t A P.
't S^leine Z^-ran'óje leeM iedereen
JEUGDJAREN IN LEE
ALTIJD WAS ER WA1
De vroegere Boterhoek met rechts de huisjes van de Lijnbaan van Morrema, links het Holje Gosen en op de achtergrond het Sint Jobsieen.
Kunnen de jonge mensen zich
nu vermaken en ontplooien op
sportvelden en in zwembaden, in
mijn jongensjaren bestonden
deze gezonde gelegenheden er
niet. Wel werd er voetbal
gespeeld op de Wilhelminalaan
en op braakliggende terreinen
aan weerskanten van het pas
gegraven Nieuwe Kanaal en
werd er gezwommen in de
Zwemschool.
De Inktpot aan de Noordersin
gels. maar verder was er van een
gezonde sportbeoefening nauwe
lijks sprake.
Sportief gezien is er in onze ogen
veel veranderd en is ze verrijkt
met tal van sportvelden en zwem-
gelegenheden.
Ook op fietsen en brommers kan
de opgroeiende jeugd zich veel
genot verschaffen.
Al deze mogelijkheden waren er
in mijn jeugd niet.
Rond de eeuwwisseling zochten
en vonden wij ons vermaak in de
stad.
Als toffe Leeuwarder jongens
bezochten we er veel stadsdelen
waar naar onze smaak wat was
te beleven. Deftige, stijve buurten,
waar het zo..afgemeten toeging,
trokken ons niet aan.
Zo had de Boterhoek nog al eens
onze belangstelling. Deze stads
wijk vonden wij erg interessant
en gezellig. Vrouwen zaten op de
vensterbanken vóór hun eenvou
dige woonhuisjes hun stop- en
breiwerk te doen, mannen rook
ten, leunend op de onderdeur,
hun kalkeneindsje.
Vrolijk kon het er ook toegaan,
vooral wanneer een harmonica
speler kwam opdagen. Werd iets
bekends ten beste gegeven, dan
zong men mee, vooral waren in
die tijd Zuid-Afrikaanse deun
tjes in zwang o.a. Waaihoog,
waai in de heldere lucht,
Transvaalse vrijheidsvlag, onze
vijanden zijn weggevlucht, nu
komt een blijer dag
Op het stuk grond voor de
Oldehove was de Lijnbaan, de
touwslagerij van Morrema. Er
stond een oud hok, met een wiel,
dat door een jongeman werd
rondgedraaid. Dit deed denken
aan ons schoollied; van de
Ruyter; "In een blauw-geruiten
kiel. draaide hij het grote wiel 1"
Bekend was dit oude stadsdeel
om zijn beide logementen: De
Gouden Leeuw en de Vriend
schap. Ook als slaapstee deden
/e dienst. Veel zwervers vonden
hier, na een dag van tobben,
voor de nacht een rustig bed. De
latere pinda-mannetjes, de Chi
nezen, die zakjes "Sousjes"
buurtbewoners, maar ook stap
ten sommige Leeuwarders, die in
andere stadsdelen liever niet
gezien wilden worden, nog wel
eens stiekum binnen voor een
paar borrels, waarna dan 's
zomers een slaapje in de bosjes
achter de Prinsentuin lokte.
RECHERCHEURS
Ook de beide rechercheurs
Turksma en Stévan verschenen
in de Boterhoek wel eens op 't
tapijt. Deze heren waren hier
geen geziene gasten. Volgens
Hier zaten zomers vaak een paar
oude vrouwtjes het leven op
straat gade te slaan.
Achter het Hofje Gosen was een
kleine Joodse begraafplaats. Zo
dicht bij hun laatste rustplaats
te wonen was zeker voor de
oudjes niet prettig, maar heeft
de dichter De Genestet niet
gezegd; "Akelig lie om zo te
wonen, vlak bij 't kerkhof, bij je
graf, maar mijn vrienden, lieven,
schonen, woont g 'er dan veel
verder af
Trok de Boterhoek onze belang
stelling, ook was dit het geval
Ook dit was de Boterhoek - nu staat hier het gebouw van de Provinciale Bibliotheek.
verkochten, brachten hier ook de
nacht door. Moe waren ze dan
van hun herhaald geroep: "pin
da, pinda, lekka, lekka Later
werd er wel beweerd, dat er
onder deze Chinezen ook spion
nen waren.
Niet alleen waren de beide
kroegjes stamcafé's voor de
de fas-echte Boterhoekers be
moeiden ze zich te veel met
andermans zaken.
Bezienswaardig in de Boterhoek
was het Hofje Gosen, een Joods
gasthuisje, waarin arme Jodin
nen een rustige levensavond
vonden. Een mooi antiek poortje
gaf toegang tot dit rustoord.
met de Amelandstraat en haar
vele aangrenzende steegjes. Ook
hier kon het losbandig en vrolijk
toegaan. Vooral was dit het
geval wanneer een van de
buurtbewoners getekend had als
soldaat voor ons voormalig Indië
om de Atjehers te lijf te gaan,
Kwam zo iemand opdagen, dan
bracht hij de hele buurt in rep
en roer. Met zijn tweehonderd
guldens hand- of werfgeld trac-
teerde hij dan de gemeenschap
op een borrel. Pappen en nat
houden was dan het parool van
de Amelandstraters.
De verschijning van zo'n Oost-
ganger deed altijd wat komisch
aan. Veel snit zat er niet in z'n
groflakens uniform en met zijn
kwartiermuts natuurlijk goed
scheef op het hoofd, vormde dit
een grappig geheel.
Bij zijn afscheid klonk dan zijn
weemoedig lied:
"Adieu Marie, ik ga je nu
verlaten,
Ik heb getekend bij de over
zee-soldaten.
Ik ga nu varen over de woeste
zee
En jij mijn schat komt niet met
mij mee.
Maar nu en dan zal ik je wat
centen sturen.
Daar kun je dan een kamerke
voor huren.
Leef gelukkig en denk vaak aan
je vent.
Die vol liefde je zo heeft
verwend
BRANDEWIENTSJE
Ook het stadstype Brandewien-
sje zorgde nog al eens in de
Amelandstraat voor een verma
kelijke noot.
Zij hield terdege de vliegen van
de fles en kon dan nogal
rumoerig zijn. Had zij weer te
veel gedronken en was ze daar
door wat al te luidruchtig, dan
vond de politie het beter haar op
te sluiten en wat tot kalmte te
komen in haar gratis logies-
plaats op het Hofplein. Ging het
lopen van de patiënt wat moei
lijk, dan stond er altijd wel een
handkar in de buurt.
Het glaasje op, laat je rijden
werd dus vroeger ook al in
praktijk gebracht en Brande-
wiensje was één van de pioniers.
In de Paas- en grote vacantietijd