"STEMT JOOST" RIEP IEDEREEN
MAAR WAT DAT BETEKENDE
MOEST JOOST WETEN
WIE ZICH NU ABONNEERT OP T KLEINE KRANTSJE
GRATIS
VERKIEZINGSGRAP IN T OUDE DORP
KRUGT ALLE NUMMERS, DIE DIT JAAR NOG VERSCHIJNEN
Gireer 17.50 en U bent abonnee tot 1-1-1977. rT T^T JhTIVTT Ttll A NTS1TF1 naast Emmakade 39
U kunt ook bellen: 20302. JYJ-i.CjJ.iN C< JYJY/Y1N X (Vredeman de Vriesstr. 1)
Open van 9 tot 5 uur.
'f 3i(eme Sirantó/e (eeot iedereen
Wat was het toch een net en
fleurig dorp vroeger met zijn
kleine, gezellige winkels. Aan het
eind had je een slager en meer
naar de brug toe wel twee
groenteboeren, een schilder, een
timmerman, iemand, die iets
met boten te maken had, en wel
drie kruideniers, geloof ik
Allemaal "neringdoenden", zei je
vroeger. En dan over de brug
nog een, maar die had geen
winkel.
We noemden hem "Boter, kaas
en eieren". Zo stond het ook op
de sierlijk gebogen plank, die
elke morgen overlangs op zijn
karretje werd gezet, anders paste
dat niet in 't smalle hokje,
afgeschut van de bleek aan de
vaart. Nee hoor, onverhoeds in
de vaart rijden kon het karretje
niet, want aan de vaartkant
zaten stevige ijzeren spijlen.
Precies en degelijk gemaakt
hoor, dat hokje: geen centimeter
te breed of te smal.
Alle acht huizen tegenover el
kaar naast de brug hadden hun
bleek aan de vaart.
Langs een straatje van gele
klinkers liepen we wel eens tot
aan het laatste huis. Dan hingen
we over het hek en keken naar
de statige villa aan de overkant.
Net een kasteel op een eiland
"Vaartzicht" stond er op.
BOTER, KAAS EN EIEREN
Maar nu over "Boter, kaas en
eieren".
Elke morgen dus werd de kar te
voorschijn gehaald, de handel
ingeladen, plank erop, schone
handdoek aan of in 't karretje en
daar ging hij, een fris jasje aan,
pet op, kittig stappend naar zijn
klanten Een sekure baas in al
zijn doen en laten, dat zag je zo
maar Lid van de kiesvereni
ging was hij ook, van dezelfde
als zijn overbuurman, de kleer
maker. Ja zeker, ook daar wist
je, wat je aan hem had: hij kon
zijn woordje doen.
Beter, veel beter dan buurman
Snieder. Die zat met zijn mond
vol tanden op de vergadering
Zo iemand kon je toch niet
kandidaat stellen voor de Ge
meenteraad Nee hoor, ze
wisten wel een betere voor hun
lijst
Was het zo of verbeelden we ons
maar wat Werd het karretje
WAT MENKEERT JE NOU
nog parmantiger, nog kittiger
voortgeduwd Buurman Snie
der daar op zijn kleermakersta
fel in het huis over de vaart vond
van wel. Hij smoesde wat met
zijn knecht, ze grinnikten eens,
tenslotte lachten ze, dat het
daverde Wat voerden die twee
toch in hun schild
overkant gluren twee paar ogen:
nee hoor, buurman heeft niets in
de gaten Daar stapt hij al
heen
Halverwege de laan komen hem
een paar schooljongens tegen:
STEMT JOOST, brullen ze. He,
denkt buurman, zeker van hun
ouders gehoord dat ik op de lijst
GROOT VRAAGTEKEN
Soms is zijn gezicht één groot
vraagteken: 't lijkt wel, of de
mensen vandaag lang zo aardig
niet zijn dan anders De vrou
wen ook, die aan zijn kar kaas
kopen en eerst een stukje mogen
proeven; anders gaat dat zo
hij zal de mensen bedienen zoals
ze dat van hem gewend zijn De
beroepsglimlach is er nog bij af
en toe Daar gaat hij naar zijn
beste klant, de voorzitter van de
kiesvereniging
Tjonge, jonge, wat wonen die
mensen toch in een machtig
mooi huis: veranda aan de ene
kant van de voordeur en aan de
andere kant een ruime erker,
een keurige voortuin met mooie
bloemperken
Mevrouw is niet zo best ter been
en daarom rijdt hij altijd zijn
kérretje het brede pad op tot
vlak voor de voordeur; service
zouden we vandaag de dag
zeggen
's Avonds, toen het karretje al
een hele tijd van zijn lange tocht
stond uit te rusten in zijn nauwe
hokje, toen alle mensen in de
huizen bij de brug al sliepen,
stak een bootje stilletjes de vaart
over naar het hokje. Wie zat
daar in Was dat niet de
knecht van Snieder 't Leek
wel, of hij aan het meten was
met een touwtje
Het bootje verdween weer en nu
was dan toch werkelijk alles in
slaap
Mis, hoor: een half uur later stak
me dat bootje weer over. Daar
werd een stuk wit papier met
grote letters: STEMT JOOST op
het karretje geprikt, precies op
het voorpaneel, net binnen de
vooruitspringende rand.
De volgende morgen wordt het
karretje vlug ingeladen, want
zaterdags zijn er altijd veel
klanten te bedienen. Aan de
sta; ik ken ze toch niet. Een
eindje verder al weer een knaap:
STEMT JOOST. En daar heb je
de knecht van slager de Boer op
zijn gele fiets: STEMT JOOST.
Nou, nou, de verkiezingen zitten
de mensen hoger dan Buurman
dacht.
Daar komt de leerjongen van
Snieder aan op zijn fiets. Die
heeft zeker al werk afgeleverd op
de vroege morgen, 't Zal me
benieuwen, denkt buurman.
Maar nee, de jongen groet met
een brede lach: mooi weer, nou
buurman
De morgen verstrijkt. Buurman
heeft al verscheidene klanten
bediend, maar ook verscheidene
keren de kreet 'STEMT JOOST'
gehoord
De zon stijgt wel, maar van
buurman zijn humeur kun je dat
beslist niet zeggen, o nee, hij
heeft zijn dag niet vandaag
Meneer en Mevrouw zijn allebei
thuis, ziet hij, ze zitten samen in
de erker. Hij hoeft niet te bellen,
want hij is nog maar net het pad
opgedraaid, of Meneer rijst al
overeind en gaat naar de deur,
nee hij draaft naar de deur
Zeker nieuws van 't verkiezings
front De deur wordt open
gerukt en daar heb je het dan:
"Man, ben je nou helemaal, wat
mankeert je, waar zit je ver
stand, "STEMT JOOST, STEMT
JOOST". En hij wijst verachte
lijk naar de voorkant van het
karretje.
Totaal verslagen ziet Buurman
dan eindelijk, wat hem de dag zo
vergald heeft Zijn gezicht
wordt paars, hij stamelt, hij
stottert en weet haast geen
woorden te vinden om alles uit
te leggen Met een nijdige ruk
scheurt hij het stuk papier er af
en smijt de prop midden in het
mooie geranium-perk van de
voorzitters-tuin. Als buurman
vertrokken is, vist Meneer hoofd
schuddend het papier eruit.
Nadat de laatste klanten bezocht
zijn, wordt het karretje weer
langs de Laan op huis aan
geduwd. Op de voorkant zitten
alleen nog de vier punaises met
de hoekjes papier Onttakeld
en leeg wordt het even later in
zijn hokje geduwd, zo hard
geduwd, dat het met een zware
bons tegen de spijlen aan vliegt.
Alsof het karretje 't kan helpen,
dat er over de vaart een jaloerse,
flauwe grappenmaker woont
Buurman heeft nooit geweten,
wie hem dit geleverd heeft. Want
een brug kan nu eenmaal niet
praten Marijke.
gezellig toe, maar nee, die doen
ook al zo vreemd en wippen zo
gauw ze kunnen hun huis weer
binnen. Buurman kan maar net
nog de beroepsglimlach op zijn
gezicht toveren, als hij zijn
klanten bedient, maar als hij
weer verder rijdt kijkt hij nors
vanonder zijn petje. En wanneer
dan ook nog die bekende kreet
klinkt, lijkt zijn gezicht wel een
donderwolk Hij ziet op noch
om, anders had hij wel gemerkt
dat hij al een paar keer bespied
is op zijn route Eerst in de
Heijermansstraat en twee uur
later nog eens in de Nieuwe
Schrans gluurt iemand om de
hoek van de straat en fietst dan
vlug en grijnzend de Laan weer
in. En achter het karretje stapt
buurman Gelukkig nog een
paar klanten, 't eind is in zicht
Wat een dag, wat een dag
Maar hij laat zich niet kennen,