DICKVANDERHEIIDE JR/REKLAME
Jentsje Tit spaarde stuivers
voor z n eigen begrafenis
TOEN WE NOG OP DE SCHOOLBANKEN ZATEN
DE ULO SCHOOL AAN DE WISSESDWINGER
11
jozef israëlsstraat 10 leeuwarden 05100-24984
adviesbureau voor reklame en publiciteit iozef isfcëlsstrast 10 leeuwarden 05100-24984
Deze foto van leerlingen van de Uloschool 4 aan de Wissesdwinger moet in het eind van de
twintiger jaren zijn gemaakt. Zij maakten deel uit van de klas van de heer Broersma, die we
links met de rug tegen de muur zien staan. Laten we beginnen bij het zwakke geslacht: Adri
Hofmeester, Thea de Groot, Barend Turksma, Hillebranda Bottema, Tinie Wartena en Annie
Noordraven. Naast de heer Broersma: Ydema en dan verder Meindert van Lon, Sietze Oreel,
Bert van der Veen, Piet Iedema, Bernard van der Veen, Jannes Suk, Egge Pietersen en
Johannes Smit. Mevrouw AKracht-Noordraven, die ons de foto toezond, berichtte ons nog,
dat Bert van der Veen in de Fonteinstraat woonde en reeds overleden is. Ook Tinie Wartena,
wier vader concierge was bij de Friese Bank op de hoek van de Weaze, is at jong overledenDe
vader van Annie Noordraven was eveneens conciergehet gezin woonde op de Noorder
plantage. De vader van Barend Turksma had een grossierderij op de Eewal; Barend is, aldus
mevrouw Kracht, in de oorlog weggevoerd. De vader van Adrie Hofmeester was directeur van
de Blikfabriek en woonde aan de Emmakade, Piet ledema's vader stond op de-Tweede
Kanaalsbrug als brugwachter. Tenslotte J'annes Suk - ook hij is al doodhij overleed in 1972.
vervolg van pag. 1
marcheren - altijd vooraan en altijd
met de huissleutel in de hand!
In de buurt van de Boterhoek zelf
was Snorrewiets altijd een van de
geestdriftigste deelneemsters aan de
Butterhoekster Buurtfeesten - sa
men met Jentsje Tit vormde ze het
glansnummer van het koekhappen
en het traditionele kuupkesteken.
JENTSJE TIT
Over Jentsje Tit zou een hoofdstuk
apart te schrijven zijn. Hij was -
zeggen zijn tijdgenoten - zo sterk
als een beer. ,.Ikhew 'em es met zes
pliesjes vechten sien - de pliesjes
kwamen op 'e grond te leggen, mar
Jentsje Tit liep deur!"
Jentsje Tit was veedrijver, hij ging
wel eens met negotie langs de deu
ren. Hij was een man, die bijzonder
op geld was gesteld en sloeg dan
ook om de haverklap aan het centen
tellen. Eens was hij zo bezig z'n kas
op te maken op de stoep van het
Goudkantoor in het Surivestraatsje.
toen de dochter van de concierge
van boven uit dit nuttige kantoor
stukjes cokes naar beneden gooide.
Jentsje stoof op en keek woedend
naar de ramen van het pand van dok
tér Westerhuis op de hoek van het
Heer Ivöstraatje en de Grote Kerk
straat, denkend dat het geplaag
daarvandaan moest komen.
„Dat binne nou de dienstboaden
van die deftige meensen" hoorde de
daderes hem brommen - de deftige
meensen hadden het altijd ge
daan
Maar Jentsje Tit werd niet altijd ge
plaagd. Wanneer hij zich op de
kermis vertoonde, kon het gebeu
ren, dat een ploegje burgerjongens
hem uitnodigde een biertje te drin
ken in het etablissement van Victor
Conseil en - hopend, dat ze hem
onder de tafel zouden krijgen -
volgde dan het ene na het andere
glas en schoven ze hem heel wat
porties wafels voor. Maar Jentsje
Tit was dan niet te verzadigen en hij
was het. die de lachende derde
bleef.
Als accuraat man deed Jentsje Tit in
het Logement van Aaltje van der
Brug, waar hij woonde, de centen
bij de centen, de stuivers bij de stui
vers, de dubbeltjes bij de dubbeltjes
- alles keurig in verschillende bak
jes apart.
Slanke Willem
.mooie figuur
De halve stuivers waren voor zijn
eigen begrafenis bestemd - werd er
in de buurt wel verteld, maar op een
keer, toen Jentsje zich in de bene
denzaal van het Logement in het
edele kaartspel verdiepte, sloop
Slanke Willem de trap op en keerde
het bakje botsen om boven z'n pet.
Royaal als altijd stopte Willem het
kleinzoontje van Aaltsje een hand
vol van de munten toe en verdween
toen in de richting van de Nieuwe-
buren, waar zijn contante betaling
met louter halve stuivers in het
kroegje van Blauwe Sjoerd wel enig
opzien moet hebben gebaard
Terwijl Slanke Willem zich daar het
kleurloze vocht goed liet smaken,
stommelde Jentsje Tit in de scheme
ring van 't Logement de trap op en
overzag bij z'n slaapplaats in één
oogopslag de gevolgen van de aan
slag op z'n geld.
Vertrouwelinge Aaltsje van der
Brug was de eerste, die van de ramp
op de hoogte werd gesteld, maar in
de tijd van een half uur had heel de
buurt al gehoord, dat Jentsje Tit was
„beroofd". Twee grote recher
cheurs kwamen ijlings ter plaatse
een onderzoek instellen. Ze visten
een flink deel van het vermiste
geld uit de - niet brandende - kachel
op en kregen de zaak al voor het
vallen van de nacht rond: toen
Slanke Willen in een opperbeste bui
terugkeerde naar de binnenstad
stonden de russen hem al op te
wachten. „Mut ik nou alweer
met?" vroeg hij verbaasd.
Vanzelfsprekend gaf ook Aaltsje
van der Brug blijk van haar belang
stelling, toen Willem in het grote
gebouw aan het Wilhelminaplein op
het matje moest. En het lieve
kleinzoontje moest zolang op Aalts-
je's driewieler passen.
MIEN SEUN
„Gien merakels!" zei de parket
wachter, toen Willem, op weg naar
de zittingzaal, op het jochie toeliep.
„Ma'k mien seun dan niet eens een
han geve?" vroeg Willem en met
een verongelijkt gezicht verscheen
hij voor de heren met de witte bef.
Het heeft toen een hele tijd geduurd
voor de slanke figuur van Willem
weer in de buurt van de Oldehove
werd gesigrdeerd.