik em op. 'k Hew nog
een kertierke mond-op-mond be
ademing toepastvruchte
loos
Ik zweeg. Want ik zag wel, Gos
se had et moeilijk. Sien blik
toefde in verre verten, toen hij
vervolgde: 't Ja, echt jammer.
Je wenne, nee sterker, je hechte
tenslotte an mekaar is 't niet.
En dan te weten, dat et pure
eigen schuld van mie is. Kiek,
ik hew hem van alles leert, loo-
pe, gehoorzaamheid, opsitte en
podtsjes geve en nog meer. Maar
't voornaamste, verdorie, hew ik
vergeten: n.l. hem swemme te
leren.
Met de vlakke hdn sichsels een
klets op 't voorhoofd gevende
sei hij wat kan een meens al
stom weze
Liwwadder.
Op deze oude foto een eerbiedwaardig gezelschap dames en heren, van wie we niet weten
welk college zjj vormden. Is dit het bestuur van een gasthuis, een ziekenhuis, een chari
tatieve instelling? Het kan niet missen: de heer met het zwarte bolhoedje rechts is J. M.
Kingma, de bankier. Maar wie zijn de andere dames en heren op deze plaat?
(Hebt U het abonnementsgeld al betaald?)