TREK TREK Lied op de rookwedstrijd CWint^fc Wintalouwen 2 PIETER DAKHAAS Wim Houwen I fÜ-leine ^Cranteje leeM iedereen Het geven van scheld- of bijnamen kwam in vroeger jaren meer voor dan nu. Meestal bleef de oorsprong van zo'n naam niet be kend, maar hoe de bij naam Pieter Dakhaas ont stond weten wel wel. Pieter woonde als jongen in Wijtgaard, in een van die vier kleine huisjes aan de weg. En Pieter was een apart mannetje, dat altijd z'n zin wou hebben. Kreeg hij dat niet, dan klom hij op het dak van het ouder lijk huis en dreigde naar beneden te springen. „Kom er maar af!" zei z'n moeder dan en Pieter kreeg weer z'n zin. De vol gende dag was er wel weer wat anders en zie: Pieter klom weer op het dak. Pie ter Dakhaas dus. was er in Leeuwarden een man en die noemden ze de Vergeet mij niet. Die bijnaam had hij helemaal aan zich zelf te danken, want ze stond met grote letters op het raam van zijn bloemen- zaak aan de Tuinen. Oudere Leeuwarders herinneren zich de Vergeet mij niet nog wel: het was de heer Stephanus van der Meu- len, die na z'n huwelijk in 1894 aan de Nieuweburen in het huidige pand van kapper Visser een bloemenwinkeltje begon. Omstreeks 1900 vertrok hij naar de Korfmakersstraat en een paar jaar later ging hij naar een pand op de hoek van de Tuinen en de Wijde Steeg. Daar zette hij, in een mooi boogje, de naam „De Vergeet Mij Niet" op het raam en van dat moment af was Stepha nus van der Meulen voor de Leeu warders de Vergeet mij niet. In 1923, nadat de zoon van Stepha nus, Sido van der Meulen, in de zaak gekomen was, werd het bloemenmagazijn naar het Rui- terskwartier verplaatst - de naam Vergeet mij niet werd toen niet meer gebruikt. Nu is het nog altijd Sido van der Meulen; hoe wel die nu ook al niet meer in het In nummer 195 van 't Kleine Krantsje plaatsten we op de voorpagina een interessante foto van een rookwedstrijd in Leeuwarden, in de der tiger jaren door de bekende Frans A. Veenstra georganiseerd in het Café Stad Dockum aan het eind van de Voorstreek. Wij wisten toen niet, dat er naar aanleiding van deze rookwedstrijd een liedje was gemaakt: dat kwam tot onze verrassing te voorschijn, toen we een dezer weer eens in onze grote Doos met Sniepsnaren begonnen te snuffelen. „Trek, Trek!" heet het lied en het moest gezongen worden op de melo die van Trink.Trink, Brüderlein trink. Het bejubelt „de nieuwe sport" van het wedstrijdpijproken en het brengt tot slot hulde „aan hem, die de wedstrijd bedacht" en dat was dan F.A.V. - voor hem „driewerf Hoezee". Enfin, hier komt het hele vers: TREK, TREK! Lied op de rook-wedstrijd. Een nieuwe sport wordt thans beoefend, Een sport, waarvan nooit werd gehoord. Geen voetbal, geen hockie of zwemsport, Maar 't is een sport, leuk in zijn soort. U zult zeker allen wel weten Dat 't de rooksport is, die ik bedoel. En elk die aan deez' rooksport thans meedoet, Zingt straks dit refrein met gevoel. Refrein Trek, trek, mijn pijp gaat uit, Potverdorie, dat is èen strop. Trek, trek, kijk wat een snuit. En wat trekt die daar een kop. Menschen ik lach er mijn eigen haast ziek, Sjonge wat heb ik een lpl. Trek, trek, houdt hem toch aan, Laat er je pijp niet uitgaan. Zie ginds zit er eentje te mart'len, Daar zit er een, drijvend in 't zweet, En daar zit ook nog een slachtoffer. Daar breekt weêr een pijp, wat een keet, d'Een zegt: „mijn tabak is te vochtig"; „d'Mijne te droog of te kort". Maar och, dat zijn alle maar smoesjes. Ik zeg maar: „hoera voor deez' sport". Refrein als voren. En thans nog een woordje van hulde Aan hem, die de wedstrijd bedacht. Aan F.A.V. en zijn Palet Baai, Die elkeen genoegen hier bracht. Laten we zijn werken beloonen. Voor F.A.V., driewerf Hoezee. Nu allen de mond eens flink open En zing eens een keer met me mee. Refrein als voren. PALET BAAI, 40 en 50 ct. per half pond. La. veenstra, voorstreek (h.Koningstr.) Breedstraat 56 Oude Doelesteeg 2. land der levenden is - nu is het de derde generatie - Klaas - die er de scepter zwaait. heeft eksklusief voor Leeuwarden de komplete FORTEX koliektle Moderne man FORTEX gekleed! GEEFT WAARBORG EN VERTROUWEN Wirdumerdijk - Leeu warden AANWINSTEN 't KLEINE KRANTSJE Met onze hartelijke dank aan de gulle gevers kunnen we melding maken van de volgende aanwin sten voor de bibliotheek van 't Kleine Krantsje: Jaargang De Prins 1922 Pakje oude prentbriefkaarten van Leeuwarden Serie foto's van vroegere Leeu warder café's Twee dozen met glasnegatieven Leeuwarden plm. 1930 Jaargan Het Leven 1924 Adresboek Leeuwarden 1968 DE GEVELSTENEN SPREKEN Op de voorpagina gevelstenen uit Oud Leeuwarden. De grote steen kunnen we vinden in de muur van de Pijlsteeg, maar ze zat vroeger bij nu houtzaagmolen Krom en Regt aan het eind van het Oldegalileën. De kleine steen tjes zijn Anno 1647 (Gedempte Keizersgracht), De Kuyper (Ame landsstraat) en In de Karseboom (Monnikemuurstraat). Ziehier de gardeniersknecht in pontificaal. „Foar in dübbeltsje sop- griente yn 'e wike, neam ik dij gjin juffer GARDENIERSKNECHT Met belangstelling volgen wij de artikelenreeks van Mr. J.S. Bijl in 't Kleine Krantsje. Onwillekeurig vraag je je bij een bepaalde ge schiedenis of, zoals U wilt herinnering, wel eens af, wie zou hij daarmee bedoelen. Er is ech ter altijd wel een oud-Hüzumer te vinden, die je het haarfijn vertel len kan. Het verhaal van de zgn. los-werk- man heeft mijn grootvader wel eens verteld, maar anders. Ten eerste was betrokkene geen los- werkman, maar gardeniers knecht. Als zodanig heeft hij wel verschillende „bazen" gehad. Zijn dronkenschap op de bewus te avond, die hem bijna nood lottig werd, was het gevolg van een weddenschap, met de door Mr. Bijl aangehaalde vertegen woordiger uit de Verlengde Schrans. Men had gewed wie het eerst onder de tafel kwam te liggen, hetgeen de gardeniers knecht glansrijk verloor. Dit speelde zich af in Café Céres (thans Tivoli) op een koude winterdag. In een andere zaal van het Café vergaderde juist het ijsclubbestuur van „Tjallinga", waarbij een broer van betrokke ne aanwezig was. Om geen opschudding te verwekken legde men de „patiënt" in een krui wagen, die stond onder de vroegere veranda van het Café, met alle gevolgen van dien. Onze vriend heeft ook een poosje een groentekar gehad. Hij bleek echter geen succesvol zakenman te zijn. Zo vertelde hij eens het volgende. Voor goed begrip moet eerst nog verteld worden, dat de geachte vrouwelijke cliëntèle aangesproken werden met „juf fer". In een straat waar hij ventte, woonde echter ook een dame, met wie hij vroeger in de klas op school had gezeten. Deze noemde hij gewoon bij de voornaam. Op een dag vroeg zij of hij haar in het vervolg ook met juffer wilde aanspreken, waarop zijn ant woord was: „Foar in dübbeltsje sopgriente yn e wike, neam ik dij gjin juffer". Hij is geen vrijgezel gebleven. Op latere leeftijd is hij nog getrouwd. Hij had jarenlang een kwekerij, waar thans de veilinggebouwen staan. Op jeugdige leeftijd ging hij dikwijls weg te voordragen. Uit deze tijd stamt bijgaande foto. Zijn „kolenschoppen" kan hij niet helemaal verbergen. Op 72-jarige leeftijd, op 27 februari 1950, droeg hij nog met verve een door hemzelf gemaakt gedicht voor, op een feestavond in Café Tivoli. Eind 1952 stierf hij plotseling. Zijn vrouw was in de Tweede wereldoorlog reeds over leden. Leeuwarden G. ,ACH MAN, WE HEWWE ONS D0AD LACHT VROEGER.. „Vroeger hadden je de situaasje, dat Leeu wadden en Hüzum geschei den waren. De grens liep toen krek over de spoorbaan, tenminste dat dochten wij, toen we nog van die opskoten jonges waren. Dus, wat haalden we wel es uut, wanneer we wat gedonder hadden met een pliesje uut Leewadden? Dan renden we gauw bij de Overieselsestraat- weg over de overweg en krek anne andere kant begonnen we sun plies je dan de gek an te steken en uut te skellen, as't noadig was. Die pliesje ston dan machteloos, want wij stonnen op Hüzumer grond en een Leewadder pliesje in uniform mocht daar niet komme vansels, laat staan optrede teugen overtreders vanne wet. Mar op een keer sa'k je vetelle, toen we weer sun akkevietje hadden, trok die smies er sich gien bliksem van an, vloog over de overweg en pakte één van ons, Jaap, bij 't leerwinkeltsje van Meijer bij de kraag. En toen het ie Jaap een pak op sien donder geven, je hewwe het nog noait su sien! Van een veilige afstand af, hewwe wij ons doad lacht, 't is werkelijk waar. En nou het mooiste vanne grap: deselde dag nog hoorden wij, dat die spoordiek de grens niet was. Nee man, de grens lag een meter os tien vedder tussen de sigarewinkel van Piet Veelders en 't kantoor vanne Gemeentereiniging!"

Historisch Centrum Leeuwarden

’t Kleine Krantsje, 1964-1997 | 1973 | | pagina 2