Friesland Bank
Uw eigen bank
'f kleine 3£rantd/e leeót iedereen
Lezers klommen in de pen
Tuunpliesje Fetter woande oek op 't Hoeksterplein
OOK EEN STUKJE
Ondergetekende zóu graag ook
eens een stukje in uw zeer
gewaardeerde K.K. schrijven.
Dit naar aanleiding van een
stukje van mevr. Has-Drent, die
ik me heel goed herinneren kan.
Ik ging n.l. bij haar op school en
ze woonde dan ook vlak bij ons,
op "Oud Eigenbrood" en wij op
"Nieuw Eigenbrood".
Maar ik wou nu maar in 't
Luwarders vedder gaan, dat vien
ik altied so eigen, as je die
stukjes leze van lezers klommen
in de pen en dat wu ik nou oek
graag doen.
Ik sat oek op skoal bij Menheer
Sijtsma, die omdat hij hoofd was
"menheer" noemd wudde, en
meester Zijlstra. was dus een
gewone meester. En ik weet oek
nog best die Friese spreuken.
Dat was dus op Tuuntsjes skoal.
Ik had mie al so vaak es
voornomen, onfoek es een stukje
in 't KI. Kr. te skrieven, maar tot
nog toe was 't er niet van komen.
So as ik al sei woonden wij op
't Nieuw Eigenbrood", n.l. op 't
Hoeksterplein. Ons buren waren
naast ons Oelof. die was kelner
in 'e Prinsentuun, waar mien
vader, as er muziek was oek wel
bediende, om de inkomsten wat
groater te maken, want et was
toen een moeilijke tied, om de
endsjes an mekaar te knopen.
An 'e andere kant naast ons
woonde Steensma, die was typo
graaf op 'e Leeuwarder krant.
En die hadden twee jonges,
Auke en Anne. Anne het lang
een segarewinkel had in 'e
Korfmakerstraat.
Dan hadden je meesen, ik weet
niet meer hoe 't ze hieten, maar
't waren Hollanders, ze praatten
altied zo deftig vonnen wij. Ze
hadden één meiske, Ada hiette
ze, oek al son deftige naam, dan
kwam er een fam. Lont, al wat
oudere mensen met vier volwas
sen jongens in 'e huus. En de
fam. de Vries, een grote huus-
houding met wel een stuk of tien
kienders. Daarnaast Spoelstra,
met twee meiskes, de éne hiette
Anna, de andere weet ik niet
meer, want die was een heel stuk
jonger, en dan hadden je Pliesje
Fetter, die tuunpliesje was in 'e
Prinsentuun,' die hadden twee
jongens en een meiske, Lodewijk
en Johannes en Jikke, waar ik
met naar de winkel ging; we
stonnen n.l. bij Joosten in 'e
winkel. Op 'e hoek van 't
Herewaltsje, waar nou P.S. Bak
ker woont. Morrens om 8 uur
der heen'tot 12, en van half 2 tot
9 uur 's. avonds, de winkel was
tot 10 uur open, maar omdat wij
nog gien 18 jaar waren, mochten
we niet langer, dan tot negen
uur. We verdienden een hele
rieksdaalder in 'e week. De hele
•dag kuierde de chef de winkel
op en neer, een Menheer Weirot-
her. Die kocht vaak wel is wat
koperguud op een boelgoed, en
dan moesten wij dat poetse, dat
ouwe koper sag er soms veskrik-
kelijk uut. En dan ston ie ons
maar op 'e hannen te kieken, toe
mar meiskes, knokkelsmeer d'r
op. Wisten wij veul wat knok
kelsmeer was
Ja, wat he we een lol had, daar
bij Joosten. We waren met zo'n
stuk of zeven, acht meiskes, van
zo'n jaar of zestien, zeventien
in't z.g.n. klein vak. Daar was
son bedroefd bitsje te doen, dat
we maar met mekaar naar 't
sous-terrein gingen, waar de
kienderwages stonnen, en de
skolken verkocht wudden.
Die we dan ombeurten voorde
den. En waar we vaak uut
vervelens ons brood mar opaten,
om een uur of vier. We hadden
om een uur of vijf, half zes
portie, dat was een half uur
pauze, maar dan hadden we ons
brood meestel al op 1
Die portie-kamer, daar zat dan
oek een menheer Visser, de
boekhouder met een meiske,
Pim Oostmeier. En de wiegen
bekleedster Klaasje Ombelet.
Nou, daar wudde wat aflachen.
Maar 't was wel vervelend hoor,
dat je daar hast niks hadden te
doen. Ik bin er dan oek niet lang
bleven. Ik kon daar niet over en
nam elke avend mien skear en
skelk met naar huus, want dan
wu ik er de andere morres niet
weer heen. Mar kan je begriepe,
dat was er niet bij. Vuruit hoor,
dat gaat so maar niet.
Mar om nog es op mien
skoaltied terug te kommen. Wat
konnen je toen nog speule. 's
Avens verstopperke. En touw-
danse, knikkere en met neuten
skiete. Dat sien je teugenwoodig
niet meer, de kienders kanne
niet meer speule. Het was het
mooiste tiedsje 's avens as 't
begon te skiemeren en dan
verstopperke of van Beieren,
mar 't was altied so, as 't mooi
wudde, dan moesten je in huus
komme, de lanteerns binne al
op, was 't dan. In 'e huus hoor.
Er was toen nog gien radio en
televisie, mar dan zaten je nog
een poos bij 't theelichje te
skiemeren, en dan mar singe,
dat was toch een mooie tied. In
'e winter met 't kacheltsje met
sien rood buukje en 'e futen op
'e plaatstoof. Nee, daar hewwe
de kienders van teugenwoodig
gien weet van, met die ongeselli-
ge centrale verwarming en altied
mar die T.V. an.
Dan hew ik oek nog een mooie
herinnering an mien Ome Bet-
tus, die reed op 'e bestelauto van
de H.S.M.. sowat as van Gend en
Loos. Die brochten dan o.a. gist
naar meesen, die 't dat weer
naar de bakkers brochten. So
woonde er in de Dokkumer
straat een Boetes, waar mien
Oom altied heen moest, en daar
dan een kopke thee kreeg. En
dat was vaak om son uur of vier
as wij uut skoal kwamen.
Ik sien em nog staan achter op
'e peerdewagen, het boek met 'e
vrachtbrieven onder 'e arm, so
recht as een keers.
Nou, wij altied loere veself, of we
ome Bettus oek sagen want dan
mochten we een endsje metriede.
Mar eerst teugen Moeke segge,
sei die dan. Nou, wij as een pielk
en boog naar huus, om te
seggen, dat wij met op 'e
peedewagen mochten met ons
oom. Hij ging dan1 van de
Dokkumerstraat naar de Willem
Loréstraat naar Memerda, die
oek gisthandelaar was. (en die
later mien skoonvader wudde
su). Maar dan moesten we terug
lope, en dat was natuurlijk een
heul eind. Mar dat hadden we er
graag voor over. Dit was het dan
voor deze keer.
Leeuwarden
F J. Memerda-
Zijlstra.
MELK EN EIEREN
Mag ik even inhaken op wat uw
abonnee, de heer G.T. van
Kampen schrijft in zijn "mooie
verkenningstochten in de jaren
van mijn jeugd" Die ik
trouwens met veel plezier lees, al
ben ik zelf geen "oud-Leeuwar
der" die van mijn jeugd af in
Leeuwarden woonde. Ik kwam
er pas in 1924, maar de oude
liedjes die hij aanhaalt in zijn
stuk in 't Kleine Krantsje"
nummer 240 werden natuurlijk
ook in andére plaatsen gezon
gen. Zo zongen wij ook in onze
jeugd: "Neerland, o Neerland,
daar is het goed, daar worden de
"boeven" met melk en eieren
gevoed. Dit liedje sloeg nl. op de
bekende inbreker en uitbreker
Frans Rosier, die verschillende
inbraken op zijn naam had. Hij
werd vaak gepakt en opgesloten,
maar heel vaak wist hij weer te
ontsnappen. Slu was hij geen
"gevaarlijke" boef, moorden had
hij niet op zijn geweten. De
mensen hoefden zich wat dat
Men kent er de Friese
verhoudingen en is bereid
plaatselijke en provinciale
belangen te dienen.
betreft niet ongerust te maken.
Het ontsnappen van Frans
Rosier werd zo'n gewoonte, dat
de mensen, wanneer hij weer
eens opgesloten zat, al weer
riepen: "het zal ook niet lang
duren, dan gaat hij weer voor
niks". En die uitdrukking: daar
gaat hij weer voor niks, burgerde
in ons land helemaal in, het
werd een vaste uitdrukking
Maar ik zal zo'n negen jaar
geweest zijn, dat hij weer eens
opgepakt en naar de gevangenis
in Hoorn werd gebracht. Daar
ging hij op zekere dag in
hongerstaking, wat dus niet
alleen van de laatste tijd is. En
om hem in leven te houden werd
een ei geklutst en tegelijk met
melk werd hem dat natuurlijk
onder dwang, opgevoerd. Daar
vandaan kwam de uitdrukking:
"daar worden de boeven met
melk en eieren gevoed". Of hij
ook uit Hoorn is ontsnapt kan ik
mij niet goed herinneren, maar
wel weet ik dat er bij zijn dood
nog over hem in de kranten is
geschreven.
Leeuwarden N. Dijkstra-Tals-
ma.
DE BREEDSTRAAT
Naar aanleiding van 't Kleine
Krantsje nummer 239 zou ik
gaarne nog iets toe willen voegen
betreffende de Breedstraat.
Al éénmaal eerder had ik het
genoegen een brief te schrijven,
na een zeer lange periode in
Vervolg op pagina 8
V-,/
Het Hoeksterplein, alias Nieuw Eigenbrood, waarover mevrouw Memerda-Zijlstra op dizze pagina skrieft