GROENTE - AFSLAG OP OOSTERKADE 3 HIER LACHTEN OPA EN OMA OM Kon je zingen dan zong je mee LIEDJES UIT VROEGER TIJD t ^^.leine ^Crantóje leeet iedereen HET BIJELKAAR BRENGEN VAN PRENTBRIEFKAARTEN HEEFT DE LAATSTE JAREN ZO'N OPGANG GEMAAKT, DAT ER NU TAL VAN VERZAME LAARS ZIJN, OOK IN ONZE STAD, WAAR VELEN VERWOED POGEN 'T KLEINE KRANTSJE MET ZIJN GROOTSTE VERZAMELING VAN MEER DAN VIJFDUIZEND VERSCHILLENDE KAARTEN VAN LEEUWARDEN, IN TE HALEN, VOOR AL DEZE COLLECTIONNEURS GELDEN SOMMIGE KAARTEN ALS ZEER ZELDZAAM EN DIT IS DAN ZO'N ZELDZAME KAART: WE ZIEN HIER DE GROENTEAFSLAG OP DE OOSTERKADE. HET IS EEN KOSTELIJKE PLAAT, WAARUIT NOG EENS BLIJKT, HOE GROOT DE BELANGSTELLING VAN DE MENSEN VROEGER VOOR DE FOTOGRAAF IS GEWEEST: DE HELE WERELD HEEFT NIEUWSGIERIG DE BLIK OP DE MAN MET HET KIEKKASTJE GERICHT. WIE DE PLAAT MET EEN LOUPE BEKIJKT, ONTDEKT MIDDEN TUSSEN DE GROENTEBOEREN OP DE ACHTERGROND DE INDRUKWEKKENDE FIGUUR VAN EEN POLITIEMAN MET EEN ENORME LANGE,' WITTE BAARD EN DAT ZAL DAN WEL DE BEKENDE PLIESJE VAN DER HEIDE ZIJN GEWEEST, AL HAD OOK PLIESJE HOOG ZO'N OPVALLENDE WITTE BAARD. OOK IS OP DE ACHTERGROND NOG EEN ZIJMUUR VAN DE VISBANKEN TE ZIEN, DIE TEGENOVER HET HUIS VAN BEWARING OP DEZE OOSTERKADE V HEBBEN GESTAAN. VERDER LINKS EEN STUKJE VAN DE SMALLE VOETBRUG, DIE LAG OP DE PLAATS, WAAR EENS EEN PONTJE VOER EN WAAR LATER DE OOSTERBRUG WERD GELEGD. HARDE LEVEN Postbode: „Dat zij mij een blauwtje heeft laten loopen... na... enfin... voor haar een ander... maar dat ik nou de liefdesbrieven van mijn con current zelf an d'r mot brengen... da's me wel een beetje te bar..." KALMPJES AAN „Zeg, meneer de biljart-kampioen, als die snor van U uitgerust is, zoudt U dan nog eens een stoot willen maken...?" VOLDOENDE „Och meneer, zoudt u even uw mond een beetje willen opendoen? Dan kan ik één dan mijn beroemde kampioenstooten maken!" KWAM GOED UIT „Meneer moet me niet kwalijk ne men, maar ik merk, dat ik heelemaal vergeten heb, om de taxi-meter in te schakelen... nou weet ik toch werkelijk niet, wat ik U berekenen moet..." „Ik neem je niets kwalijk, hoor! Als je mij dan maar niet kwalijk neemt, dat ik zoo net merk hele maal vergeten te hebben om mijn portemonnaie bij me te steken... ik had je toch niet kunnen betalen!" GEEN ECHTE ARTIST „Begrijp jij daar nu wat van, man? Nu hebben we meer dan drie uur daar onder die boom gezeten, die hij aan het naschilderen was en kijk nu eens: wij staan niet eens op zijn schilderij!" ALLE KANS OP „Ei, ei, kijk ereis aan! Meneer ver doet zijn geld aan automaten, om de toekomst te weten... Laat eens kijken wat er op het kaartje staat: „U zult met een allerliefste dame trouwen..." Dat zal je niet glad zitten, mannetje, zoolang als ik je vrouw ben, als je dat maar goed weet!" BESTE STUURLUI „Aan het einde van mijn betoog gekomen, vraag ik U: kan ik iets anders uitroepen dan: het schip van staat gelijk een wrak? Zijn mas ten zijn gebroken, de kiel is lek, het tuig vernield, het roer verbrijzeld. Wat, geachte toehoorders, wat kan zoo'n schip nog redden?" Zeeman (opgewonden opspringend): „Dadelijk je anker laten vallen, ezel!" ONDER VRIENDEN „Kerel, ik kan soms toch zoo echt onbedaarlijk lachen, wanneer ik iets geks zie!" „Wat zal jij dan een pret hebben, wanneer je jezelf in de spiegel ziet bij het scheren!" ARME TANTE „Oh, zeg, Rob, mannie, stop eens even gauw... ik geloof, dat Tante er uit gevallen is... oh nee... gelukkig, ze is alleen maar in de dicky-seat AAN MIJN VADERLAND Heerlijk land, ik heb u lief, Om de schoonheid van uw velden, Waar de ruischende aren melden. Dat uit zee uw grond zich hief. En ontworsteld aan de baren, Hieldt gij onverwrikbaar stand, U ter eere ruischen d'aren Leve 't oude Nederland. Nederland, ik min uw grond, Om de wouden die er prijken, Waar vol kracht een heir van eiken, Van uw volk den roem verkondt. Toen een vijand aan kwam snellen, Hield het als die eiken stand, En geen zwaard kon 't nedervellen 't Dapper volk van Nederland. Tc Heb u lief om d'Oceaan, Die mijn duinen komt begroeten, En als hulde aan mijn voeten, Zingt van Neêrland's heldendaan. Om hen allen dan, wier namen, d'Echo ruischt langs beemd en strand, Min ik land en volk te zamen Min ik u, mijn Vaderland!

Historisch Centrum Leeuwarden

’t Kleine Krantsje, 1964-1997 | 1972 | | pagina 3