WAT WAS HET GEZELLIG OP DE GROTE WIELEN. Voor do rechter DIKKE LAMPE MET SIGAAR OP DE SPRINGPLANK. 't 3i(eme 3^ranf«5/e leeM iedereen werd besloten met z'n drieën - vader, m'n meisje en ik - te gaan zeilen. Het ging aanvankelijk prachtig; een lekker windje, een stralende zon en veel gezellig heid op 't water - iedereen groette iedereen - maar de wind werd sterker, nu en dan buisde het aardig en mijn meisje kreeg zo af en toe flink buiswater over haar mooie jurk. Ze vroeg of het niet wat gevaarlijk werd. Ik zei plagend: "Welnee, maar moch ten wij omslaan, dan red ik jullie wel; ik kan toch zwemmen". MEISJES GENOEG "Ja, maar wie red je dan eerst, mij of je vader vroeg ze. Ik, weer plagend en zonder mij te bedenken: "natuurlijk mijn va der, want die heb ik er maar één en meisjes zijn er genoeg". Nou, te begrijpen valt, dat dit allerminst goed viel In feite viel het zó slecht, dat de verkering er een tijdje door uit raakte. Daarna hebben wij er nog vaak om gelachten en later - ook met de kinderen - nog veel zeilgenoegen beleefd. Al schrijvende komen er zoveel herinneringen op aan m'n zeila- vonturen, dat ik daarover alleen al een heel Krantsje gemakkelijk zou kunnen volschrijven. Ik vrees echter, dat onze redac teur dit soort herinneringen als zijnde niet typische herinnerin gen aan oud Leeuwarden, buiten het kader van zijn blad zou vinden, waarin ik hem uiteraard gelijk moet geven. De herinneringen aan de pretti ge tijd op de Grote Wielen zullen hoop ik bij menig oud Leeuwarder die daar ook placht te komen, verlangens oproepen naar een tijd welke helaas voor bij is. Laag Soeren C. Reenalda. De recreatie op de Grote Wielen heeft voor duizen den Leeuwarders altijd heel veel betekend en we willen deze omgeving dan ook graag beschouwen als beho rend tot de stad. Red. t KI. Kr. ALS HET BIER IS IN DEN MAN V. en W. van Leeuwarden waren in den nacht van 13 op 14 september in een eenigszins opgewonden bui. En aan die opwinding was Bacchus niet onschuldig. "Je had een stuk of tien biertjes gedronken, hè", zegt de kanton rechter tegen W., die als getuige décharge optreedt. "Dat weet ik niet, mijnkeer, ik tel ze nooit". Kantonrechter: 'Tegen de politie heb je anders verklaard, dat je er dertien of veertien op had; later ben je dan zeker de tel kwijt geraakt. In elk geval jij en je vriend V. hadden café's bezocht en liepen gearmd langs de Weaze". "Ja", vertelt V., die verdachte is, "en toen heeft W. een kar, die' daar stond, in het water gereden. Toen kwam de politie en zette ons beiden op de bon. Maar ik had niks gedaan". W. bevestigt deze lezing. Hij is eveneens veroordeeld en wel tot 15 boete of 15 dagen hechte nis. Maar hij heeft het afge kocht. 't Gevolg van een en ander is, dat V. thans wordt vrijgespro ken. Als jongen leerde ik zwemmen op de Grote Wielen; het was in 1916 of 1917 en ik ging er 's ochtens vóór schooltijd dagelijks per fiets naar toe. Het duurde een week voor ik echt het water in mocht; de eerste lessen bestonden uit droogzwemmen, waarbij je werd opgehangen in een tuig, vóór bij de ingang van het bad, waarna de instructeur je de bewegingen van armen en benen leerde. Na die week oefende je in 't water aan de hengel. Deze methode bleek zó goed te zijn, dat ik veertien dagen na m'n eerste bezoek aan de inrichting al trots, naar waar heid, thuis kon verklaren, dat ik kon zwemmen, zij het dan nog niet over enige afstand. Daar ik echter elke dag flink oefende, meende ik na enige tijd wel mee te kunnen doen aan de jaarlijks georganiseerde tocht over de Wielen (heen en terug 1000 m.). Hoewel het niet bleek mee te vallen, slaagde ik en kreeg een diploma. OP DE FIETS Zoals ik ai zei, ging ik per fiets. Het was m'n eerste - niet al te best - exemplaar, dat mijn vader op een boelgoed op de kop had getikt. Door mijn enthousiaste verhalen over de zwemsport besloot mijn vriend het ook te gaan leren. Er was echter een bezwaar: hij had geen fiets. Wij besloten dit als volgt op te lossen. Eerst fietste ik een eindje en liep mijn vriend - zolang hij dit kon volhouden - ernaast; werd hij moe, dan steeg hij op de fiets en liep ik ernaast. De eerste dagen had dit tengevolge, dat wij 's morgens vroeg uit bed hevige spierpijn hadden en moeite hadden om op gang te komen. Echter al snel werd dit beter en na een paar weken op deze wijze dagelijks naar de Grote Wielen heen en terug te zijn gegaan, berioten wij de fiets maar thuis te laten en de afstand hard lopend af te leggen. Hoewel dit de eerste dagen gepaard ging met nu en dan een overgang in wandelpas, waren wij na korte tijd in staat aan één stuk door hard te lopen. Zo werd dus van de nood een deugd gemaakt met als resultaat, dat wij in een uitstekende vorm verkeerden. OOK 'S AVONDS Als het volop zomer was gingen wij ook 's avonds vaak nog zwemmen en daarna nog zeilen in de daar te huren zeilschouw- tjes; prijs als ik mij goed herin ner een kwartje per uur. Hoewel de zwemsport toen nog lang niet zo ontwikkeld was als thans - wij kenden toen alleen maar de borst-, Spaanse- en rugslag - en records nog weinig in tel waren, heb ik van deze zelfontwikkelde training gedu rende enige jaren, tot op de huidige dag profijt gehad. Wat was het daar op de Grote Wielen ook altijd gezellig Ik herinner mij erg drukke zomerse dagen, waarop alle badhokjes steeds bezet waren en wij met een hele groep, in onze ogen "oldtimers", zoals de heren mr. Hepkema, Lampe en Funcke - Vereeniging-Zwembad „De Groote Wielen" GOEIE LEERSCHOOL Die leerschool vond ik bij een bij ons in de buurt wonende schoenmaker, die een prachtige Friese schouw met gaffeltuig had, waarmee hij een groot deel van z'n vrije tijd op 't water was. Ik had tegen hem nogal opge schept, dat ik zeilen kon en daar hij graag een fokkemaat had - zijn vrouw was wat bang op het water - nodigde hij mij uit. Ik bediende dus fok en zwaarden, maar het bleek daarbij, dat ik nog heel wat had te leren Het stak mijn leermeester bij zonder nauw en als ik in het begin nog al eens niet precies op tijd bij het laveren in een nauwe vaart handelde, vloekte hij mij stijf om echter kort daarna, als wij met een heerlijke bries en een flinke vaart bij de wind voeren en daarbij nog een "moderne" boot inhaalden van plezier te jubelen: "G.v.d., wat gaat ie fijn jonge Wij hebben samen veel zeilple- zier beleefd op de prachtige Friese wateren. Toen ik verkering kreeg moest mijn meisje natuurlijk deelge noot worden in mijn zeil-enthou- siasme. Thuis had ik ook a"l heel wat verhalen opgehangen, zodat allen zware kerels - in de bergplaats van materiaal zoals zeilen, touwwerk, riemen etc. ons verkleedden, wat soms tot ver makelijke toestanden leidde, niet in 't minst door de grollen en moppen van genoemde heren, waarvan ons jongens de oren soms tuitten en de wangen gloeiden. Ik zie nog de heer Lampe op de hoogste springplank staan, een grote brandende sigaar in de mond, de veerkracht van de plank beproevend en dan - de sigaar voorzichtig wegleggend op de leuning - met een fraaie sprong z'n machtige body in het hoog opspattende water werpen. Hij bleef dan steeds lang onder water om zich dan, na een paar slagen, op zijn rug te wentelen en dan zachtjes met z'n handen kabbelend rond te drijven, waarbij je alleen zijn neus, beide grote tenen en - daartussen - hoog torenend zijn enorme buik zag. Ik vond hem een moedig man, want ik had toen nog wat angst om van de hoogste plank te duiken. Zijn voorbeeld inspireer de mij het ook te doen. Behalve zwemmen begon ook de zeilsport steeds meer mijn be langstelling te krijgen. Hoewel je in de gehuurde schouwtjes op de Wielen de beginselen van de zeilkunst al doende wel leerde, ontdekte ik toch wel, dat, om ook in hachelijke situaties pre cies en snel te weten wat te doen, een zekere leerschool nodig was.

Historisch Centrum Leeuwarden

’t Kleine Krantsje, 1964-1997 | 1975 | | pagina 8