EN ZDN SCHURKEN ïMmëMêmim^ÊÈmÈmmmM LANGS DE STRAAT VERRASSING. O (vijftig jaar geleden) f 3£/eine ^Crantöje leeót iedereen Uns. zoolgangers. is het niet ge geven. te weten wat cle komende oogenhlikken zullen brengen. Ejn dut is goed. Immers, hoeveel particulier initiatief zou er zoo doende verloren gaan. reeds bij het begin; hoeveel energie, thans aangewend om tot een zeker doel te geraken, zou er onge bruikt blijven. Ja. het werd een doodsche boel hier heneên. wan neer wij de Toekomst vermoch ten te doorgronden.Zooals het nu is. kan zelfs het Meteorolo gisch Instituut het niet. De Toe komst is even verward en duister als een Lo ndensche mist. ver mengd met een zandhoos en drie luwine's. En is de Lente ook geen toe komst? Althans onze Neder- landsche Lente? Daarvan weten we óók niet. wat de volgende dag zal brengen, al was de voorgaan de nog zoo mooi. Al staat 's avonds te voren de zil veren maan aan het fulpen he melgewelf te pralen als een Heilige Graal, al fonkelen de sierrekens zoo liefelijk, zoo zac/i'. lonkend en knipoogend. den volgenden dag kan het regenen en waaien, dat alles naar en kil is. Edoch.' aangenamer verrassingen bieden Lente en Toekomst óók. Wanneer was het ook weer? Ik weet het niet meer zoo precies, maar het was een ocht end. waardoor een stille fluiste ring waarde, een melodieuze murmeling van een mooien dug. die zoude komen. Milde omdartelden de zonne stralen het ijle. vluchtige groen, dat als een waas zich overal be gon te verlootten: ze dronken de dauw vana f de bloemen, die ver langend hunne kopjes omhoog strekten, om een gouden kus; teeder vlijden ze zich tegenaan de muurstruiken, omhelsden vluchtig de heesters, om dan weer weg te dansen, en terug te keeren. en opnieuw hun spel te beginnen. Ze brachten vroolijkheid en opgewektheid mede. die werd in gezogen en gefiltreerd door alles en allen. Op dezen morgen waren er twee oudjes reeds vroeg op uit geto gen. Waarom? Ik weet het niet. maar ze scharrelden over het trottoir. Hij. oud manneke, met een vettig petje op. z 'n broek, die 'm een maat te groot was. zoodat hij hem om z'n beenen flod derde. bij de hielen afgetrapt. Hij had ringetjes in z'n ooren, zijn haar geelachtig grijs, ouder- wetsch geknipt. Hij kuchelde en ademhaalde zagend. Aan zijn arm liep het oude vrouwtje, gebogen wijfje, zonder een woord te zeggen, steeds sta rende naar den grond. Een ge haakte witte muts bedekte haar dunne haardos. ..Lekker weer. moeke", zei het oude baasje, met een dun stem metje. beverig. „Lekker weerke. ja antwoordde zijn eega. Ze genoten, die twee oudjes. Ze haasten zich niets, sloften ge staag kalm aan voort. En toen zag het vrouwtje het kwartje liggen. Ze hield plotse: ling halt. „Kijk 'es. vader, kijk 'es.De oude zag het ook. „Su ik it opnimme?" vroeg hij aarze lend aan zijn vrouw. Ze keken om zich heen. en moeizaam, o zoo stijf, bukte zich de oude man z'n vingers beefden en raapte het geldstukje op. Hij poetste het op zijn mouw en te saam bekeken ze het nog eens van dicht bij. „Moeke." zei het oude kereltje. „Selle we 't in 'e sparpot van de kleine jonge doen?" Een wijle zweeg het oude vrouw- ke.Toen schrilde haar oude. beverige stem: „Toe dan mar. Fader, 't is zoo n aardich klein boike. Ja dat mutte we doen, ja." Gearmd sloften ze verder, vol van het vinden dezer schat W1EZE MENSEN VERANDE- FE SOMS VAN GEDACHTEN, STOMME MEENSEN NOOIT. AT JE JE SELS KENNE GOOIE JE NIET MET EEN STEEN NAAR EEN ANDER. HET IS GIEN MAN, DIE WANHOPE KAN. ONVESKILL1GHEID IS EEN DF AAIKOLK. DIET JE AL- TIHD VEDDER NAAR BENE DEN TREKT. EEN VROUW KIEKT DE HELE DAG INNE SPIEGEL, BEHALVE WANNEER ZE HUR AUTO UUT EEN PAR- KEERPLAK WRINGT. BLOEMEN VIENE JE LANGS ELK PAD, MAR NIET IEDER EEN WEET ER EEN KRANS VAN TE VLECHTEN. AT JE GELD MAKE WILLE, MUTTE JE GELD UUTGEVE. ALLES WAT NOU VANSELF- SPREKEND IS, HET EEN KEER REVOLUSJENAIR WEEST. DEUR SOMS TOE TE GEVEN ISM1EN KAMMERAADMIEN KAMMERAAD BLEVEN. Op deze foto zien we de heer Wierstra bij e'én van de tentoongestelde schurken in het wassenbeelden- kabinet. Hieronder de heer Wierstra niet zijn zuster Jel op de vrijdagmarkt.

Historisch Centrum Leeuwarden

’t Kleine Krantsje, 1964-1997 | 1975 | | pagina 5