VROEGER
Friesland Bank
Uw eigen bank
3£ranf eje-leeet iedereen
Lezers klommen in de pen
FEESTVARKENS
Verschillende heren van de foto
op pagina 11 in no 196 van 't
Kleine Krantsje heb ik gekend.
Ik vrees, dat er maar weinig
meer van in leven zijn. Verschil
lenden werkten aan het P.E.B.
Men hield dinsdagavond een
gezellige bijeenkomst in Amici-
tia. Van links naar rechts is de
2e Ir. Schüfer ernaast waar
schijnlijk de heer Roest Crollius,
leraar R.H.B.S. Daarachter Ir.
Kop, de figuur met "tulband"
zou de heer Kummer kunnen
zijn, indertijd hoofdboeknouder.
Er achter de heren de Lange,
Romijn en Kamphuis. De
onzichtbare ken ik niet, dan Ir.
Bletz, van de twee volgenden
zijn me de namen ontschoten.
Het deed me goed, deze foto te
zien. Mijn vader kende deze
mensen vrij goed. 'k Ben altijd
vol verwachting of ik bekenden
zie, als ik een nieuw nummer
van 't Kleine Krantsje uit de
bus haal, en zie: deze keer was
het raak
Oegstgeest Mej. JJ. de Groot
SCHENKENSCHANS
'k Was vijf weken bij mijn
jongste zoon in Noordwijker-
hout en bij mijn thuiskomst in
mijn bejaardencentrum vond ik
o.a. twee Kleine Krantsjes, in de
ene las ik een pennevrucht van
een meneer Spijkerman uit
Bird aard. Dat stukje plus de
foto van de cementfabriekop
Schenkenschans bracht bij mij
weer heel veel in gedachten wat
mij zelf nog betreft, want de
heer Spijkerman noemde heel
veel namen, o.a. Piet Visser. Ik
denk haast dat hij daar mijn
vader mee bedoelt. Vader heette
Petrus, maar werd Pieter of Piet
genoemd, Mijn vader was kalk
en cement bewerker, maar hij
ging veel naar de omstreken van
Leeuwarden regenbakken plaat
sen of grafkelders. Vader ging
dan op maandagmorgen met de
volgeladen praam weg en kwam
op zaterdagavond weer thuis, 't
't Gebeurde vaak, dat ik als
oudste thuis (mijn zus was vijf
jaar ouder en al jong in
betrekking) naar Schenken
schans moest op zaterdag om
geld te halen, dan kon mijn
moeder boodschappen doen. Ik
kreeg dan 5 gulden en 4 cent en
waarom die 4 centen weet ik
niet, 't zal wel met uurloon
verband gehouden hebben. Als
vader dan zaterdagavonds thuis
kwam, had hij nog wat meer
geld, maar die f. 5.04 vergeet ik
niet. Als je aan die periode in je
leven terugdenkt, wat leven wij
dan nu in een welvaartstaat.
Als 't winter was kwam vader
thuis en zei hij tegen mijn
moeder "nou Juul, 't is weer zo
ver, de baas zei: "Visser, je moet
over de vaart gaan 't werk is
op" De heren de Vries zeiden
het in het Fries, dat kan ik wel
praten, maar niet schrijven. Dan
was 't wel erg moeilijk; sociale
verzorging was er niet: zie maar
dat je 't redt, ja,* ja, die goeie
ouwe tijd, laat me niet lachen
In de zomer moest moeder
zuinig zijn, kon ze wat aard
appelen, wortels en koolrapen in
de kelder en wat turf en cokes
(grote brokken cokes die de
broers buiten moesten kloppen),
op zolder). Och als kind denk je
er niet aan maar als je iets
ouder wordt begin je te beseffen
welk een moeilijk leven onze
ouders hadden. Ik ben nu bijna
82 en voel me rijk in vergelij
king met hen vroeger. Zo, nu
nog een vraag aan den heerSpij-
kerman of genoemde Piet Visser
mijn vader was. 't Antwoord
lees ik misschien in een van de
volgende Krantsjes, waarvoor ik
dan nu de redactie dank zeg.
Groningen Mevr. Leenes-Visser
Vroeger zo'n 65 jaar geleden,
woonde in de Weerd naast de
heer Schafraad de familie
Oosterhoff. Het huis liep door
tot in de Bagijnestraat waar de
keuken gelegen was; daar zaten
de dienstmeisjes te eten. Vlak
de muziek en de temboerijn.
Men zong uit volle borst: "Er is
nogplaats voor U en mij en Alle
stormen zij drijven over. En wij
ank'ren in de Halleluja Haven,
Wij zijn zeilend op de Wateren,
Naar ons Huis ons Vaderhuis".
Soms zing ik het nog weieens.
Later gingen wij bij Ds. Klein-
Wassink op catechisatie achter
de Galileërkerk. Koster de heer
Looyenga. Als de les afgelopen
was en dat was meestal
maandag zo van 3 tot 4 dan
zorgde Mevrouw Looyenga al
tijd dat ze bij de hand was,
want haar linnenrek stond daar
en als wij er langs gingen was
ze bang dat we het linnen vuil
onverwacht de deur open en
rolden er een paar jongens met
de deur in huis, want men moet
een paar treden naar beneden,
maar dat wisten die bengels
niet. En wij maar lachen. En of
ze ook benen maakten.
Soms stormde het in de herfst
dan kwam er een man, de heer
Walternee van de Landbuurt
om zijn dochtertje op te halen
en dan moesten allen mee, die
dezelfde richting uit woonden.
Van de broodfabriek aan de
Westersingel weet ik nog heel
goed, dat je voor een kwartje
2Vi brood ontving. En een stuk
kustekoek toe, dat meestal nog
warm was. Als er ijs was gingen
we over 't ijs naar de broodfa
briek. Dat was gewoon een
pretje voor ons. We gingen dan
vroeg op en mijn broer ging z'n
schoolwerk maken en ik moest
hem dan overhoren. Franse
lesjes van: Un livre est sur la
table én meer van dat genre.
naast ervóór, was een hoeden
winkel voor dames, later woon
de Rollema er in met een bloe-
menzaak. De dames van de
hoedenwinkel waren inmiddels
met de heren Schafraad Sr. en
Jr. getrouwd. Jr van de Stolze-
Wehry.
Typeschool. Ik ging op zondag
school bij mej. Oosterhoff,
Heesen, Amiabel en Born, Mej.
Born was later verpleegster in
het Diaconessenhuis. Zondags
van 1 tot 2 moesten we naar de
Gedempte Keizersgracht in de
O.L. school. Daar werd de
zondagschool gehouden. Onze
lieve Juf Anna Heesen, dochter
van Ds. Heesen gaf ons daar les
uit de Bijbel. Op de terugreis,
door de Oosterstraten gingen we
langs Tuininga die was 's
zondagsmiddags geopend en
kochten daar wat snoep. Een
reep chocolade kostte twee en
halve cent. Dan hadden we wat
voor onderweg. We woonden op
't Oldehoofsterkerkhof 's win
ters kwamen we al glibberende
en glijdende weer thuis, 's
Avonds mochten we nog we)
eens even naar buiten en gingen
dan vaak eens in de Herenstraat
kijken bij het Leger des Heils.
Het klonk daar erg gezellig met
maakten, iets wat lang niet
denkbeeldig was. Enfin 't ging
altijd nogal goed. Later op
ledemaats leren bij Ds. Heesen
in de consistorie van de Grote
Kerk. Ds. reed toen in een
invalidenwagen en wij liepen
hem tegemoet om hem over de
drempels heen te helpen. Dat
was erg aardig van ons, maar
later giechelden we soms zo
vervelend, dat dominee z'n bril
aflegde en zei: "Helaas meisjes
als ik me zo slecht verstaan
baar kan maken is 't beter dat
we maar sluiten". Maar we
beloofden beterschap en de les
ging weer door. Toen ik 8 jaar
was ging ik 's avonds op
breiwinkel bij Juf Aaltsje, hoek
Pijlsteeg, 's Morgens gaf ze
naailes er 's avonds breiles.
Geen andere handwerken. De
ingang was in de Grote
Kerkstraat. Dan moest je met je
achterste tegen de deur bonzen
en deed een ouder meisje open.
Meestal Mej. Brok, ik daclit dat
haar vader agent van politie
was. Ze kon heel vlug breien en
ik wilde dat ook. Nu, het is me
gelukt. Als er eens kwajongens
tegen de deur bonsden, dat
hoorden we dan wel aan het
geschreeuw, dan deed Brok
Dan brood halen, thee zetten en
boterham eten. Je had ook de
broodfabriek Van den Berg op
de Voorstreek. Daar, was het
ook niet duur. Vaak stond
Mevrouw Van den Berg in de
winkel. Ze was een stevige dame
en ze droeg meestal een soort
licht blauwe japon. Haar man
had een frisse kleur op de
wangen. Maar Wiebe was de
eigenlijke winkelbediende. Hij is
er jaren gebleven tot aan zijn
pensioen toe. Dan had je
Taconis, banketbakker en Bou-
we Taconis de sigarenmaker.
Firma LJ. de Boer in huishou
delijke artikelen. De firma D.
Boersma, kruidenier, waar de
rode koe uithing. Mevrouw
Boersma was een dochter van
de heer Van der Meer uit de
Stadsschouwburg, later Friesche
Biljartclub.
Eens hadden we een leuke tocht
van de handwerkclub van
Mevrouw Zijlstra geb. Sinningh
in de Bagijnestraat. We kregen
daar les in nuttige en fraaie
handwerken voor een dubbeltje
per week. Ik was toen 10 jaar.
De oudere meisjes van 12 tot 14
jaar betaalden meen ik 15 ct
per week. En denog oudere van
14 tot 16 jaar 20 cent. Wij van
Men kent er de Friese
verhoudingen en is bereid
plaatselijke en provinciale
belangen te dienen.
Nóg een foto, waarmee wij mevrouw Leenes en stellig ook reel andere abonnees een
genoegen doen: de steenfabriek te Schenkenschans, vanuit de lucht gezien.
6 tot 7 's avonds. Dan van half
acht tot half negen en dan van
9 tot tien.
's Zomers zaten we op banken
op de grote plaats achter,
heerlijk buiten, 's Winters
gezellig binnen. Af en toe was
er een gezellig avondje met
voordrachten en zang. We
dronken dan chocolademelk
met iets lekkers erbij. We
maakten in de zomer een
heerlijke tocht per Jan Plezier
met twee paarden bespannen
naar Dokkum. We gingen over
Stiens, Finkum, Hijum, Hallum,
Marrum enz. naar Dokkum
waar het kermis was. We
amuseerden ons daar kostelijk
en lunchten in een hotel, want
we hadden er voor gespaard.
We hadden wél bekijks van de
Dokkumers. Ze zeiden: "Dag
meisjes waar komme jimme
vandaan?" We zeiden: "We
komme uut Leeuwarden". "O,
just, nou maak maar plezier
hoor! 't is nou kermis".
Dat was tegen geen doven
gezegd. En toen we 's avonds
over de andere kant teruggingen
en nog even Zwartewegsend'
aandeden, was mijn witte jurk
aardig vuil. Toen we langs de
Bokkeboer reden, zongen we
allemaal: "De bokkeboer sien
knol, gaat wel es op hol. Trara
3x. Tien uur thuis, half elf naar
bed en slapen als een roos.
Den Haag Mevr. F, Bijlsma
Vervolg van pagina2
te halen en te grijpen.De zaak
zou niet vervolgd zijn, omdat S.
door het ongeluk al voldoende
gestraft was, indien hij niet uit
zichzelf met het. vreemde ver
haal van zijn bewusteloosheid
was gekomen. Ook nu zal niet
het volle pond gevraagd worden,
ofschoon hier buitengewoon roe
keloos is gereden. Eisch en
vonnis f. 10.of 10 d.
Verdachte is daarop zeer ver
ontwaardigd en kondigt hooger
beroep aan.
(1938)