HERINNERINGEN AA
6
mmmm
Toen, in lang vervlogen jaren, de
Nieuweburen als nieuwe buurt in
"het ouwe lüwarden" verrees zal
het zeker niet de bedoeling van
het Stadsbestuur zijn geweest
deze straat zo breed te maken als
ze nu is. Ongetwijfeld is het
dempen van de gracht, die eens
door deze straat liep, hiervan de
oorzaak. Men had in die tijd nog
geen behoefte aan brede straten.
Van verkeer van enige betekenis
was nog geen sprake. Als de
straat maar voldoende breed was
voor het laten passeren van een
paardenwagen of hondenkar
vond men dit al voldoende. De
binnenstad was vol nauwe straten
en stegen.
In veel gevallen konden buren,
die tegenover elkaar woonden, bij
elkaar op tafel zien, om te weten
te komen, wat voor middagmaal
er werd opgediend: "süpenjanke
of hietebliksum."
Dus de Nieuweburen was eens
een gracht zoals er vele grachtjes
door de oude stad kruisten.
Waterwegen, ook in de stad, zo
oordeelde men toen, waren doel
treffender dan straten die vaak
nog slecht geplaveid waren. Ook
kon men per schip of praam de
huizen in de binnenstad berei
ken, men kon laden of lossen
voor de deur. Dit gold ook voor
de turfschipper die z'n lading
turf, "baggelaar - of lange"
rechtstreeks kon afleveren aan
het adres.
WANKEL OP DE BENEN
De grachten in de stad hadden
echter dit tegen dat er wel eens
iemand in tuimelde die wat
verkochten: "dikke steken om je
nek te breken". Ook present was
de baanveger en mensen, ruim
bij kas, smeten hem een cent toe.
Ik ben in dit schrijven over de
Nieuweburen wat afgedwaald, dit
komt als je herinneringen schrijft
wel meer voor. Plotseling schiet je
iets te binnen en dan moet dit zo
vlug mogelijk op papier gebracht
worden, anders ben je het zo weer
kwijt.
Nu, dan weer de Nieuweburen
zoals ik die uit mijn jeugd
herinner, zo'n ruim zeventig jaar
geleden.
Stond men op de Dubbele Pijp
die over de Voorstreek ligt dan
verrezen aan weerskanten van de
toen al gedempte Nieuweburen
een rij hoge, dikke bomen. In
zomertijd raakte het loof van de
kruinen elkaar, 't Leek wel een
tunnel van groenloof.
HONDENKARREN
Vooraan op de Nieuweburen, bij
de Voorstreek links, stonden
hondenkarren. Woudboeren uit
de dorpen ten oosten van Leeu
warden hadden hier hun stand
plaats. Met hele vrachten kwa
men zij stadwaarts. Bij aankomst
waren die beesten 'dood-op'. Hun
tongen hingen uit de bekken.
Ging het de karrijder nog niet
naar de zin dan ranselde hij met
zijn stok de arme dieren ook nog
af. Als jongen dacht ik dan, is
dat nu hun loon voor hun zwaar
werk? Waarschijnlijk van daar
de kernachtige zegswijze: "een
hondeleven."
Vooraan op de Nieuweburen
woonden nogal welgestelde men-
maar hier deed zich het lastige
geval voor, dat dan de kroegjes
van Pranger en Van der Noord
gepasseerd moesten worden, wat
ook weer moeilijkheden oplever
de. 'Het glaasje op laat je rijden'
had nog geen burgerrecht alhoe
wel een enkeling wel eens rij
waarmee men de straat schrobte,
op het droge geholpen.
Wanneer de winter zich enigszins
liet gelden dan waren de binnen
grachten op zijn mooist. Dan
werd er vooral door de jeugd
geschaatst. Menigeen zette hier
zijn eerste schreden op het glad
een halsdas of warme handschoe
nen. Natuurlijk ontbrak ook het
tentsje niet, waar je even kon uit
rusten en je kon versterken met
een kop chocola en een koekpil.
Nog hoor ik de koopman roepen:
"Hiete melk en kouwe koek is te
krijgen bij Hazebroek". Jongens
dende op een platte 'krowagen'
netjes werd bezorgd. Viel al eens
iemand in de gracht dan werd hij
weer spoedig, met behulp van een
puthaak, die anders diende voor
het opputten van emmers water
de ijs op de met vlaggen getooide
banen werden voor het jong
volkje ook wel wedstrijden ge
houden. Aan een paal aan het
einde der baan hingen de prijzen:
een paar mooie, zwarte klompen,
wankel op zijn benen stond en
geen lid was van 'de blauwe
knoop'. Dit was wel eens het ge
val in 't Naauw" waar toen nog
geen hekjes waren aangebracht.
Men koos dan wel de Peperstraat
•r'yïx'