EEUWENLANG GEDROEGEN VUETSTERS ZICH ALS VRIJE BURGERS VAN DE STAD Het is voorbij... voorbij... voorbij... 't 3i(eine 5^rantóje leeót iedereen DOOR R. VISSER EENE VOORSTADT Omstreeks 1520 wordt van de buurt rondom de Vliet voor het eerst melding gemaakt van „Het Vliet" of „zflijt". Noch de bepaling van het ge noemde privilege, dat niemand zonder toestemming van de stad houder buiten de stad zou mogen bouwen, noch het verbod van de stedelijk Bestuur om zich aan het Vliet te vestigen, kon. verhinde ren, dat langs de boorden van het Vliet steeds meer bebouwing ont stond en er zich steeds meer mensen, voornamelijk van het platteland afkomstig gingen ves tigen. Het werd zoals een schrij ver van die tijd zegt: „Ene voor- stadt die aan d'oostzijde vele fraye huysen en tuynen had". In 1580 wordt melding gemaakt van de bij het Vliet behorende Het oude Vliet met zijn ontelbare herinneringen is sedert ongeveer anderhalfjaar voor altijd verdwe nen. In de plaats van het oude vaarwater het Vliet kwam een brede asfaltweg en waar eens de schepen voeren vindt nu het verkeer met auto's, bromfietsen en fietsen plaats. Aan de eeuwen oude bestemming van vaarwater is niet het dempen van het Vliet voorgoed een einde gekomen. Het Vliet heeft een zeer oude geschiedenis. Reeds ten tijde van het bestaan van de Middelzee en het meer Flevo in de eerste eeuwen van onze jaartelling, was het Vliet, of zoals het toen genoemd werd „De Vliet", een belangrijke verkeersverbinding te water. Het voerde wateren uit het oostelijk en zuidelijk deel van Oostergo naar de Middelzee', waarin het zich ontlastte. Gezien het feit, dat in oude oorkonden over De Vliet wordt gesproken als een brede stroom, mogen we kannemen, dat het vroeger aan merkelijk breder is geweest, dan zoals wij het gekend hebben. TWEE HOOFDSTROMEN De Vliet en De Ee vormden de twee hoofdstromen van Oostergo. Ontstaan door het samenvloeien van verschillende vaarten als het Oud-en het Langdeel, de Greuns, de Tijnje en de Kurkemeer, vroeger aangeduid als de Colcke- meer of Korkemeër, stroomde De Vliet in westelijke richting via de latere Tuinsterwaterpoort en de Tuinen tot de tegenwoordige A- melandspijp.Vandaar kromde hij zich zuidwaarts naar de hoge terp waarop later de Hoogstraten onstonden, verenigde zich daar met de Zuidvaart (Weaze) van Wirdum en Huizum. Vervolgens stroomde zij via een sluis in het Naauw langs de voet van de voor malige zeedijk (stille kant Nieu- westad) voor de Burmania-stins langs naar de nederzetting Olde- hove om daar via een sluis in de Middelzee uit te monden. De Vliet was een voor die tijd zeer belangrijk scheepsvaarwater dat in verbinding stond met de zee, wat tot gevolg had, dat zich in de loop der jaren aan de oevers ervan „buyten de zcuype der Stadt" een nederzetting vormde met huizen, fabrieken en tuinde rijen. GROTE BETEKENIS De Middelzee, ook wel Borndiep of Burdine genoemd, was als inham van de Noordzee - Wad denzee - en landinwaarts drin gende tot Sneek en Bolsward van grote betekenis voor de in op komst zijnde stad Leeuwarden en bespoelde de westkust van Oo stergo en de oostkust van Wes tergo. Deze beide landstreken werden aan de andere zijde begrensd door de rivieren de Lauwers en het Flie. Aanvanke- lijkhadden zijtakken van de Vecht, de Rijn en de IJssel langs verschillende stromen in het zui den van Friesland hun wateren in de Middelzee ontlast. Geleidelijk aan echter begon in de vroege middeleeuwen door natuurlijke aanslibbing van het zuidelijk gedeelte werden de Vecht en de IJssel verhinderd hun wateren door de stromen in het zuiden van Friesland naar de Zeeboe zem af te voeren. De Middelzee kwam door dit gebrek aan doorstroming tot stil stand als gevolg waarvan het zeebed allengs verhoogd werd en door de verder aanhoudende aanslibbing van haar ganse uit gestrektheid herschapen werd in hoge, vette kleigronden. SNELVERLOOP Deze aanslibbing had een zo snel verloop, dat, terwijl in 1250 de Middelzee zich nog uitstrekte tot Hartwerd en Folsgare, de aan slibbing zich reeds omstreeks 1300 had voortgezet tot Oldeho- ve, waardoor dit bij de aanvang van de 14e eeuw van zeehaven tot landplaats was geworden. De Vliet had hiermede als vaarwater voor zeeschepen afgedaan en deed van die tijd af alleen nog dienst voor de binnenvaart. Dat dit in de daarop volgende jaren voor handel van weinig minder betekenis was, mag blijken uit het feit, dat langs de oevers van de Vliet steeds meer een nijvere bevolking zich vestigde, aanvan kelijk in hoofdzaak bestaande uit schippers, koop- en handwerks lieden en tuinders. Voor de han del en de scheepvaart bood De Vliet een gunstige gelegenheid voor aan- en afvoer en allengs verrezen er fabrieken en andere industrieën. Leeuwarden, toen al een stad geworden, voelde dit als een benadeling van haar belangen en stelde bij privilege van 1515 vast, dat de buurten onder de kloek- slag van Leeuwarden, t.w. het Nieuwland tussen de Zwette en de Stienserweg, het Bilgaerdt tussen de Stienserweg en de Ee en Camminghabuur tussen Ee en Vliet, onder behoor van de stad werden gesteld. Schilderachtig hoekje in de winter aan het Vliet; ook zo'n Foto kunnen we nu niet meer maken. (Verder lezen op pagina 8)

Historisch Centrum Leeuwarden

’t Kleine Krantsje, 1964-1997 | 1973 | | pagina 2