Friesland Bank Uw eigen bank Vileine 3^rantóje leect iedereen Lezers klommen in de pen Men kent er de Friese verhoudingen en is bereid plaatselijke en provinciale belangen te dienen. ROMME DOMME DOM Er heeft onlangs iets over het Krommejat in 't Kleine Krantsje gestaan. Ik moest toen meteen weer denken aan een liedje, dat wij als kinderen zongen: Romme-domme-dom De fismerk om De Wuttelhaven del Gaat dat niet wel Deur de Slotmakerstraat Met 'n ha'rde faa't De Put foorbij Met 'n koem fol brij Naar 't Kroeme-jat Daar 'n oud wief sat Die de brij opat En de lepel inne buusse stak Vaak heb ik me afgevraagd, waar dit liedje eigenlijk vandaan gekomen is. Weet U het Herinnering aan de Vieverbuurtschool wit schortje voor en mijn broertje een donker kieltje, ik begrijp niet dat we niet half bevroren in de Harmonie aan kwamen. Want de winters waren veel strenger dan nu, door dikke pakken sneeuw moesten we heenwaden, maar als we dan aankwamen nu dan snoven we die heerlijke baklucht op en dan ontdooiden we al wat. Er kwamen verschillende dames op ons af, 'k heb wel eens gehoord dat het de freules van Eysinga en andere dames waren, die dat organiseerden. Nu, 't was zo'n soort van liefdadigheid, maar wat kon je dat nu schelen. Ik ben ze nog dankbaar daarvoor. We gingen dan langs al die mandjes heen; maar moesten eerst een versje zingen op het toneel. Het toneel was een sprookje uit Duizend en één nacht, dikke fluwelen gordijnen hingen daar over elkaar heen. Wat we precies zongen weet ik niet allemaal meer, alleen dit stukje van een scheepje dat in de haven lag hou Jo hoi Jo hoi Jo hoi Jo, enz. Ik voor mij zelf vond het maar prachtig; want Sinter klaas kapoentje werd ook wat eentonig hoor, en eindelijk kreeg ieder zijn mandje, want we hadden allemaal hetzelfde num mer als dat er op het mandje stond; gemakkelijk hoor. En ja hoor. daar lagen de heerlijk heden, een taaipopje, pepernoten een krentepofke en dan nog een presentje erbij. Nu, mijn broertje zat al vast de krenten uit het pofke te pluizen. Wij als meisjes waren daar wat zuiniger op; want mijn grootmoeder moest het eerst nog zien; we hadden jammer genoeg geen moeder meer, maar op een keer had ik uitmuntend op mijn mandje staan. Wat lag daar een fijne wollen jurk. Nu, dat was ik wel nodig hoor, maar zodra we thuis waren en zaten te smullen van al die lekkere dingen was mijn wollen jurk spoorloos verdwenen en heb ik hem ook nooit weer gezien; wat was het geval 'Mijn vader en zijn ouders hadden zo vlug mogelijk die jurk naar ome Jan gebracht (Lom merd) en hadden daar een paar centjes voor gekregen en hadden daar eeiv lekker neutje voor (Vervolg op pagina 10). Leeuwarden Mevr. Ras. Dit is een echt oud Leeuw arder rijmpje, dat heel vroe ger door de jeugd werd opge dreund, wanneer de kinderen een trommel hoorden slaan. Vergissen we ons niet, dan heeji Waling Dijkstra er in 1895 al over geschreven; ook in De Navorser (van 1909) wordt over dit versje gespro ken; het is dan "opgeteekend uit de mond van zeer oude lieden". Elders in deze krant drukken we een ander oud versje af. dat gaat over het stadhuus en een muus. Red. 't KI. Kr. SINTERKLAASFEEST Ik las eens iets over de Sinter klaastijd van vroeger. Nu, ik dacht laat me daar eens wat over schrijven hoe wij het vroeger hadden, omstreeks 1905. Nu, in die tijd van Sinterklaas waren alle kinderen overstuur, van de Vieversbuurtschool op de Oostersingel, meester Bijdelij, meester Kreger en meester Koekneus (Hoogeveen), vanwege zijn lange voorgevel. Het komt me nu allemaal zo in de zin, die meesters en Juf hebben in die tijd een boel armoede meegemaakt. Ik zie ons nog lopen in lange rijen, mijn beide zusjes en ik hadden een Het roemruchte Achdoeth van weleer. Achterste rij: Herman Wallega, Sam Muller^ Herman van der Velde, Jan Krammer en Beike Feitsma, midden: Man! van Velzen, Nico van der Woude en Moosje de Metz, voor: Bennie Cohen, Manie van der Kaars, Jopie Feitsma en Isie Dwinger.

Historisch Centrum Leeuwarden

’t Kleine Krantsje, 1964-1997 | 1975 | | pagina 4