Voetbal glorie van toen
EEN VRESELIJKE
WRAAKNEMING
MUST ES KIEKE, EEN BAKFIETS
9
Romantisch
tafelen
aan de Terpenroute
Henk en Tity Hasz
0 herb#r5e
VROEGER
Met enige vertraging binnengekomen bericht van onze speciale correspondent aan de Ivoorkust).
Ivoorkust. I juni 1897
kruit lagen, nadat zij den gevangene
hadden meegedeeld, dat men hem te
Lahou aan de Fransche autoriteiten
zou overleveren. De sloep kwam
juist nabij de plaats van bestemming
ten anker, toen de machinist zag,
dat de gevangene een stuk smeulend
poetskatoen opraapte. Hij hechtte
Een waar
genoegen
Uw gastheer en gastvrouw
Bosweg 25, tel. 05103-2266
Reservering gewenst
's Maandags gesloten.
rT~Tijrom»ntiscli restaurant j
Een roemruchtige voetbalvereniging in de schaduw van grote clubs als Frisia, Friesland en Leeuwarden, dat was in de twintiger
jaren C.I.N., ofwel Concordia Inter NosDe vereniging heeft twee elftallen gehad, die uitkwamen in de Friese Voetbal Bond. Deze
foto van het eerste elftal moet omstreeks 1926 zijn gemaakt. Naast voorzitter Swaagman, links met hoed, zien we de spelers Luwe
Westerhof, Roel Dijkstra, Uilke Romkema, Krol, Feike van der Burg, Hendrik Sonnega en Hette van GelderenOp de voorste rij:
Theunis Smidt, Sip van der Wijk, Jan Smit, Nardus Tromp, Rudolf de.Jong en Hendrik van Gelderen. Toevallig niet op deze foto
staan Bettus Wolfslag, Tiemen Swaagman, Evert Hiemstra, Douwe Hiemstra Dirk Westerhof, Wiebe Sonnega en Hannes Bakker,
die ook wel in het eerste elftal hebben gespeeld. Swaagman was dus voorzitter, maar geen spelend lid, HWolfslag was
penningmeester en ook spelend lid, H. Wolfslag was penningmeester en ook hij speelde niet. Jan Smit was secretaris en zat ook in
de elftalcommissie met Evert Hiemstra: Veel van deze jonge voetballers van toen zijn nu helaas niet meer in het land der levenden;
de anderen denken stellig nog dikwijls aan die onbezorgde voetbaltijd terug.
aan dit feit geen waarde, daar hij
meende, dat de man zijn pijp wilde
aansteken. Men kan zich zijn ont
zetting voorstellen, toen hij kort
daarop zag. dat hij de brandende
lont met een vlugge beweging in een
der kruitvaatjes w ierp. De machi
nist snelde onmiddellijk naar den
Franschman, die bij het roer zat,
doch nauwelijks had hij eenige
schreden gedaan, of de ontploffing
volgde.
Het geheele voorschip vloog met
het kajuitje, waarop de twintig
werklieden zaten, met een ontzet-
tenden knal in de lucht, terwijl de
verscheurde overblijfselen der on-
gelukkigen naar alle richtingen ge
slingerd werden om op groote af
standen in het water en aan den wal
neer te ploffen. Behalve de
Franschman en de machinist wer
den slechts twee der opvarenden ge
red. Het tooneel, dat na de ramp op
de landingsplaats werd afgespeeld,
was treffend. De vrouwen, kinderen
en bloedverwanten der slachtoffers
deden de oevers der rivier van hun
gehuil weergalmen en voerden on
der woeste rouwbedrijven een lijk
dienst uit, die twee dagen duurde.
(1897)
lag er tussen de Amelandsbuurt en
het Hoeksterkerkhof een grote tuin
met in het midden een witte woning
van een koetsier. Die tuin was een
ideale speelplaats voor de jeugddie
zich niet zo gauw liet afschrikken
door het afgesloten hek in het poort
je van de rij huisjes, die gestaan
hebben op de plaats, waar later het
Gereformeerde Rusthuis verscheen
De speciale verslaggever van 't
Kleine Krantsje aan de Ivoorkust.
Uit Groot Lahou, een Fransche ha
venplaats aan de Ivoorkust, wordt
gemeld, dat door een kruitont-
ploffing aan boord van een stoom-
sloep, toebehoorende aan een Fran
sche handelmaatschappij, twintig
menschen om het leven gekomen
zijn. De stoomsloep voer de rivier
Lahou op met een niet onbelang
rijke lading kruit aan boord. Nabij
een plaats gekomen, die onder den
naam Pierre Nobri bekend is, zag
men een man, die bezig was de ri
vier over te zwemmen. Het bleek
een gewezen Senegaleesche tirail
leur te zijn die tijdens een expeditie
gedeserteerd was om zich in het
binnenland een tijdlang verscholen
te houden. Aan boord van het
stoomvaartuigje bevonden zich een
Franschman, een neger-machinist
en twintig zwarte werklieden. De
zen bevonden zich op de voorplecht
der sloep. Zij grepen den deserteur
en wierpen hem in het overdekte
voorkajuitje, waar vijftien vaatjes
skool'
"At se ons niet gauw roepe komme we nog te laat op
Kijk hier es, een bakker met een bakfiets uit de goeie ouwe tijd, een zeldzaam beeld in onze dagen. De heer J.
Pijlman, die z'n bakkerij heeft op de hoek van de Valkstraat en de Leeuwerikstraat, is nog steeds niet
gemotoriseerd en hij peinst er ook niet over alsnog op motorkracht over te gaan. Als alle bakkers uit vroeger
dagen gaat de heer Pijlman nog met de bakfiets de klanten langs en hij zal, dachten wij, in Leeuwarden wel de
laatste der Mohikanen zijn, zoals stadgenoot Johan Ombelet de allerlaatste is, die nog steeds met de viskar vent
en zich eveneens zonder motorkracht langs de straat beweegt. Het vreemde is, dat veranderingen als deze van
de transportmiddelen, zich voltrekken, zonder dan we het eigenlijk in de gaten hebben. Pas bij het zien van zo'n
"ouderwetse" bakfiets worden we ons de verandering bewust - "He, must daaaar es kic<ce, daar komt nog een
op een bakfiets an!"