WAS DAT HET BOEVEWAGENTSJE
ACH, GAAN TOCH HENE, MAN
HOE DE HOORN VAN BOUKE
HARTSTIKKE VOL DUKEN KWAM
NOU
JIM
WEER
6
DOOR BART
VAN DER
WEERDT.
't ^tCieine 3^-rantóje leeot iedereen
Nou, nou, nou, we hebben ons wel wat op de hals gehaald door op de voorpagina van het vorige Kleine
Krantsje "nog eens" een foto af te drukken van het eens in Leeuwarden zo befaamde en beruchte
"boevewagentsje"
Een stortvloed van reacties is het gevolg geweest, want - "beste meneer de redacteur, hoe haal je dat nou
in je hoofd" - dat was het boevewagentsje niet, het leek er in de verste verte niet op. En dat kon je zo wel
zien, want, zeiden vrijwel allen, die reageerden, de wielen van het boevewagentsje waren veel groter dan
die van de wagen, die over de Sophialaan reed. Dit moet niet anders dan een wagen van van Gend en
Loos zijn geweest
Excuses dus, voor de verwarring,
die we teweeg hebben gebracht
en dat, terwijl we de fout
helemaal niet hadden hoeven te
maken, want zelf hebben we in
onze archieven de voorwaarden,
waaronder de celwagen zich
moest vertonen op straat. En een
van die voorwaarden luidde, dat
de celwagen door twee paarden
getrokken moest worden. En op
de afgedrukte foto zagen we
maar een paard voor de wagen
lopen. "Eén peerd, een b|es
moet de vroegere stalhouder
Poelsma met een zekere minach
ting hebben gezegd.
De heer S. Grijpstra uit de
Bachstraatte Leeuwarden schreef
De redakteur fan et kleine
krantsje het de plank lilk mis
slagen. Want op 'e foto foor et
stasjon staet niet et boevewa
gentsje maer een wagen fan Van
Gend Loos. Je kenne et
duudlik sien, fooral an de
wielen. Die fan et boevewagent
sje waren groöter. De orisjinele
aansekaert hew ik al jaren.
Daarop ken je deur een fergroot-
glas sien, dat an 'e kant seildoek
sit.
'T KLEINE KRANTSJE
LEEST
IEDEREEN
Van de heer H. de -Ruiter te
Vegelinsoord kregen we de vol
gende brief:
In het laatste nummer 248 van 't
Kleine Krantsje op de voorpagi
na staat een afbeelding van het
"boevewagentsje".
Dit lijkt me een vergissing en ik
geloof er ook niets van.
De betreffende celwagen, had
grote achterwielen en een over
dekte kap van achteren, waar
aan beide kanten een bewaker
zat, deze bak was voorzien van
een lage instap, zodat er minder
risico was bij het in- en uitstap
pen van de gedetineerde.
De paardewagen van de foto
heeft gewone kleine vrachtwa
genwielen met grote dom, bere
kend op zware vrachten en de
achterbak is ook nergens te
bekennen, dus moet men wel
even klimmen om er in te
komen, wat natuurlijk voor een
"boevewagentsje" niet erg ge
schikt zou zijn.
Deze reacties kwamen dus over
een met vrijwel alle andere, die
wij kregen. Alleen onze abonnee,
de heer J. Kiestra te Leeuwar
den, die in vroeger jaren bij de
stalhouder Wijbenga heeft ge
werkt, veronderstelde, dat het
afgebeelde voertuig een bestel
wagen was van de Hollandse
Spoor. "Dat was wat anders dan
Van Gend en Loos" aldus de
heer Kiestra.
De heer Kiestra heeft wel als
voerman op de celwagen gere
den, die toen nog door Wijbenga
werd geëxploiteerd. "De zespij
per noemden we die wagen toen"
aldus de heer Kiestra, "want er
zaten zes celletjes met zes boven
de wagen uitstekende luchtpij
pen er op.
De ene cel werd afgesloten door
het neergedane zitbankje van de
tweede, de tweede door het
bankje van de derde enzovoort.
"Meestal reden we naar het Huis
van Bewaring" herinnert de heer
Kiestra zich, maar ook wel eens
naar de Gevangenis en op zo'n
ritje naar de Gevangenis is het
me eens gebeurd, dat ik door de
passagier bedankt ben: "Be
dankt koetsier, dat je mie even
tuusbracht hewwe" zei die man."
Nadat wij het hiernaast
afgedrukte stukje over het
Boevewagentsje al geschre
ven hadden kregen wij nog
een telefoontje van onze
abonnee, de heer P. van
der Veen te Leeuwarden,
die ons nadrukkelijk ver
zekerde, dat de afgebeelde
wagen niet van van Gend
en Loos is geweest, maar
van de firma Zetstra en
Hiemstra, die een stalhou
derij aan het Zaailand
heeft gehad, vlak bij de
Harmonie.
"Dat weet ik voor honderd
procent zeker" aldus de
heer van der Veen, want
zelf heb ik heel veel met
mijn vrienden in die wa
gen gespeeld. Wij woon
den aan het Ruiterskwar-
tier en als jongens hebben
we er wel circusje in
gespeeld, wanneer de wa
gen op straat stond gepar
keerd.
Goed: het boevewagentsje
was het niet. daar zijn we
het nu allemaal wel over
eens. Maar dan houden we
dus nog twee mogelijkhe
den over: een wagen van
Van Gend en Loos of een
van Zetstra en Hiemstra.
De heer van der Veen
heeft gelijk en alle ande
ren, die reageerden niet of
andersom.
Hoe het ook zij: we kun
nen ons allemaal makke
lijk eens vergissen, dat
blijkt nu wel weer.
Bouke stapt de zeumerdiek
langs. Richting Tietjerk. In
Tietjerk zuu die de tram naar
Leewadden afwachte en dan
mette tram naar Leewadden
riede en dan vannet station naar
zien huuske opppe Ouwegleien
lope. Maar zover was et nog niet.
Langs de zeumerdiek stormen
een antal boerderijen en Bouke
gong naar alle boerderijen om
daar op zien hoorn een concert
te geven. Die hoorn zat vol
duken. Dat kwam zó.
Bouke was een doodgoeie kerel,
maar ze musten niet probere
ommem er tussen te nemmen.
Dat kon ie niet hewwe. Dan
wudde Bouke razend. Nou kan
Bouke een oegrieselik mooi stuk
op die hoorn blaze. Een stuk uut
een opera. Uut de opera Marha.
Meensen. meensen, wat kon
Bouke dat mooi speule. Prach
tig. prachtig. ïn één woord. As ie
dat speulde, dan liepen de
meesen de griezels over de grau
wen. Zo oegrieselikke mooi
speulde die dat stuk.
Maar en dat mut er bij zeid
wudde. dan must ie oek heel en
dal in kondiesie weze.
Dan must ie gien burreltsje
ophewwe. Nou, ja. een burreltsje.
late we zegge, een stuk of wat.
Nou is et gek waar. dat dat
hoornblazen gien makkelik werk
is. Oh. heden. nee.
Dat is zwaar werk. En moeilik
werk. Der komt heel wat voor
kieken om oppet juuste moment
de goeie knip in te drukken om
de goeie toon te krijen. En dan
mutte je nog blaze oek. Ik wil
maar zegge, et is zwaar werk. En
wat krije je van zwaar, moeilik
werk Dust.
Bouke was dan oek een fervent
bezoeker van cafeekes onderweg.
Oppen goeie dag zat Bouke in
zo'n cafeeke. Innet cafeeke zat-
ten nog wat mannen. Die
mannen zatten daar metten
glaske bier of een burreltsje. Die
mannen hadden niks anders te
doen. bliekbaar.
Hoe gaat et. Bouke, zeiden de
mannen. Best. zei Bouke. Bouke
was niet een man van veul
woorden.
Ajje de hele dag oppen hoorn
blaze om je kosje te verdienen,
dan hejje oek gien nocht om veul
te praten.
Waar hest nou weer zetten,
vroeg een vanne mannen. Hier
inne omtrek, zei Bouke. Der
broeide wat bij de mannen. Dat
voelde Bouke. Hij wist alleen
niet wat. Bouke voelde nog wat.
Hij must nodig even naar et
huuske.
Bouke ston op. gong naar de
achterdeur vanne gelagkamer en
stapte deur de tuun naar et
huuske.
Hewwe jou oek een rau ei inne
huus. vroeg een vanne mannen
anne cafébaas.
Cafébazen hewwe altieten eiers
inne huus.
Jawel, zei de cafébaas, wat mutte
jimme metten rauw ei. Dat zalle
jou wel zien. zei een vanne
mannen, degene die ommet ei
vraagt had.
De cafébaas gong naar de
keuken en kwam even later
metten rauw ei terug en gaf dat
anne man.
Bouke zat in die tied nog altied
oppet huuske.
De hoorn van Bouke ston teugen
zien stoel, een bitsje skuin. De
man die et ei kregen had, nam et
ei. tikte et stukken en liet de
inhoud inne hoorn gliede.
De kepottene eidop deponeerde
ie inne prullebak achter de
tapkast. Niks zegge en niet
gnieze as Bouke werom komt.
Bouke kwam werom vannet
huuske en gong weer op zien
stoel zitten. Must nog een bur
reltsje. Bouke, vroeg een vanne
mannen. Ja, zei Bouke.
De cafébaas skonk de mannen
en Bouke nog es in. Ik zu nou
best es een stukje meziek hore
wille, begon een vanne mannen.
Ja. zeiden de anderen. Zu dat
kanne, Bouke, dan krijst van mij
nog een burreltsje.
Ze zatten, ietewat gespannen
nieuwskierig naar Bouke te
kieken. En Bouke pakte de
hoorn op. Hij had niks inne
gaten. Wat muttet wudde, vroeg
Bouke, et krinkje mannen an-
ziend. Dat stuk vanne opera, zei
een vanne mannen.
Ja, zeiden de anderen, wuust dat
voor ons speule, Bouke
Bouke zette, nog niks vermoe
dende, de hoorn anne mon en
(Vervolg op pagina 11)..