VERZAMELAAR NANNE OTTEMA LASTIG VOOR ANTIQUAIRS "JE MUSTEN 'EM INNE GATEN HOUWE" TWINTIG JAAR GELEDEN OVERLEDEN 't 3^.leine 3^rantóje leeót iedereen Het is deze zomer alweer twintig jaar geleden, dat de grootste verzamelaar, die ooit in Leeuwarden woonde, overleed: notaris Nanne Ottema, de grondlegger en conservator van het Princessehof. Het is onvoorstelbaar, wat de heer Ottema als aartsverzamelaar in zhi lange leven bijelkaar heeft gebracht. Daarbij kwam hij geregeld in contact met antiquairs en ook met handelaars in ongeregeld, zoals een Gerrit Visser, die ons wel met smaak van deze ontmoetingen vertelde. Slechts zelden bleek Nanne Ottema een gemakkelijke koper te zijn; gewoon berucht werd zijn systeem dih af te dingen tot het uiterste. Ds. JJ. Kalma, die in 1957 in opdracht van de Ottema-Kingma Stichting een boek over Nanne Ottema schreef, ("Nanne Ottema - aartsverzamelaar en museumbouwer") vertelde daarover in een hoofdstuk onder het kopje "Verhouding tot de antiquairs". Wij willen het graag voor de lezers van 't Kleine Krantsje overschrijven. Het is in het verband van Ottema's leven en werk ook nodig het een en ander te zeggen over de verhouding tot de mensen, die hij veel op zijn pad ontmoette, de antiquairs. Vooral de antiquairs uit eigen land kenden Ottema reeds als jonge man. In die eerste jaren zal een antiquair na het bezoek van de collectionneur vaak het gevoel hebben gehad, dat hij een onbelangrijk stukje vrij goed had verkocht, terwijl Ottema zelf intussen naar huis ging in de zekerheid, dat hij een zeldzaam heid spotgoedkoop had verkre gen. Deze ideale situatie, waarbij beide partijen tevreden waren, bedoelde Ottema in een lezing, die hij in zijn laatste jaren (1949) op een paar plaatsen gehouden heeft en waarin hij zijn contac ten met de Leeuwarder anti quairs schilderde, VRIENDSCHAPPELIJK Hij zei hierin o.a.: "Waar antiek is zijn coliectionneurs, waar collectionneurs zijn zijn anti quairs, waar antiquairs zijn zijn musea, die elkaar nodig hebben, van elkaar afhankelijk zijn en die vriendschappelijk met elkaar hebben om te gaan, ieder met zijn rechten en plichten". Na tuurlijk heeft de spreker dit zö gemeend en ook op zijn wijze getracht ieder het zijne te geven, maar de verzamelwoede heeft hem vaak parten gespeeld. Dit kwam zijn collectie en dus straks, de gemeenschap ten goede, het vertroebelde echter vaak de verhouding met de antiquairs, die steeds meer op hun qui-vive waren. Later, na de le en vooral na de 2de wereldoorlog heeft Ottema vaak moeten ontdekken, dat zijn vroegere leerlingen wak ker waren geworden. Dan kon den zich komische toneeltjes afspelen, als de aartsverzamelaar na lang snuffelen en schijnbaar nonchalant iets te voorschijn haalde, dat hij dan wel wou hebben, maar nu moest horen, dat dit "onbelangrijke" voorwerp heel duur was. Toen hij zo eens een "soft paste" (Chinees) thee potje in Amsterdam wou verove ren - het was in de tijd, dat men dit zeldzame genre eigenlijk nog niet kende, terwijl Ottema er reeds een grote verzameling van bijeen had - noemde de anti quair een hoge prijs. Ottema zei, dat hij dit genre vroeger toch voor veel lager prijs had gekocht, waarop de man antwoordde: "Ja, toen hadden wij het nog niet door, maar u kocht het steeds en nu weten wij het ook Mej. M.A. de Visser, de conservatrice van het Groningse Museum voor Oudheden, die mij deze anecdo te meedeelde, is van mening, dat in dit antwoord tegelijk een verklaring ligt van de toestand van gevvapende vrede, waarin Ottema met de antiquairs kwam te verkeren, maar ook van de betrekkelijke eenzaamheid van de mens Ottema. Hij had anderen nodig voor de verwezen lijking van zijn ideaal, maar die anderen werden ouder en wijzer en liepen steeds minder aan de hand van de meester. De antiquairs hebben de collec tionneur op den duur minder gewaardeerd. Dit is volkomen te begrijpen, hoewel niet steeds te billijken. Ottema had de vette jaren voor de eerste wereldoorlog gekend. Hij was toen in vele opzichten een voorloper geweest, die ook verzamelde, wat andere kopers niet wensten. PRIJZEN OMHOOG De prijzen, die hij toen betaalde, kon hij.echter niet vergeten. Hij aanvaardde niet of moeilijk, dat hij mee de oorzaak was geweest, dat de prijzen omhoog gingen en dat hij ook daarmee rekening moest houden. En de antiquairs vergaten al evenmin wat er gebeurd was. Hun bleef het een doorn in het oog, dat Ottema in vroegere jaren allerlei voorwer pen bij hen had gekocht voor een te lage prijs. Het in later jaren ongelooflijk taaie afdingen van de notaris-verzamelaar kon men steeds moeilijker verdragen. Daarbij werd echter vergeten, dat Ottema steeds veel kocht en lang niet altijd courant goed. Wanneer hij iets zag, dat een schakel in zijn opstelling kon zijn of dat voor een bepaald type waarde had, dan moest hij het hebben. Aartsverzamelaar Nanne Ottema kocht - in Leeuwarden - niet alleen bij een eerste klas zaak als Beeling, maar ook bij handelaars in ongeregeld als Beuneker, Visser en van Vught. "Je musten 'em inne gaten houwe" heeft Gerrit Visser ons eens gezegd.

Historisch Centrum Leeuwarden

’t Kleine Krantsje, 1964-1997 | 1975 | | pagina 5