HERINNERINGEN
VAN EEN
ALD-LJOUWERTER
I teine 5^rantóje leeM iedereen
ACHTER DE HOV
Dit is het tweede van een uit drie
delen bestaand verhaal, geschre
ven door een Ald-Ljouwerter,
over het zogenaamde "Tweede
Achter de Hoven", het stuk van
deze lange straat, dat, vanuit de
stad gezien, ligt achter de over
weg bij de Casollthfabriek.
Een andere tuin, waar ik
herinneringen aan heb, was de
tuin van Vossenberg aan het
eind van de Huizumerstraat.
Vaak heb ik daar bessen
geplukt, terwijl de beide jongens,
Fokkie en Ruurd Vossenberg,
tot onze vriendenkring behoor
den. Vader Vossenberg was een
echte buitenman. Stoer met een
door zon, weer en wind verweerd
gezicht, een harde werker, altijd
even vriendelijk. Dat was ook
moeder Vossenberg, een echt
moedertype, klein, gezet. Er
waren nogal wat kinderen en ze
waren goed katholiek. Ik herin
ner mij Tine, Marie, Carel,
Trude, Betty, Fokkie en Ruurd.
Carel liep met een grote groen-
tekar, die er altijd erg mooi
uitzag, en hij had daarbij de
hulp van een sterke hond,
Bobby, die altijd enthousiast in
zijn tuig schoot en beslist niet de
indruk wekte een arme, ongeluk
kige trekhond te zijn. Hij had
het dan ook erg goed bij de
familie Vossenberg. En of het nu
concurrentienijd was weet ik
niet, maar Bobby had een
gruwelijke hekel aan Tommy
van Jan Nieuwenhuis en men
moest hem dan ook altijd even
vast houden als die twee bij
elkaar in de buurt kwamen
Ik zei al, dat het een goed
katholieke familie was, de Vos-
senbergs, en ik herinner mij, dat
ik, als ik eens met de jongens
van Vossenberg in hun huis was,
altijd katholieke missieblaadjes
mocht bekijken, waarin je dan
de missionarissen en missiezus
ters tussen veel zwarte kindertjes
zag.
Verderop Achter de Hoven was
nog een grote tuinderij, die van
Beintema. Deze lag aan het
zwarte weggetje, dat van Achter
de Hoven om het latere Parkher
ge doorns, waaraan je je her
haaldelijk schramde. Dat was na
zo'n middag plukken ook wel
goed te zien, want dan zaten je
beide handen en een deel van je
armen onder de bloedige schram
men, maar dat hinderde niet, je
had weer een paar dubbeltjes
verdiend Ik weet niet meer wat
een "bêntsje" vol opbracht en
ook niet meer hoe vaak we zo'n f
middag riepen: "Bêntsje vol
Links van het genoemde zwarte
weggetje had je ook nog een tuin
van weduwe Vellinga, maar daar
weet ik niets meer over te vertel
len, omdat ik daar nooit geplukt
heb.
BLOEMISTEN
Tussen de gardenierstuinen had
je ook nog een paar bloemisten.
De grond daar was 'blijkbaar
zeer goed, want je zag er ook de
mooiste bloemen en planten.
Tamelijk vooraan was de bloe
misterij van Boetes en iets
verderop Wiemers. De familie
Wiemers herinner ik mij nog
heel goed. Van de oudste gene
ratie leefde toen nog naar ik
meen alleen de oude heer
Wiemers, een magere en stille
man, die toen al flink oud was.
In het bedrijf werkten een zoon,
ik meen Jan, en twee dochters,
waarvan ik de namen niet weet.
Het waren stoere werkers en je
zag de beide dochters net zo
goed met zware manden sjouwen
en achter de kruiwagen lopen als
de zoon. Het waren sympathieke
en ook knappe mensen. Er was
nog een jongste dochter, Fietje,
wat een schoonheid was in onze
ogen. Haar hebben we nooit in
de bloemisterij zien werken, ik
denk, dat zij als jongste wel door
haar zusters en broer zal zijn
verwend Ze is later getrouwd
met één van de Schweigmannen
van de Nieuwestad.
DORPSWINKELTJE
Van de winkels herinner ik mij
het kleine winkeltje van Strik-
werda, waar eerste de Witte in
zat. Het was een leuk, intiem
winkeltje, waarin hoogstens vier
klanten een plaatsje konden
vinden. Strikwerda en zijn vrouw
waren vriendelijke mensen en ze
Frederik Wiemen, bloemis
hardwerkend gezin.
zouden niet gauw een klant
verliezen door een onheuse
behandeling
Het was eigenlijk een echt
dorpswinkeltje en heel iets
anders dan de heel wat grotere
en modernere zaak van de
Coöperatie "Excelsior" op de
hoek van de 2e Vegelindwars-
straat. Hierin was Boersma
beheerder. Het was een jong
echtpaar met twee zoons. Ik
geloof dat deze Boersma later is
stellingsoord heenliep langs een
tennisbaan en uitkwam aan de
Potmarge, waar een prachtige
woonboot lag van een zekere
heer Canne. Bij Beintema gingen
we kruisbessen plukken en het
kon dan soms goed warm zijn,
maar onder de bomen, beschut
door een dicht bladerendak,
ging het wel en het was er soms
heerlijk. Ik kan mij nog de sfeer
en die gezonde geur van bomen
en struiken en warme grond
voor de geest halen. Overal
jongens en ook meisjes, zittend
op een omgekeerd mandje naast
zo'n bessenstruik, mandje er
naast en dan maar plukken of je
leven er van af hing, want hoe
meer je plukte hoe meer geld je
mee naar huis kon nemen. Die
kruisbesstruiken hadden venijni-
Vier van de kinderen van Frede
rik Wiemers, in vaders tuin
gefotografeerd. Het zjjn zoon
Jan en de dochters Sophie, Tine
en Johanna. "Die beide laatsten
zag je net zo goed met zware
manden sjouwen en achter de
kruiwagen lopen als de zoon".