't kleine ^Cranteje leeet iedereen
VAN T ROOIE DO
KOS'
In mijn vorige artikel haalde ik
herinneringen op aan "Het
Rooie Dorp", waar de jongens-
kiel over mijn smalle schouder
tjes gleed Ik vertelde toen over
de oude villa met daarnaast de
vijver. Het Rooie Dorp kon je op
twee manieren bereiken of verla
ten. de ene manier was langs
Achter de Hoven, de andere
langs de Spoorstraat of over de
2e spoor-overweg in of' uit de
richting Nieuwe Kanaal. Er was
nog een derde mogelijkheid in
het begin, maar die werd hoofd
zakelijk door de jeugd gebruikt.
Tussen de huizen van de
Spoorstraat - het gedeelte tussen
de van Heemstrastraat en het
einde van de Spoorstraat (het
huis en de fabriek van Hubert
de Groot, later Sluys kippenvoer
enz.). - en de meergenoemde
vijver was nog een onbebouwd
terrein en dus "niemandsland".
VERWAARLOOSD LAND
Dit stukje land, verwaarloosd en
vol kuilen en greppels, gebruik
ten wij soms om er te spelen,
maar hoofdzakelijk om de van
Heemstrastraat langs de kortste
weg te bereiken. Deze straat had
toen aan de kant van Achter de
Hoven alleen maar 4 of 5 huizen
in het stukje vanaf de Spoor
straat tot de van Asbeckstraat.
De andere kant was wél be
bouwd en die huizen zagen uit
op de boomgaard van de villa,
afgescheiden door een sloot. De
van Heemstrastraat hadden we
nodig om de Lagere School nr.
13 aan de van Sytzemastraat te
bereiken. Als ik dan School 13
noem gaan er direct weer zoveel
kleine luikjes in mijn achter
hoofd open en komt er een
stroom van herinneringen naar
voren School 13 moet om
streeks 1918 in gebruik zijn
genomen en was dus in mijn
prille jeugd nog splinternieuw.
Het was een mooi, fors gebouw
met een in onze ogen grote
speelplaats rechts en een school
tuin links. Een leuke tuin met in
de breedte allemaal akkertjes,
waarop vele zaken werden ge
kweekt door de leerlingen van
diverse klassen, bloemen, maar
ook groenten.
De meeste oud-scholieren zullen
zich herinneren dat een speciali
teit in het voorjaar tuinkers was,
een klein, groen blaadje. Als dit
ver genoeg gegroeid was en
geschikt voor consumptie, dan
moesten we een sneetje brood
meenemen naar school. Onder
leiding van de "meester" werd
dan naar de tuin getrokken.
Heerlijk in het voorjaarszonnetje
werd dan onder het toeziend oog
van de onderwijzer de frisse
tuinkers vakkundig afgesneden
en kreeg ieder een portie op de
meegebrachte boterham. Kleine
zaken die het leven op de
scholen van toen zo aangenaam
maakten Overigens werden die
tuintjes door de leerlingen zelf
onderhouden en mochten we zo
nu en dan onkruid wieden,
schoffelen enz. Bij de gezaaide
bloemen stond dan een stokje
met daaraan bevestigd het zaad
zakje met een afbeelding van het
De speelplaats. Wat hebben we
daar veel herinneringen aan
Lang voordat het tijd was om
naar binnen te gaan waren we
daar om alle mogelijke spelletjes
te doen. De meisjes knikkeren of
hinkelen, ballen of touwspringen
met alle mogelijke variaties, die
daarbij behoorden.
De jongens "bakkert-skiete" of
slingeren of'bokspringen. Vooral
dat laatste was een zeer geliefde
sport, die je op drie manieren
kon beoefenen. Voor de eerste
manier moest 1 jongen voor
"bok" staan.
Er werd een lijn op de grond
getrokken of, nog beter: een
stoeprand werd gebruikt. De
bok ging dan tegen de lijn of de
stoeprand staan, voorovergebo
gen, armen gekruist voor de
borst. Als de eerste man dan
ging springen riep hij eerst:
gezaaide product. De resultaten
waren meestal bijzonder goed
De tuin was van de buitenwereld
afgesloten met een schutting van
betonnen platen. Daarachter
liep een verwaarloosde sloot,
prachtige speelgelegenheid, zo
wel 's zomers als 's winters. Als
in de winter het water bedekt
was met een flinke laag ijs dan
was dit niet geschikt om te
schaatsenrijden, maar wel om
"doorzetterke" te spelen en om
daarna te "skotske-lopen"
Vaak gingen we dan met natte
sokken of kousen de school in
als de bel van gehoorzaamheid
had geklonken. Wel hadden we
dan eerst geprobeerd onze sok-
Ken droog te slaan tegen de
schutting.
"Kop in", want het hoofd moest
naar beneden worden geboben.
Dan sprongen de deelnemers
één voor één over de bok,
waarbij de beide handen op de
rug van de bok werden geplaatst
en met een spreidsprong de bok
werd genomen. Deze sprong
werd gemaakt onder het uitroe
pen van "Aban de laatste
springer moest roepen: "Aban-
tjé Na de laatste ging de bok 1
voet verder van de lijn of
stoeprand en werden de spron
gen herhaald. Steeds een voet
verder totdat het niet meer
mogelijk was van de startlijn
af de sprong te maken. Dan
mocht je 1 stap vanaf de startlijn
maken, maar dan werd de
uitroep "Pesé en voor de
laatste springer "Pesétjé Was
één stap niet meer voldoende,
dan werden het 2 stappen en de
uitroep "Pesuur" en voor de
laatste "Pesuurtjé Er was
natuurlijk meer verbonden aan
dit spel zoals uitvallers en een
uiteindelijke winnaar, die het
lenigste was en het verste kon
springen. Soms haalde je een
geintje uit, b.v. bij de sprong 1
hand op de rug van de bok,
terwijl je deze met de andere
hand een klap tegen het onder
ste gedeelte van zijn rug gaf
Die bok had overigens wel heel
wat te verduren.
Het tweede bokspel was "boksta-
vast". Het begon met 1 man, die
voorover gebogen bij een hek
stond en dit met beide handen
stevig vast hield. Dan kwam de
eerste springer, die op de rug
van de bok sprong, zicht vast
hield en dan zei: "Lepel, schaar
of hakmes", waarbij hij met z'n
rechterhand een lepel of een
schaar of een hakmes vormde.
Werd dit door de bok geraden
dan moest de springer achter de
bok aansluiten met het hoofd
tegen het achterste van de bok.
De andere deelnemers volgden
op dezelfde manier. Werd de
lepel, de schaar of het hakmes
niet geraden dan bleef deze
springer met de andere niet
geraden springers wachten tot
de finale. Inmiddels was de rij
bokken dan aangegroeid tot
soms 6 of 7 stuks. Alle vrij
gebleven springers sprongen dan
achter elkaar op de rij bokken.
De eerste zo ver mogelijk naar
voren om de anderen zoveel
mogelijk ruimte te geven. Soms
sprongen er dan wel eens twee of
drie man bovenop elkaar, maar
je moest blijven waar je-terecht
kwam. Had ieder gesprongen
dan ging de rij bokken wiebelen
om de last kwijt te raken. Wie
het eerst werd afgeworpen of
met een arm of een been de
grond raakte moest de volgende
ronde voor "bok" spelen. Men
sen, wat kon je daar een plezier
mee beleven
Het derde bokspel zie je nog wel
eens bij training van voetballers
enz. Met een tussenruimte van
een paar meter staan dan de
bokken en alle volgers springen
en sluiten zich na de laatste bok
aan in de rij.
VERLEDEN TUD
lk geloof, dat met uitzondering
van het laatste geval al die
vroegere spelletjes tot het verle
den behoren. Ja, je ziet nog wel
touwspringen en hinkelen, maar
toch niet meer'zo intensief als in
de twintiger jaren. Iedere jongen
is tegenwoordig voetballer of
Kung-Fu-vechterdankzijdeT.V.
De laatste dag vóór de vacantie
was altijd een bijzondere dag. Al
vroeg waren we bij de school om
te "hossen". Praktisch alle kin
deren verzamelden zich om een
lange stoet te vormen. Onder het
zingen van het schone lied "En
het is vandaag de allerlaatste
keer" enz. hosten we door de
aangrenzende straten, o.a. de
van Sytzemastraat, Verstolk
straat, van Heemstrastraat, tot
dat de bel klonk en we naar
binnen stormden, uitgelaten met
verhitte gezichten en soms wel
eens iets te laat, maar dat werd
door de vingers gezien
Prachtige tijd zonder zorgen
voor de toekomst
Er waren op School 13 kinderen
uit alle windstreken. Uit de
naaste omgeving, maar ook uit
de Poppebuurt, de Saskiastra-
ten, de Fabrieksteeg en zelfs nog
verder weg. Voor sommigen was
het een hele tippel, want het
bezit van een kinderfietsje was
in die tijd een wens, die maar
zelden in vervulling ging. Het
was dan ook wel iets heel
bijzonders, dat er op een dag een
jongetje uit de Saskiastraat op
een prachtig fietsje naar de
school kwam. Het was Charles
Franconi, zoontje van een vee
handelaar die later naar de
Bleeklaan verhuisde. Wat waren-
we jaloers op dat fietsje met
glimmende velgen, bel en een'
echte lamp
GOEDE ORDE
De schoollokalen waren ruim en
fris met grote ramen. Er waren 3
rijen banken die alle bezet
waren, want de "juffen" en de
"meesters" konden in die tijd
nog wel heel goed de orde
bewaren, ook al waren de
klassen in de meeste gevallen 30
tot 40 kinderen groot Er was
toen geen sprake van een specia
le begeleiding voor de kinderen
zoals we tegenwoordig zo vaak
horen of lezen. Als je niet je best
deed of een kwajongensstreek
uithaalde (wat ec'ht wel eens
gebeurde) dan kon je een klap
om je oren krijgen of er werd
eens even flink aan één van die
oren getrokken. En dan kwam er
beslist geen protest van de
ouders of van één of andere
oudercommissie. Dat zou je als
onderwijzer mi eens moeten
proberen We vragen ons w^l
eens af hoe wij groot zijn
geworden en goed terecht zijn
gekomen zonder "begeleiding" o
"inspraak"
De stemming was altijd uitste
kend. Goed, de ene "juf' of de
ene "meester" was strenger dan
de andere, maar conflicten
kwamen praktisch niet voor. Ik
zie mijn eerste "juf' nog
duidelijk voor me. Zes en vijftig
jaar geleden kwam ik bij haar in
de eerste klas, het was juffrouw
Geelof, toen al niet zo jong meer.