'T KLEINE KRANTSJE NEREN ALS DE ONGEKROONDE KONINGIN VAN HET IN HAAR IE WANDELSTOK, DIKWIJLS EEN GROTE SIGAAR ROKEND, HER- 5 VAARDIGE KREET: „DEUTSCHLAND UBER ALLESWAS ZE DE DIE OVER HAAR MYSTERIEUZE LEVEN DE RONDE DEDEN. NU, AARFIJN NAGEPLOZEN EN ZO ONTSTOND HET SCHOKKENDE liwe Tietsje E T KLEINE KRANTSJE EEN E TRAGEDIE VAN OUWE ERS VAN ONZE KRANT, DIT VERHAAL HEBBEN T ARTIKEL NOG EENS AF BEN WE NU WILLEN VOL- werd getroffen door de afschuwe lijke ramp, die Tietsje's leven zou verwoesten: in 1906 werd bij Anske Tietsje, Jan en de kleine Tjeerd typhus geconstateerd. De toestand van Tietsje en Jan bleek mee te val len, maar Anske en Tjeerd moesten naar het ziekenhuis, waar medisch ingrijpen al heel gauw vruchteloos bleek. Binnen veertien dagen ver loor Tietsje eerst haar man en toen haar kleinste lieveling. Het moet voor Tietsje een enorme klap zijn geweest en weinigen in Leeuwarden zullen later vermoed hebben door welk een onzegbaar verdriet deze vrouw in de afgrond was gestort. Nog trachtte ze voor haar beide oudste kinderen het hoofd boven water te houden door ook de zware taak van haar man op zich te nemen maar de Freiherr kon met de ver minderde arbeidscapaciteit op z'n hoeve geen genoegen nemen en wees haar de deur. Tietsje vestigde zich nu in Lessenich, waar ze zich als melkster verhuurde en ook nog wel koehandel dreef met de vele joden in deze plaats, die wel gesteld waren op het puike vee uit Friesland. Ook de ouder wordende Jan sloeg hier aan het melken en op hem moet Tietsje haar hoop op de toekomst hebben gesteld. Maar toen kwam er een nieuwe ramp: het werd oorlog, Duitsland trok ten strijde, Neder land mobiliseerde. Ook Jan Staper- sma werd - als Nederlands dienst plichtige - naar Holland geroepen, hoewel hij geen woord Nederlands sprak, maar uitsluitend Duits en Fries. Met hem verloor Tietsje haar laatste steun en meer en meer moet ze na zijn vertrek troost hebben gezocht bij het schuimende Duitse bier en de Schnapps. Daarbij bleef de heim wee naar Friesland kwellen en nog tijdens de oorlog keerde ze naar hier terug. Het dochtertje Iefke, werd als kamermeisje opgenomen in het gezin van de hoogleraar in de Ara bische talen, Professor Snouck Hur- gronje in Leiden, Tietsje zelf dook in Bolsward op. Daar zonk ze snel weg in de poel van ellende, waaruit voor deze beklagenswaardige vrouw geen redding mogelijk bleek Terug in 't Heitelan Tijdens de eerste wereldoorlog in Friesland teruggekeerd kreeg Tietsje op de Bolswarder kermis kennis aan een man, die de schone voornaam Vervolg op pag. 13 voor kon zorgen, dat ook zij melk knechten uit Friesland kregen en zo zagen de Stapersma's plotseling een kostelijke bijverdienste: zij stichtten een „Stellenvermietlung", vroegen per advertentie in „de Hepkema"' melkknechten met hun gezinnen voor Duitsland en stuurden deze arbeiders dan naar de boeren, die ze nodig hadden. Zowel door de knecht als door de boer werden ze voor hun bemiddeling betaald. HET FRIESE HART Anske-Tiet raakten dus goed inge burgerd in het vreemde land maar toch hield Friesland een grote plaats in hun hart: ze bleven trouw aan de Friese taal, de krant, die ze lazen was de oude vertrouwde „Hepke ma", bijna al hun voedsel moest - in grote kisten - uit Holland komen. En toen Tietsje wederom zwanger werd weigerde ze pertinent te béval- in Herrig: ook haar derde kind zou in Friesland het levenslicht zien. Op 1 november 1903 keerde het gezin van Anske-Tiet in het woninkje van haar bejaarde vader in Westhem te rug, zes dagen later kreeg Tietsje een tweede zoontje. Het werd genoemd naar opa Tjeerd, die zelf amper veertien dagen later overleed. Anske-Tiet bleven nog tot januari in Westhem en pas jaren later zou den familieleden zich afvragen of Tietsje toen al was gegrepen door de drank, die in haar verdere leven zo'n funeste rol zou spelen. Op een keer kwam er een winkelman, ter wijl Tiet de kleine voedde. Wat schuchter stak hij z'n hoofd om de deur en oren, waarvoor het kenne lijk niet was bestemd, hoorden hem stiekem fluisteren: „D'r is wer nije brandewien, Tiet". Toch bleven er voorlopig nog goede berichten uit Duitsland komen. Zo nu en dan kwam Anske Stapersma - soms met z'n zoontje Jan - naar Friesland terug om hier overgespaard geld op de bank te zetten en enkele malen keek hij hier zelfs uit naar een kleine boerderij. Zo dacht hij erover op een „spultsje" in Dronrijp te gaan wonen, maar de koop ging niet door en Anske-Tiet bleven bij de Freiherr en zijn eveneens onge huwde hoogadelijke zusters op de boerderij in Herrig wonen. AFSCHUWELIJKE RAMP Tot het altijd hardwerkende gezin

Historisch Centrum Leeuwarden

’t Kleine Krantsje, 1964-1997 | 1969 | | pagina 11