LANGS DE STRAAT
(50 jaar geleden)
Uw eigen bank
Friesland Bank
't ^ICleine ÏÜCrantóje leeót iedereen
Lezers klommen in de pen
DOUKIE O VERDIJK
Ik was als abonnee van 't Kleine
Krantsje wel verrast in nummer
239 een foto aan te treffen van
Doukie Overdijk, die ik als
kleine jongen zo goed heb
gekend. Doukie's ouders hebben
vroeger een café gehad op de
Weaze en met mijn ouders ben
ik een poosje bij hen in huis
geweest, toen mijn vader ons
schip had verkocht. Doukie was
toen een klein jongetje van zo'n
jaar of drie, vier en z'n broertje
Tippie, nu al overleden, was een
baby. Doukie's grootmoeder
woonde in het café aan het
Ruiterskwartier, waarin later
Anske de Boer gezeten heeft en
toen die twee jongetjes zo klein
waren moest ik met hen wande
len op het Zaailand (Wilhelmi-
naplein) met de kinderwagen.
Zelf was ik toen ook nog niet zo
oud, een jaar of acht, negen en
ik mocht niet van het Wilhelmi-
naplein afkomen, want dat ver
trouwden ze niet. Maar ja, ik
moest toen zo nodig en dat zei ik
tegen hun tante Juliana, die was
nog bij haar moeder in huis.
Maar ze lieten me mooi achter
de kinderwagen lopen, dat op
het laatst heb ik maar gepro
beerd om thuis te komen. Eerst
bij het café Ferwerda langs,
maar dat ging me te steil naar
beneden, dus ik weer terug, het
steegje door langs hotel Amici-
tia. Maar laat me die wagen nu
net voor de keuken ran het hotel
omvallen en de baby en het hele
ihutsje en mutsje op de grond.
De koks hebben me toen gehol
pen om de hele boel weer
overeind te zetten.
Later hebben Doukie's ouders in
de Bagijnesteeg gewoond en
daar heb ik met mijn vader en
moeder weer bij hen ingewoond.
De ouders van Doukie kregen er
daarna nog drie dochters bij. De
oude heer Overdijk was toen
kelner in de Klanderij en hij is
ook kelner bij Jan Pierre
Houbijn geweest.
PRETTIGE SCHOOLJAREN.
Daar onze zoon abonnee is op
't Kleine Krantsje" lezen wij
het ook altijd mee en het eerste
waar ik dan naar kijk zijn de
oude schoolfoto's die er vaak in
staan en zoeken naar bekende
gezichten.
Mijn schooljaren heb ik altijd
erg prettig gevonden, van de
onderwijzers zijn me ook nog
wel veel namen bekend. In de
zesde klas zaten we bij Meester
Steunenbrink, dat was een fijne
meester, we hadden, voor wat
mij betreft, ^.en leuke tijd bij
hem. Vooral met Sinterklaas,
dan was het feest in de klas, toen
was de klas ook groter dan op
bijgaande foto.
Verder was er in de vijfde klas
meester Bakker, (die had een
rood snorretje) en werd door ons
als kinderen dan ook (erg oneer
biedig) rooie Bakker genoemd.
Zo zijn kinderen nu eenmaal.
Verder heb ik nog bij Meester P.
Brommer in de klas gezeten (die
woont nu nog met zijn vrouw in
de Aldlanstate) dat was in de
derde klas geloof ik.
Ook heb ik nog prettige herinne
ringen aan Juf Ypma, onze
handwerkonderwijzeres, dat was
ook een fijne juf.
De andere foto die ik heb is van
een schoolreisje naar Arnhem en
is gemaakt bij de Stenen Tafel
ongeveer 1920. Daarop staat ook
nog Mej. Rosier en ook Meester
Brommer, maar van de meeste
leerlingen die daar op staan ken
ik de namen niet. Misschien is er
nog iemand die zo'n foto heeft
en komt er langs deze weg nog
een reactie op.
De redactie bij voorbaat mijn
dank voor de plaatsing hiervan
en ik hoop nog eens iets van
mijn oude schoolmakkers te
horen. Via het "Kleine Krantsje"
of mijn eigen adres wat daar wel
bekend is ook de telefoon wel.
Verder de groeten aan alle
bekende klasgenoten.
Leeuwarden
BD DE PUT
E. v.d. Veen-
Drenth.
In antwoord op de vriendelijke
opmerkingen aan mij gericht,
door de heer B. Cohen te
Haarlem, naar aanleiding van
mijn artikeltje over de Breed-
straat en de Put, enkele weken
geleden, even een verduidelij
king.
Ongetwijfeld speelt het verschil
in leeftijd tussen ons beiden de
heer Cohen parten. Mijn ver
haaltje had betrekking op de tijd
omstreeks de eeuwwisseling.
Ik heb getracht iets van die
straat te vertellen zo ik haar
toen kende. Toen woonde er wel
degelijk de heer van Messel.
Deze had een zaak in lappen en
schoenen. Met zijn zoon Jacob
was ik bevriend. Samen gingen
we op de school van de heer
Boersma in de Schoolstraat.
Later kocht de heer van Messel
een huis in de Koningstraat
naast het Friesch Museum. Als
goed koopman met vooruitzien
de blik zag hij wel in, dat het
Friesch Museum dit huis later'
voor uitbreiding nodig zou
hebben en hij het dan met winst
van de hand kon doen.
Tijdelijk had hij hiér een
antiek-zaak, die later verhuisde
naar de Sint-Jacobsstraat.
Ook aangaande het slachten van
vee is de heer Cohen met zijn
gedachten later. Wegens plaats
gebrek achter de winkel slachtte
men veel in het voorhuis, in de
winkel dus. Nog zie ik het bloed
vloeien over de deurdrempels, de
stoep op van de slagerijen van
van der Pol in de Breedstraat en
van den Hoek in de Slotmakers
straat.
Kennisnemende van het boven-
omschrevene zal de heer Cohen
nu wel inzien, dat verschil van
leeftijd de oorzaak is van onze
afwijkende zienswijzen.
Leeuwarden J.C. van Dam.
DROP
In 't Kleine Krantsje nr. 240
schrijft mevr. R.J. de Vries, over
de vijfde klas School 4, School
straat, dat Greta Eisma uit de
Ossekop naast haar zat en altijd
drop bij haar had. Wie is deze
R.J. de Vries. Woonde ze Achter
de Hoven Ik weet er niets meer
van. En dat ik drop had is me
een raadsel. We kregen er nooit
geld voor. Toch vind ik het leuk
om te lezen en de namen van de
meisjes die met me in die klas
zaten weet ik nog wel.
Weet mevrouw de Vries ook dat
de vader van Wiesje Zijlstra
altijd op 5 december een heel
belangrijk man was, gezeten in
een open landauer met twee
paarden bespannen En wij
maar hollen van het Oranjehotel
naar de bewaarschool op het
Tournooiveld, en uit school
gauw naar het Stads Ziekenhuis,
want dan was die landauer zo
ongeveer daar. Ook hebben we
met de klas van meester Hibma
een feest meegemaakt.
Wij allemaal in witte matrozen
pakjes en per vier kinderen een
versierde hoepel hoog boven
onze hoofden. De stoet werd
ontbonden op het Zaailand in
een circus.
Men kent er de Friese
verhoudingen en is bereid
plaatselijke en provinciale
belangen te dienen.
Ook ik ben naar School 12
gegaan. Hoofd mijnheer Anne-
ma. Als ik laat was en toen ik
een zere knie had van een val in
de kelder mocht ik met het
pontje bij het ziekenhuis overva
ren.
Had mevr. R.J. de Vries een
zuster, die later op het P.T.T.-
kantoor was en is zij zelf gaan
studeren
Vergeef me als ik het helemaal
mis heb.
Wassenaar Mevr. M.W. Ger-
des Oosterbeek-Eisma.
In de fel gouden zonnebesproei
ing viel het ellendige van het
wezen te meer op, zooals het
daar stond, geleund tegen den
muur van een huis.
Rondom het niets dan milde
warmte, gulden belovende der
beginnende Lente, het frissche
ontluiken van nieuw Leven. En
daar, dat stuk realiteit, die oude
vrouw.
Wezenloos stond ze voor zich uit
te staren, mompelend in zichzel-
ve, onder haar arm gekneld
houdend een bakje met lucifers.
Uit haar zak grabbelde ze op
wat centen, telde ze, tweemalen,
driemalen, om ze weer op te
bergen, met een eigenaardig
gebaar.
Dan schreukte ze zich, met
schokkende bewegingen, een
trek op haar gezicht als van een
dier, dat zich behaaglijk schurkt
tegen een wrijfpaal, dat het rost.
Met een schorre stem prees die
wasbleeke, oude vrouw haar
waar aan, een zekere onverschil
ligheid in haar geluid: "Wil je
niet koopen Mij ook best
Indolent stopte ze het doosje
weer weg, bijna ironisch glim
lachend.
Luid joelend en lachend nadert
een troepje kinderen, meisjes.
Nog éven, dan zien ze de vrouw.
En het spel begint. Ze stuiven
voor haar langs, quasi naar haar
slaande, dat ze achteruit sluipt,
en bijkans haar doos laat vallen.
Ze vloekt, uit bedreigingen.
Sarrend staan de meisjes op een
afstandje, om gierend en gillend,
en bijna over elkaar tuimelend
de vlucht te nemen, als de oude
plotseling een stap in hun rich
ting doet.
Maar met een houding, die
bewijst, dat ze d'r aan gewoon is
geraakt aan zulke plagerijen,
neemt ze haar vorige houding
weer aan, alleen nog even
kwaadaardig kijkend in de rich
ting van de kinderen.
Een man komt voorbij, de vrouw
roept hem een grove lieder
lijkheid toe, betrekking hebbend
op de meisjes: verbaasd kijkt hij
even om, half verschrikt door de
gemeenheid van het gezegde; de
vrouw knikt hem toe, lachend.
Zóó zwerft ze door het Leven,
geschuwd om haar smerigheid,
bespot door de jeugd. Dag in
dag uit doolt ze rond, en overal
ziet men ze, steeds met dien
starren, half-verdwaasden- blik in
haar oogen.
Om haar hangt dat eigenaardige
waas van geheimzinnigheid, dat
zoo vaak dergelijke zwervers
omhult; d' een zegt: "het is een
barones", weet feiten te noemen;
d'ander weet weer iets anders
omtrent haar.
Zij, ze dwaalt voort, steeds voort.
Ze leeft haar leven met ónderen,
misschien nog niet zóó verdier
lijkt als zij.
Maar het is een lichtschuw,
donker leven, daar in die krotten
van haar en haars gelijken.
Wanneer de muren eens konden
spreken, over al wat ze reeds
zagen Dan zou het toch weer
blijken, ondanks het feit dat de
mensch is het hoogstaande We
zen, wanneer hij de steunpunten
verliest, waaraan hij zich óp kan
houden, hij lager zinkt dan het
redelooze dier.