DE TRAGEDIE VAN OUDE TIETSJE „DEUTSCHLAND UBER ALLES" SCHREEUWDE TIETSJE 13 'T KLEINE KRANTSJE OUDEJAARSFANTASIE DOOR HARRY DEE VREEMDELING IN DE SNEEUW Kennelijk doelloos loopt de man over de Nieuwestad, Leeuwarders grootste winkelstraat, waar nu, op oudejaarsavond, de drukte van de voorafgaande weken door een haast onwezenlijke stilte is gevolgd. Over enkele uren zal het er weer heel anders uitzien. Dan zal, zoals alle jaren op de grens van oud en nieuw, jong en oud naar dit stadscentrum stromen en het geknal van voetzoe kers en zevenklappers zal er niet van de lucht zijn. Nu zie je slechts een enkeling, zich langs de lege straat voorthaasten om iets uit een automatiek te halen. De man tast onwillekeurig in zijn jaszak. Er zit nog wat geld in, maar hij bedenkt zich blijkbaar en ver volgt traag zijn vage weg. Het is al enige tijd zachtjes aan het sneeuwen. De straten en huizen worden lang zamerhand bedekt met een witte vacht, die bijna alle gerucht doet verstommen en de stilte van deze oudejaarsavond een romantische ge heimzinnigheid verleent. PLAATJE UIT HET VERLEDEN Leeuwarden lijkt een plaatje uit het verleden. Een verleden waarin de stad nog fraaie poorten met sierlijke torentjes bezat en waarin ze een beeld bood van schilderachtige grachten vol scheepjes, met overal speels gevormde bruggetjes over het water. De vreemde wandelaar hóórt in het plaatje van dit verleden thuis. Het is alsof het rad van de tijd, in plaats van langzaam naar het eerste uur van 1970 te draaien, ineens een wenteling heeft gemaakt tot enkele honderden jaren terug. Ongeïnteresseerd slentert de man langs de nu donkere of slechts schaars verlichte etalages. Hij loopt als in trance en praat in zich zelf. Hij is blij weer in Leeuwarden terug te zijn en heeft het erover dat de reis met de trekschuit hem deze keer zo lang heeft geduurd. De zonderling is nu in de St. Jacobs- Ergens klinkt een dronken mannen stem en een schrille vrouwenlach. De mogelijkheden tot een intiem bezoek in deze buurt interesseren de eenzame figuur buiten momen teel echter blijkbaar in het geheel niet. De man bromt een verwensing als hij struikelend tegen een houten hekje bij een der huizen glijdt. Hij verwijt zich zelf geen lantaarn te hebben meegenomen en praat ver ward over de behaaglijke warmte van een knappend houtvuur en een slaapstede voor de nacht bij de Boterhoek. De man sjokt verder. „Nog even" spreekt hij zich zelf moed in „hier moet ik de stads- schutters-Doele al voorbij zijn TWAALF UUR Op dit mooie plaatsje de Gerkesbrug, die onze Oudejaarsavondwandelaar passeerde, zoals we kunnen lezen in dit verhaal. De Gerkesbrug heeft gele gen tussen Perkswaltje en Perksstraat. straat terechtgekomen en blijft daar plotseling staan luisteren. „Ah, het carrillon van de Nieuwe toren" fluistert hij, langzaam de Klokstraat inlopend. Als de klokken zwijgen gaat hij weer verder, dwalend door de smalle stille straten van de oude binnenstad. Achter een enkel raam branden nog vrolijk en intiem de lichtjes in de kerstboom en hier en daar dringt het blauwige schijnsel van een tele visietoestel naar buiten. De man heeft er helemaal geen oog voor. Hij is een vreemdeling in de tijd en loopt hier niet nu, maar in het ver leden, enige eeuwen terug. Bij de Grote Kerkstraat komt hij in de Pijlsteeg terecht, een nogal hel lend aflopend nauw straatje. Hij glijdt er in de sneeuw enkele keren uit, krabbelt moeizaam overeind en vervolgt zijn weg in een steeds donkerder wordend Leeuwarden. Een witbesneeuwd bruggetje, de Ger kesbrug, voert hem over een smalle binnengracht naar het Schoenma- kersperk. Daar slaat hij linksaf, langs de Groeneweg, zich steeds moeiza mer voortbewegend over het slecht begaanbare pad. De woningen teke nen zich slechts vaag tegen de grau we onverlichte omgeving af. Het schaarse licht van een flakkerend oliepitje in een enkel huisje komt niet veel verder dan de ramen, zodat men buiten er al helemaal geen profijt van heeft. Het is precies twaalf uur als hij langs de Boterhoek loopt en in de duisternis de omtrek van de scheve Oldehove waarneemt. Er slaat een klok, er knalt een voet zoeker en er schiet een vuurpijl langs de donkere hemel. Niemand merkt, dat op de wal van het gracht je een eenzame zwerver onwel wordt en wegzakt. „Ach, welk een onheil breekt over Leeuwarden los" mom pelt hij nog, als de stilte nu door een onophoudelijk geknal wordt ver scheurd. Hij hoort nog hoe ergens in de buurt enkele mensen elkaar luidruchtig een gelukkig 1670" toeroepen, maar hij ziet al niet meer de vuur pijl die hoog boven het Oldehoof- sterkerkhof in vele kleurige balletjes uiteenspat. Op de Nieuwestad is het nieuwjaars- rumoer weer verstomd. Het is om streeks half drie als enige jongelui, op weg naar huis, niet ver van de Oldehove, voor het nieuwe gebouw van de Provinciale Bibliotheek, op straat een dode man in de sneeuw zien liggen. De politie vindt later op de vreemd geklede man, vermoede lijk een zwerver, geen enkel herken ningsteken. Alleen in de jaszak een paar Friese munten uit de zeven tiende eeuw. Hyronimus droeg en daar al een zeer bekend stadstype was en altijd Schele Loods werd genoemd - naar de manier, waarop hij - het hoofd wat scheef - met één oog in de verte tuurde - als een loods op zee. Schele Loods lag in een overoud woonarkje bij de Hollandiafabriek. Hij was de weduwnaar van Smerige Wiets en de vader van Vuile Firn, die met Vlieberige Pieter was ge trouwd. De zuster van Smerige Wiets stond in Bolsward als Kleverige Dirkje bekend. Deze bijnamen ty peren wel heel treffend het milieu, waarin Tietsje verzeild zou raken. SCHELE LOODS Tietsje, al over de vijftig nu, trok bij Hyronimus in: het onbeschrijf lijk vuile arkje werd de uitvalsbasis voor haar bedeltochten naar Blauw huis en Westhem, waar het volk - anders dan later in Leeuwarden - haar vol medelijden zag aankomen. „Tietsje, Tietsje, ho bist dou sa fier kommen?zeiden ze wel eens, maar Tietsje lachte dan maar wat, stak haar kromme wandelstok om hoog en riep: „Deutschland, Deutschland über alles! Aan het samenwonen met Schele Loods kwam een eind, toen Hyro nimus en Tietsje beiden in het Bols- warder armhuis belandden: Hyroni mus kwam er spoedig te overlijden Tietsje liep er weer uit. Het woonarkje bij de Hollandiafa briek was intussen onder groot ge juich door de Bolswarder jeugd verbrand - toen de vlammen er uit sloegen, renden de ratten over de weg. Na dit Bolswarder avontuur is Tietsje naar Leeuwarden gegaan en tussen 1920 en 1930 verbleef ze afwisse lend in Bolsward en in Leeuwarden. Bij de tiende volkstelling in 1920 - werd ze ambtshalve opgenomen in het Leeuwarder bevolkingsregister - ze zat toen in het Logement van Aaltsje van der Brug in het Sint Jobsleen en verkeerde er in het ge zelschap van andere kleurrijke figu ren als Jentsje Tit, de Motbal, Luuzemietje, Naatje en de Poepap- pel. In maart 1921 werd ze ingeschreven in Oudega, Wymbritseradeel, in sep tember van dat jaar was ze weer in Leeuwarden, van november '24 tot Vervolg van pagina 11 Onze verontschuldigingen voor de slechte kwaliteit van deze foto van Ouwe Tietsje, maar helaas: we heb ben geen betere. Het plaatje is eens door een amateur gemaakt, toen Tietsje over de Marssumerstraatweg zwierf. Mochten er lezers zijn, die nog wel over een behoorlijke foto vart- Ouwe -Tietsje beschikken, dan zouden wij dit graag willen weten: Redactie 't Kleine Krantsje - Leeu warden, telefoon 20302. juni '28 konden de Bolswarders Tietsje weer dagelijks begroeten en na nog een verblijf van een jaar in Bolsward (december '29-december '30) trok Tietsje nogmaals en nu voor het laatst naar Leeuwarden. In niets leek ze nu meer op de flinke vrouw, die ze vroeger was geweest: het overvloedige gebruik van sterke drank maakte Ouwe Tietsje tot een vervuilde stakker, die van 's morgens vroeg tot 's avonds laat door de straten zwierf, asvaten leegde en wat eetbaars bedelde en hier en daar graag een dikke sigaar opdeed. Gewoonlijk sliep ze in een logement in de Boterhoek, maar ook wel eens in de open lucht of op een plaats, die haar prettiger leek, zoals op de achterbank in de auto van een arts aan de Willemskade - toen dokter 's morgens in ï'n wagen stapte, begreep hij er niets van, dat er zo'n dranklucht hing Contact met de kinderen was er in deze tijd al niet meer: zoon Jan was als mijnarbeider in Limburg terecht gekomen, dochter lefke trouwde een spoorman, die later in het wes ten van het land stationschef werd. „Die kinne verrekke! zei Tietsje, wanneer men haar vroeg, hoe het, met haar kinderen ging. TRAGISCH EINDE Jarenlang oleef Ouwe Tietsje in Leeuwarden zo de bekendste van alle typen van de straat, tot een tragisch ongeval aan dit tragische leven een einde maakte. Op de 5e augustus 1937 - een donderdag - zwierf Tietsje door de Schrans. Zonder op het verkeer te letten stak ze plotseling ter hoogte van de garage van de L.A.B. de rijweg over en werd door een vrachtauto ge schept. In bewusteloze toestand werd de oude vrouw naar het Stads ziekenhuis vervoerd. Zonder bij ken nis te zijn gekomen blies ze daar op zondag de 8e augustus de laatste adem uit - de dag ervoor was ze drie en zeventig jaar geworden. Een paar dagen later marcheerde er een colonne jonge padvinders over de Troelstraweg in de richting van het sportterrein Sonnenborgh. Het was in de tijd van de Jamboree en ze moesten het bekende Jamboree- lied zingen. Maar dat deden ze niet. De schelmen zongen dit: „Jam op brood - jam op brood - en Ouwe Tietsje, die is dood

Historisch Centrum Leeuwarden

’t Kleine Krantsje, 1964-1997 | 1969 | | pagina 13