VISBANKEN OP DE OOSTERKADE m* GERRIT KETS KWAM NAAR LEEUWARDEN 3 MOORDENAAR VAN DEKKERSDUIN STADSNIEUWS VAN VROEGER •t 311 sine ^^rantsje leest iedereen Wat we kunnen zeggen van de foto, die vandaag op de voorpagina van dit Kleine Krantsje prijkt, geldt zeker ook voor de plaat, die U hierboven ziet: ook hier is in de loop van de jaren zoveel veranderd, dat stellig veel lezers moeite zullen hebben het punt te bepalen, vanwaar de fotograaf tientallen jaren geleden deze plaat heeft gemaakt. Welnu, links zien we het begin van de Oosterkade bij de gevangenis, rechts zien we, vaag op de achtergrond, de spitse toren van de Sint Bonifatiuskerk. Alleen die toren en het hoge dak van het Kantongerecht vormen de enige gemakkelijk herkenbare punten, verder veranderde het stadsbeeld hier totaal. Een ingrijpende wijziging ontstond door het wegbreken van de visbanken, waarvan we op deze foto de muren nog overeind zien staan, maar ook het verdwijnen van het pontje en het bouwen van (eerst) een voetbrug en (later) de „electrische brug" brachten grote veranderingen teweeg. Het aardige van deze oude foto's is, dat er zo op het eerste oog niet zo veel bijzonders op is te zien, maar dat men bij een nadere bestudering voortdurend nieuwe, interessante details ontdekt. Ziet u zelf maar eens! •#f TWEE MAANDEN GELEDEN HEBBEN WIJ IN'T KLEINE KRANTSJE HET VERHAAL GE PUBLICEERD VAN DE GERUCHTMAKENDE MOORD OP HET JONGETJE MARIUS BO- GAARDT IN 1880 IN DEN HAAG. WIJ VROEGEN ONS TOEN AF OF DE MAN, DIE VOOR DEZE MOORD VEROORDEELD WERD, WILLEM MARIANUS DE JONGH, WELLICHT VIJF EN TWINTIG JAAR ONSCHULDIG IN LEEUWARDEN IN DE GEVANGENIS GEZETEN HAD. NIET HIJ, MAAR EEN ZEKERE GERRIT KETS ZOU DE KLEINE MARIUS BOGAARDT IN HET DEKKERSDUIN HEBBEN VERMOORD. WEL ZOUDEN DE JONGH EN KETS SAMEN HET PLAN VOOR DE ONTVOERING VAN DE JONGEN HEBBEN BERAAMD. GERRIT KETS HAD EEN VERHOUDING GEHAD MET DE ZUSTER VAN WILLEM DE JONGH EN HIJ MOET GEDREIGD HEBBEN EEN GEVAL VAN ABORTUS OPENBAAR TE MAKEN, WANNEER DE JONGH NIET BEREID ZOU ZIJN DE SCHULD VAN HET DRAMA IN HET DEKKERSDUIN OP ZICH TE NEMEN. NIKS IS TE KLEIN VOOR ECHTE GROATEN VAN GEEST HET IS EERVOLLER TE STRIE- DEN EN TE VERLIEZEN DAN TE WINNEN SONDER STRIED EEN MAN VAN WOORDEN EN NIET VAN DADEN IS AS EEN TUUN VOL ONKRUUD JE MUTTE IN HET BEGIN VAN JE CARRIERE NIET PERBERE BUTENGEWOANE DINGEN TE DOEN: JE KANNE BETER GE- WOANE DINGEN BUTENGE- WOAN GOED DOEN MOED HEWWE IS EEN SOAD, MOED HOUWE IS NOG VEUL MEER WEERDIG Deze lezing werd ook door Mr. Pieter Jelles Troelstra als raadsman van Willem de Jongh naar voren gebracht bij het verzoek om revisie in 1899, toen De Jongh al bijna twintig jaar in Leeuwarden achter de tralies zat. Kennelijk geloofde de Hoge Raad niet in deze Kets; de revisie werd in ieder geval afgewezen. Later is het bestaan van deze Kets wel degelijk aangetoond en wel door Henri A. Ett in zijn boek „Holland in rep en roer". Hij kwam er achter, dat Gerrit Kets op 4 oktober 1880, dat was een dag na de arrestatie van De Jongh uit Den Haag vertrok en naar Diever ging. Voorts kwam deze onderzoeker aan de weet, dat Kets vele jaren in Zuid Amerika - Argentinië - woonde en dat hij na de revisie-behandeling van de zaak De Jongh, dus na 1902, nog wel eens in Nederland was terug geweest. Wij zouden op deze zaak zeker niet meer teruggekomen zijn, wanneer deze week ons oog niet gevallen was op een hoogst opmerkelijke notitie in een rapport van de Leeuwarder poütie van 1906. Want wat schreef de dienstdoende wacht op een goeie dag in dit jaar in het dagrapport? Wel, dat een logementhoudster uit de stad zich kwam beklagen over een zekere, uit Zuid Amerika af komstige meneer Kets... Klaagt de weduwe R. Kuiper, loge menthoudster aan de Stationsweg, dat bij haar heeft gelogeerd een zich noemende Kets met vrouw en vijf kinderen, voorgevende uit Zuid Amerika te komen, die zonder zijne rekening te betalen is vertrokken. Ziet u maar op pagina 9 in onze rubriek De Leeuwarder Politie rap- porteerd, die vandaag weer meegaat in deze krant: de notitie komt voor tussen alle andere klachten over beledigingen, blaffende honden en vuurtjestokende belhamels. Het kan haast niet missen, zou je zeggen: deze „zich noemende" Kets, die uit Zuid Amerika kwam, moet de Gerrit Kets van de moordzaak van Marius Bogaardt zijn geweest, een veronderstelling, die helemaal aansluit bij de mededeling van Henri A. Ett, dat Kets na de revisiebehan deling nog wel eens in Nederland was terug geweest. En wat, zo mogen we ons nu af vragen, is de bedoeling geweest van het bezoek van Kets aan Leeuwar den, onmiddellijk na de vrijlating (op 31 december 1905) van Willem Marianus de Jongh, met wie hij het plan voor de ontvoering van het jongetje op touw zou hebben gezet? Heeft hij De Jongh willen ontmoe ten en... zou hij hem hier in Leeu warden nog hebben ontmoet? Heeft hij hem, gekweld door wroeging, wellicht zijn verontschuldigingen willen aanbieden? Heeft hij hem willen overhalen mee naar Zuid Amerika te gaan? Het zijn interessante vragen, maar het antwoord er op krijgen we vermoedelijk nooit. Van de verdere lotgevallen van Gerrit Kets weten we niets, van Willem Marianus de Jongh, de man die een kwarteeuw in Leeuwarden achter de tralies zat, weten we, dat zijn leven in 1919 door zelfmoord eindigde. Vanmorgen, ongeveer half twaalf, was 't in de schipperswereld in de buurt van de Potmargebrug een heele drukte, doordat een driftige schip perszoon de stokdweil ophief tegen zijn stiefmoeder. Hij gaf haar een paar tikken op den schouder en werd wegens dit feit door de poütie van boord gehaald. Na verhopr op 't bureau en nadat bleek, dat de moe der heel niet ernstig geraakt was, is de jongeman weer op vrije voeten gesteld. (1924)

Historisch Centrum Leeuwarden

’t Kleine Krantsje, 1964-1997 | 1971 | | pagina 3