ALLEMAAL PAARDENTRACTIE
IN MIJN MOOIE JEUGDJAREN
7
'f füleine SLranto/e ieeot iVuereen
DOOR Y. HAMSTRA
In ons vorige Kleine Krantsje
schreef onze abonnee, de heer Y
Hamstra, over zijn mooie jeugd
jaren aan het eind van de Nieuwe-
stad. Vandaag vervolgt hij zijn
herinneringen, waarbij hij nog
blijft toeven in de buurt van zijn
geboortegrond.
De mensen zaten vaak eerst nog
even in het café voor ze weg
reden. Als er dan een of twee
paarden gehaald moesten wor
den, liepen we eerst door de
paardestal tussen de eigen paar
den door en zo naar de koestal.
Terug liep je dan meestal met de
paarden even het stukje Nieuwe-
stad naar de Westerplantage. Als
het nu heel druk was (er stonden
soms wel zestig) liep je ook wel
terug met het paard door de paar
destal. Je moest dan wel goed
schreeuwen en roepen, anders
kon het paard, dat je bij je had,
wel eens een tik van de andere
krijgen. Er waren vroeger nog
meer paardestallen in de Toren
straat. Wijtsma, een al wat oude
man, had een slepersbedrijf,
zoals ze dat toen noemden. Deze
man had vier heel zware paarden
(Zeeuwen), een soort Belgisch
paard, maar dan nog zwaarder.
Hij had van die platte wagens en
moest met de kermis de zware
wagens van Willem Stuvé en
Victor Consael van het spoor
halen. Ook zware verhuiswagens
kwamen toen nog met de trein.
Er liep vroeger een klein wandel
paadje vanaf de Nieuwestad naar
de Vrouwenpoortsbrug. dit stond
op vrijdag ook altijd vol met boe
renrijtuigen. Veel van deze
mensen waren klanten van m'n
vader en ik moest vaak de
doosjes en pakjes met boodschap
pen in deze wagens brengen.
UITSPANNING
In de vorige eeuw, nog voor het
tramstation op de Westersingel
was, heeft daar ook een herberg
met uitspanning gestaan. Een fa
milie Oosterhof. De paarden van
de boeren werden daar in het
land gelaten. Deze landen liepen
waar nu de Pier Pander-, de
Tram- en Harlingerstraat zijn,
tot aan de landen van de „Groene
Weide", vandaar die naam. Toen
het tramstation gebouwd werd,
verhuisde de enige overgebleven
zoon van de familie Oosterhof,
een vrijgezel, naar de Harlinger-
singel naast de wagenmakerij
van Radersma. Deze heeft er
jaren gewoond. Toen hij er kwam
had hij vitrages laten maken,
welke er na vijfentwintig jaar nog
steeds hingen. Hij werd dan ook
altijd „de man met de smerige
gordijnen" genoemd. Het was een
grote man, altijd gelijk gekleed,
zwarte streepjesbroek, zwarte
slipjas, zwarte hoge pet.
HOTELS
Op het Groot Schavernek waren
een paar hotels. Het ene, een
kleintje, was Hotel Elzinga en
werd (in mijn kindertijd) gedre
ven door een dikke Duitser, Herr
Gassner. Het andere was een
groot hotel (later de Rijkskweek
school). Dit bezat een eigen
rijtuig, waarmee de gasten van de
trein werden gehaald en gebracht.
Nu gebeurde het een keer dat de
koetsier ziek was en er toch
mensen vervoerd moesten wor
VOORUUTDENKERS KOM-
ME VOORUUT, ACHTERAF-
DENKERS RAKE ACHTEROP
AS 'T GOED IS MUTTE JE
ELKE DAG EEN DOEL HEW-
WE
GEDEELD LEED MAAKT
STERKERE ONDERLING
BANNEN AS GEDEELDE
VREUGDE
de lijnbaan van Morrema.Twee
huisjes stonden aan de kant van
het Heer Ivostraatje, waarin een
groot wiel. dat werd gedraaid
door een jongen. Een oude man.
Gutman, liep dan achteruit met
het vlas en zo werd het touw ge
sponnen. Het was een heel eind
tot waar nu zo wat het beeld van
Troelstra staat. In gedachten zie
ik hem nog tussen al die geiten
achteruit lopen. Het was daar
gras en veel mensen uit de Boter
hoek hadden er een geitje, dat in
de winter werd geslacht. We had
den ook onze straatfiguren, zoals
Jensje Tit (z'n eigenlijke naam
was Ane v.d. Meulen), van wie be
weerd werd dat hij als grote
jongen nog bij z'n moeder aan de
borst w as. We riepen dan „Jensje
Tit. z'n hemd is wit, z'n hemd is
zwart" enz. enz. Hij zat ons dan
achterna.
Ook was er een heel lange slanke
man, die we Sikke Bal noemden.
Hij liep altijd op gymnastiek
schoenen en kon heel hard lopen
als wij weer hadden gescholden.
Wij hadden in de Torenstraat
tegenover het Oldehoofster kerk
hof een pakhuisje. De rechter
kant was pakhuis en de linker
kant werd verhuurd. Er woonden
twee gezinnen in. Aan de voor
kant Torenstraat dus, in één
kamer, man, vrouw, en twee
kinderen en in de achterkamer
een gezin met vijf kinderen,
waarvan de man ziek was en toen
ook al vlug is overleden. Die
mensen hadden de zolder erbij
waar de kinderen sliepen. Alles
moest in de kamer gebeuren.
Wat een toestand - en de mensen
waren nog gelukkig ook Ze be
taalden een daalder huur per
week. Toen ik later wat ouder
was en een auto kreeg, woonden
zeer nog steeds. De vrouw heette
Rika, (we zeiden altijd Büvrouw
Rike) en zij zorgde in de winter
voor een keteltje warm water. Ik
liet, als het vorstig was, het koel
water uit de auto lopen. Warm
water in de radiateur en het
T-Fordje liep weer. Büvrouw
Rike kreeg zo nu en dan een gas-
penning voor de moeite.
(wordt vervolgd)
Op deze foto van het Groot Schavernek zien we de beide hotels, waarover de heer Hamstra schrijft. Rechts
het Wapen van Friesland, links het Hotel Elzenga.
ik ze even opneme!". In die tijd,
1915, was er in de Boterhoek
een Joods hofje, Daar woonden
allemaal oude mensen. Onder
anderen Peke Drielsma, een
handelaar in ongeregeld goed.
Een goed Joodje, dat eerlijk was
en nooit gestolen goederen kocht,
die hem natuurlijk vaak werden
aangeboden. We waren eens drie
koperen gewichten kwijt. Peke
bracht ze ons later weer. Een
kleine jongen had ze van de toon
bank gestolen en bij Drielsma
ten verkoop aangeboden. Ook
was daar in het Hotje een oude
Jodin. Jodebetje genoemd, die
vrijdags met een kar met fruit en
snoep naar de veemarkt ging. Ze
had haar standplaats op de
Lange Marktstraat bij het hek.
Ook Lollige Hannes stond daar
met een soortgelijke kar, wat wel
eens wat geharrewar te weeg
bracht. De Lollige prees z'n
waren altijd met luid geroep aan.
JODEBETJE
Ook zaten daar voor het hek
vrouwen met tobben water om de
klompen van de boeren schoon te
boenen. Jodebetje had altijd in de
winter een warme stoof mee, ze
zat dan op de stoel achter de kar
met de voeten op de stoof. Als ze
vrijdagsmiddags weer naar huis
ging, liep ze de Westerplantage
langs, maar bleef soms even
staan. Als ze dan weer verder liep
lag er een plasje op de grond
Tegenover het Hofje, tegen het
Oldehoofster kerkhof aan, was
den. Een van de kelners zou toen
wel even rijden. Bij het keren
deed hij dit verkeerd en zo liep de
wagen achteruit de gracht in, het
arme paard viel op de wagen.
In de Burmaniastraat had Pieter
Poelsma ook een stalhouderij. De
paarden werden in de straat inge
spannen, soms gebeurde het wel
dat ze er alleen vandoor gingen.
Je hoorde ze dan uit de verte al
aankomen. Een paar maal heb ik
er een gepakt. Eens op een keer
was er weer een span (twee dus)
op hol. Even over de Vrouwe-
poortsbrug werden ze door men
sen tegen gehouden, ze keerden
om. Een stapte bij de wagenma
kerij in een putje en brak z'n
voorpoot en moest worden afge
maakt. Het was toen alles paarde-
tractie wat de klok sloeg. Op de
hoek van de Nieuwestad en
Groot Schavernek had Van
Dalen een zadelmakerij. Onder
de kamer was een keldertje waar
de baas en z'n zoon met de knech
ten zaten te werken. Er werden
nieuwe tuigen gemaakt maar ook
wel gerepareerd. Op het hoekje
van de Nieuwestad - Westerplan
tage was een zaakje waarin het
Joods echtpaar Eckstein woonde;
zij verkochten ook spullen voor
het boerenbedrijf en ijzerwaren.
Naast het reeds eerder genoemd
café Maurer was een klein
winkeltje van De Vries. Die ver
kocht touw, leidsels, teerproduk-
ten en klompen. Daarnaast was
een pand op de hoek van het
Klein Schavernek, daar woonde
Roel Steinvoorte, een schoenma
ker. Deze zat ook met de knech
ten in een keldertje te werken.
Om de hoek op het Klein Scha
vernek was een kroegje (die
waren er toendertijd nogal wat)
van Ramkema, de Rambam
genoemd. Hij verkocht z'n borrels
schijnbaar ook op de lat. Eens
Het kruideniersechtpaar Ham
stra, de ouders van de schrijver
van dit verhaal, gefotografeerd
voor hun zaak.
kwam hij Jitse de Groot, een
paardeslagersknecht, tegen, die
nog schuld had. Hij zei „Jitse, er
staan nog vijf borrels op het
bord". Antwoord: „Mooi, dan zal
v;rr.fvvVrrw
Dit is het eind van de Nieuwestad in de twintiger jaren, toen er nog een sierlijk pijpje lag tussen de Nieuwe
stad en het Schavernek.