VROEGER HAD JE VAN DIE FCHTF FTTNF OUWERWETSE TANTES W...W alkM ZIJN ZE ER NOG WEL 7 Had je nou vroeger veel meer tantes dan tegenwoordig? Gek hè, dat lijkt wel zo, want toen ik een jonkje van ongeveer acht jaar was, had ik een hele serie tantes die ik mij nu niet allemaal herinneren kan. Spreken wij in 't stadsfries niet van: muoike? Of zou het komen, dat 't kontakt met deze vrouwelijke fa milie niet meer zo intens is? Wel is het zo, dat een groot stuk huiselijke gezelligheid verdwenen is door de T.V. Wat dit nu met tantes van voorheen te maken heeft? Wel, als ik 's maandags van school thuis kwam was daar: tante Janke, zij kon op zondag nooit komen, dan ging ze drie maal ter kerke omdat haar man diaken was in een kleine parochie, 't Was nu niet mijn favoriete tante, snoepen was zonde en dus bracht zij nooit iets zoetigs mee, alleen haar toon was kwijlerig. Nee, dan 's woensdag, feest hoor! Ik gi ng dan niet eens op straat spelen want dan kwam tante Frouwkje! Zij was royaal kon alles missen, vooral voor de "stumper" die haar eigen gebakken koek bejubelde! Zij woonde in Marssum in 't Pop- tagasthuis, waar alleen vrouwtjes met enig kapitaal terecht konden. Van een erfenis heb ik nooit iets vernomen, maar dat nam niet weg dat ze niet krenterig was. KAARTSPELEN Kaartspelen was ze dol op, dus al gauw aan 't een en twintigen, maar een slechte kaart of verlies dat was erg, daar kon ze niet tegen. Ze was in staat om stiekum vals te spelen wat wij niet wilden ontdekken, want dan kwam ze een paar weken niet met haar snoep en koek! Eenmaal in de maand kwam tante Wiete uit Vrouwbuurt, die zich geen tante maar gewoon Wiete liet noemen, ze had een winkeltje in manufacturen en ging elke dag met een koffer op de fiets het boereland in, weer of geen weer. Ze had dan ook een kleur van licht bruin leder, was altijd gehaast zenuwachtig druk zoals de sütelaars in die tijd, bleef maar een uurtje vooreen kopke thee met een klontsje, bracht voor elk een buusdoek mee, zodat we die nooit moesten kopen en verdween dan met spoed op de oude fiets rich ting Vrouwbuurt. Drukke vlotte Wiete ging en treurige, kliemerige tante Jansje kwam... Zij was ondanks haar vijftig jaar een kreas frommes en liet dat ook wel merken. De thee met sukerkoek liet ze zich met tegenzin opdringen maar verder kwam zij en zij alleen aan het woord, want ze was het voorbeeld van huwelijksmoeilijk heden! Ze woonde met man en enige zoon op de Grachtswal in een pand dat vergeleken met 't huuske van grootmoeke een paleisje was. Ome Wobke deed iets onduidelijks in de veehandel en dat scheen toch voldoende op te leveren om tot de gevestigde middenstand te behoren. Dus: als tante Jansje kwam in 't ne derige stulpje in de Amelandstraat wilde zij gaarne haar opgekropte problemen kwijt althans: spuien! Die Wobke! Een vlotte kerel met een al wat grijzende krullebol had moeilijkheden in Leeuwarden om zijn krullen te laten knippen bij de kapper en moest dus noodgedwongen eenmaal per maand naar Amsterdam, waar de echte haarartisten waren! En dat was nu zo raar voor tante Jansje, want geknipt^ en wel en toch toevallig in Mokum wou Wobke ook nog wel eens de etalages be kijken, vooral als daar achter veel vrouwelijk en uitnodigend schoon te bewonderen viel! Tante Jansje combineerde 'teen met 't ander en uitte in bedekte termen haar twijfel over het acuut zijn van de Amsterdamse tour van Omke Wobke! Gelukkig had ze nog een zoon, enig produkt van hun huwelijk die ze ongelukkig genoeg een meisjesnaam had gegeven: Anne. Die kon ze nog vertroetelen, voor hij verkering kreeg met een meisje of een man, maar dat kan ik me niet meer herinneren! HONDERD JAAR Tante Wietske heb ik nog niet ge noemd, maar zij woonde helemaal in Drachten, kwam dus zelden op bezoek, maar is desondanks toch nog honderd jaar en zes maanden geworden, een bewijs dat tantes in •8É?" die tijd nog niet zo'n slecht leven hadden. Muoike, een naam die ik nooit ver geet, niet alleen omdat ze ergens geen echte tante was maar 't liefste en geduldigste mens dat ik ooit heb ontmoet, 't Was geloof ik zo maar een oude buurvrouw, maar ze kwam met de regelmaat van de klok over de vloer en met een zuurstok of to verbal was ze voor mij altijd goed. Alleen had ze steeds trammelant met tante Frouwkje, die twee moch ten elkaar helemaal niet! Vooral met kaarten de grootste vijanden en onder het spel elkaar de loef afsteken was de grootste stunt. Als dan Muoike won was de dag van Frouwkje helemaal verloren Een paar dingen slechts van mijn jongere jaren, die toch dierbare her inneringen blijven aan mijn jeugd in Leeuwarden. Misschien zijn Omes wel interessanter, maar dat betwij fel ik, want vrouwen in 't algemeen en tantes in 't bijzonder vormen toch een onvegetelijke herinnering in 't leven vaneen Leeuwarder jongen! Enne Rozema Lezers klommen in de pen BEUCKER ANDREAE Inderdaad, zoals mevrouw Mollema-Schreuder in haar inge zonden stukje al schreef, waren het de dames Beucker Andreae, bij wie Bouke de Hoornblazer het zoekge raakte hondje op de Nieuweburen terugbezorgde en daarvoor een dikke rijksdaalder kreeg. Of zij een poedeltje hadden dat Petertje heette weet ik niet. Ik betwijfel het. In de twintiger jaren was ik jongste bediende op het kantoor van de Na tionale Bankvereniging op de Wir- dumerdijk. En de heren van de Bank hadden van tijd tot tijd zaken te doen voor de dames Beucker Andreae. Als jongste bediende moest ik dan de brieven die over die zaken gingen bij de dames brengen. Die brieven moest ik steeds afgeven aan de da mes zelf, dus niet aan het dienst meisje. Als ik dan in de gang stond te wachten, viel het me op, dat er aan de kapstok een of twee officiers- jassen hingen. Grijze officiersjas- sen. Het merkwaardige was dat er in het hele huis geen officier te beken nen was. Toch hingen die jassen daar in de gang. Waarom? Die jassen hingen daar om onge wenst volk dat aan de deur kwam er van te doordringen, dat de dames daar niet alleen woonden en dat ze de nodige bescherming genoten. Een variant op het bord, "Wacht u voor de hond". De twee dames droegen van die japonnen met aan de hals zo'n kanten boorduüe door baleinen recht op stond. Een fami lielid van de dames, een broer, woonde in een groot huis in de Van Swietenstraat. Bij deze familie Beucker Andreae is een van mijn zusters een aantal jaren in dienst ge weest als eerste meisje. Dat was in die dagen zo. Bij de rijke familie waren dienstmeisjes in dienst. Als eerste meisje kreeg je het huishoudgeld van de mevrouw en de uitgaven schreef het eerste meisje in het huishoudboekje. De dienstmeisjes droegen in die dagen, door de week een grijs uniform met een kanten mutsje en zondags als ze geen vrij hadden droegen ze een zwarte jurk met een schortje en een kanten mutsje. Ik moest hier aan denken toen ik de prachtige tv-serie zag van de familie Bellamy, die door de NCRV is uit gezonden. Over het algemeen is het zo, dat hoe ouder je wordt, hoe meer je terugdenkt aan vroeger. Straten als het Werkmanslust, de Groninger Straatweg, het Kalverdijkje, de Lekkumerdijk staan nog volledig in je geheugen gegrift. Haarlem Bart van der Weerdt ELFSTEDENTOCHT Door het lezen van de prachtige verhalen over de Elfstedentocht in diverse kranten ging mijn Friese hart toch sneller kloppen. Ik denk dan sterk terug aan 1954, de wed strijd die ik zelf heb geprobeerd te rijden en wel op een vreemde ma nier. Ik was destijds werkmeester in een militaire werkplaats in Amster dam. Het ging zo, terwijl wij zaten te koffiedrinken, kwam natuurlijk de Elfstedentocht op tafel. Een jonge kerel, die veel schaatste op de kunstbaan, voelde er veel voor eens mee te rijden. Nu werd er op mij gerekend, het was bekend dat ik Leeuwarder was, dus ik maakte ze nog gekker. Er moest verlof gevraagd worden, voor mij geen bezwaar. Onze com mandant was een Dokkumer, deze sprak vaak Fries met mij, dus dat was „Kat in 't bakje" zeggen ze in Amsterdam. Vlug naar huis, schaatsen halen en "de trein van twaalf uur halen. Mijn vrouw belde mijn zoon op en zei jullie vader is gek, hij gaat de Elfstedentocht rij den. Het was die dag erg koud en het vroor hard. Hoe dichter wij bij Leeuwarden kwamen, des te kouder werd het en stiller in de trein. Ik kon nog een paar de weg wijzen naar de Groene Weide en ik met mijn maat naar Opoe in de Houtstraat. Deze vond het leuk; er was toch een bedstee leeg. Een vaandrig, die mee was gegaan ging in de kazerne sla pen. 's Morgens moesten wij vroeg op, het was toen prachtig weer en niet koud. Toen naar de veemarkt in de bus naar het kanaal om op te binden, mijn maat reed op noren, die kon ik niet bijhouden, ik ging alleen. Ik haalde het stempel in Sneek en ging verder. Een paar kilometer' verder gebeurde het. Ik kwam twee keer te vallen en kon geen streek meer zetten. Op aanraden moest ik maar lopend teruggaan, dit viel ook niet, meedus de schaatsen weer on der en praamje schuiven, dat ging toch nog vlugger. Naar Sneek en de trein naar huis. Ik was misschien als eerste terug in Leeuwarden. Mijn maat kwam niet verder dan Harlingenende vaandrig heb ik nooit meer gezien. De eer van de werkplaats hebben wij niet hoog kunnen houden. De stempelkaart heb ik bewaard en als het winter is én er is ijs, dan voel ik nog mijn knie! Dit verhaal moest ik even kwijt, en tevens een tip om nooit te zeggen wij rijden wel even mee. P.S. Mijn zoon was ook zoo gek als z'n pa. In 1956 reed hij de wedstrijd uit en in 1963 werd hij gedwongen te stoppen. Nu wacht hij nu op de volgende tocht. Hoorn L. Weber WONING INRICHTING NleuwesUd 95-97 LEEUWARDEN

Historisch Centrum Leeuwarden

’t Kleine Krantsje, 1964-1997 | 1979 | | pagina 7