MELKBOER MET HONNEKAR
HERINNERING AAN AFSCHEID NAAR
VERRE LANDEN
Drie en zestig jaar geleden
DOOR j
J.C.VAN DAM
f 3Cleine 3£ranteje leeM iedereen
Het was opmerkelijk stil in de
huiskamer toen wij al vroeg in de
morgen van de vijfde mei 1910
aan de boterhamtafel zaten. De
anders zo levendige stemming
met gepaste vrolijkheid tussen
broers en zuster was zoek. Ook
Vader en Moeder hadden weinig
te vertellen. Al zo vaak hadden ze
mij laten weten: steeds goed
oppassen, je best doen, de moed
nooit verliezen en vooral veel
schrijven.
Al evenmin als de nachtrust
verkwikkend was geweest ging
ook de boterham, nog wel
verrijkt met een extra versnape
ring, er maar matig in. Gezonde
eetlust ontbrak. Spanning over
het afscheid, dat straks moest
plaats hebben was hiervan
ongetwijfeld de oorzaak.
ONGEWONE STILTE
Ongewoon kwam de stilte aan in
het woonvertrek. De pendule, op
de hoge ouderwetse schoorsteen
mantel, met haar eeuwig tik-tak-
tik-talwas meer dan ooit
duidel jk hoorbaar. Bij de
zorgvuldig gepoetste hekjeska
chel nu na de grote voorjaars
schoonmaak, „op non actief' lag
de poes Mina rustig te spinnen.
Van het gewichtige en moeilijke
uur dat wij te doorworstelen
hadden trok poeslief, een onmis
baar huisdier in een ouderwetse
kruidenierswinkel zich niets aan.
Het scholteltje met melk, voor
haar klaar gezet, ging er als altijd
lekker in.
In de hoek van de kamer stond
de grote reiskoffer, met Moeder
lijke zorg volgestopt met kleding
en andere benodigdheden. De
etiketten op de koffer „Dominion
.Line, Montreal, Canada, Second
class" verklapten waar de reis
naar toeging.
Veel had ik niet te koop deze
morgen van vertrek. In gedach
ten verdiept dwaalden mijn ogen
steeds het raam uit naar de grote
plaats en bleek achter ons huis.
Daar lagen de jaren van mijn
prille jeugd en herinneringen
schoten te binnen. Aan de hoge
pereboom, nu al dik in knop
zullen straks de vruchten rijpen
en dan voor menige tong een
ware lekkernij zijn. Hoe heerlijk
smaakten die Brusselse suiker
peren
Als opgeschoten jonges klom ik
tot ergenis van mijn ouders, hoog
in de kruin en voelde ik mij daar
thuis als een kind in moeders
schoot. In ons „achter-uit" had ik
mijn konijnen en duiven en het
geitje, dat rare bokkesprongen
kon maken.
In de winter, als het flink vroor,
werd de grote plaats met
putswater onder water gezet en
in een ijsvloer veranderd. Hier
schaatsten we dan. Moeder zat
achter een opengeschoven raam
in de huiskamer en tracteerde op
kopjes hete chocolademelk en
stukken kouwe koek.
Dergelijke jeugdherinneringen
vulden mijn brein op die
gewichtige morgen van vertrek
uit het ouderlijk huis. De eerste
vrouwelijke klant die in de
winkel verscheen met haar
praatje tegen Vader, duidelijk
hoorbaar door de stilte in huis,
deed de stemming onder ons
huisgenoten geen goed. Haar
verhaal was aldus: „Nou, jouw
seun gaat jimme vandaag verla
ten en wel naar Amerika.
Volgens mien dunken, sien
jimme die nooit weer! Het wüdt
een levendige begrafenis
„Oek dat nog" dacht ik.
Eindelijk was het moment van
afscheid aangebroken. Een
zwaar aandoenlijk ogenblik.
Omhelzingen en handdrukken
met de beste wensen voor de
toekomst, geuit met betraande
ogen, bewezen de liefde en de
gehechtheid tot elkaar. Was het
een vaarwel voor altijd
Het aandoenlijke afscheid was
voorbij. Vergezeld door mijn
beide broers die om beurten de
zware koffer droegen ging het
stadinwaarts. Achter bleven mijn
lieve ouders en zuster. Vanaf de
stoep van ons huis op de Put
wuifden ze mij zolang ik in zicht
was, de Slotmakersstraat door,
met hun zakdoeken een laatst
vaarwel toe. Deze laatste af
scheidsgroet werd door mij
zwaaiend met mijn hoed boven
mijn hoofd op het trottoir, hoek
Wortelhaven-Eewal, hartelijk be
antwoord. Toen was het uit, zij
konden mij en ik hen niet meer
zien. Op de Wortelhaven, bij het
oude Postkantoor kwamen we
nog een paar oudere Joodse
buren tegen. Hun handdruk en
„het beste, beste jongen" deed
mij goed. Als dit woord beste hier
wel op zijn plaats was betwijfelde
ik.
KWAJONGENS-STREKEN
Meer duidelijk kwam het mij
voor, dat ze misschien gedacht
zullen hebben „gelukkig daar
gaat ie!" Mijn jeugdjaren waren
n.l. in de buurt van De Put vol
kwajongensstreken geweest. In
het uitdraaien van de gaslan
taarn was ik een expert. Om kort
De heer J.C. van Dam:herinneringen aan ingrijpende gebeurtenis
sen uit de jeugd
te gaan, was er weer de één of
andere streek uitgehaald, „dan
was het gezegde van de Joodse
buren: die verdomde jongen van
Van Dam komt nog eens in 't
Tuchthuis terecht" Deze veron
derstelling werd jaren later
bewaarheid, toen ik in de Eerste
De melkboer met de honnekar ....ja, ja, is dit even een bijzondere plaat uit de goeie ouwe tijd? We zien hier de vroeger zo bekende melkboer
Piet van der Goot van de Groentemarkt, gefotografeerd, toen hij met zijn wel gevulde hondekar de ronde deed. Alles staat er op: tonnetjes met
losse melk, flessen melk, süpenbrij, en rechts van het wiel, een klein botervaatje. Wat een verschil met de melkboer, nee, de melkman, (of is't
al melkheer) die nu met z'n electrische hond langs de deuren gaat. En wat een verschil in romantiek!
Wereldoorlog in de plaats
Rouaan in Frankrijk als spion
werd gearresteerd en daar in een
gevangenis werd opgesloten. Ik
was toen met meer soldaten uit
het Australische leger gedeser
teerd. De oorlog liep toen ten
einde en om nu het risico te
ontlopen de laatste weken nog te
worden doodgeschoten namen
veel jongens met wat durf de
benen. Acht pijnlijke lange
weken, niet wetend wat men met
mij, als spion, zou gaan doen heb
ik in de Franse gevangenis
doorgebracht. Het was wel de
moeilijkste tijd van mijn veel
bewogen leven maar het bracht
wel tot waarheid het losse praatje
in mijn jeugdjaren: „Hij komt
nog eens in 't tuchthüs terecht
Het was nog stil in de stad toen
wij drieën als broers naar het
station togen. Alles ademde rust
en vrede. De bomen langs de
Voorstreek en Keldersgracht
prijkten in fris voorjaarsgroen.
Een lijster, verscholen in blader -
dos, liet welluidende klanken
horen. Eenden zwommen in de
grachten en bogen gelijkmatig
hun koppen. Was dit hun
liefdesspel of een groet aan mij
als vertrekkende? Op „De Brol"
had een bloemenkoopman moei
te z'n zware kar met bloemen
voort te duwen. Wij gingen naar
de bloemenmarkt op 't Zaailand.
Nu eerst schoot het mij te binnen
dat het Hemelvaartsdag was.De
zo emotievolle morgen had mij
deze feestdag doen vergeten.
Op Hemelvaartsdag trokken veel
Leeuwarders er opuit. Ontvlucht
ten de stad en gingen buiten, de
natuur opzoeken. Wij jongens en
meisjes fietsten dan, zingend de
Zwarteweg uit naar het bos van
Ypey. Hier maakten we pret,
vermaakten ons in de Grot en
genoten van het fraaie uitzicht
vanaf de Belvédère.
(vervolg op pag.'7)