VROEGER HAD JE VAN DIE
FCHTF FTTNF
OUWERWETSE TANTES
W...W
alkM
ZIJN ZE ER NOG WEL
7
Had je nou vroeger veel meer tantes
dan tegenwoordig? Gek hè, dat lijkt
wel zo, want toen ik een jonkje van
ongeveer acht jaar was, had ik een
hele serie tantes die ik mij nu niet
allemaal herinneren kan.
Spreken wij in 't stadsfries niet van:
muoike? Of zou het komen, dat 't
kontakt met deze vrouwelijke fa
milie niet meer zo intens is? Wel is
het zo, dat een groot stuk huiselijke
gezelligheid verdwenen is door de
T.V. Wat dit nu met tantes van
voorheen te maken heeft? Wel, als
ik 's maandags van school thuis
kwam was daar: tante Janke, zij kon
op zondag nooit komen, dan ging ze
drie maal ter kerke omdat haar man
diaken was in een kleine parochie, 't
Was nu niet mijn favoriete tante,
snoepen was zonde en dus bracht zij
nooit iets zoetigs mee, alleen haar
toon was kwijlerig.
Nee, dan 's woensdag, feest hoor!
Ik gi ng dan niet eens op straat spelen
want dan kwam tante Frouwkje! Zij
was royaal kon alles missen, vooral
voor de "stumper" die haar eigen
gebakken koek bejubelde! Zij
woonde in Marssum in 't Pop-
tagasthuis, waar alleen vrouwtjes
met enig kapitaal terecht konden.
Van een erfenis heb ik nooit iets
vernomen, maar dat nam niet weg
dat ze niet krenterig was.
KAARTSPELEN
Kaartspelen was ze dol op, dus al
gauw aan 't een en twintigen, maar
een slechte kaart of verlies dat was
erg, daar kon ze niet tegen. Ze was
in staat om stiekum vals te spelen
wat wij niet wilden ontdekken, want
dan kwam ze een paar weken niet
met haar snoep en koek!
Eenmaal in de maand kwam tante
Wiete uit Vrouwbuurt, die zich
geen tante maar gewoon Wiete liet
noemen, ze had een winkeltje in
manufacturen en ging elke dag met
een koffer op de fiets het boereland
in, weer of geen weer. Ze had dan
ook een kleur van licht bruin leder,
was altijd gehaast zenuwachtig druk
zoals de sütelaars in die tijd, bleef
maar een uurtje vooreen kopke thee
met een klontsje, bracht voor elk
een buusdoek mee, zodat we die
nooit moesten kopen en verdween
dan met spoed op de oude fiets rich
ting Vrouwbuurt. Drukke vlotte
Wiete ging en treurige, kliemerige
tante Jansje kwam...
Zij was ondanks haar vijftig jaar een
kreas frommes en liet dat ook wel
merken. De thee met sukerkoek liet
ze zich met tegenzin opdringen
maar verder kwam zij en zij alleen
aan het woord, want ze was het
voorbeeld van huwelijksmoeilijk
heden! Ze woonde met man en
enige zoon op de Grachtswal in een
pand dat vergeleken met 't huuske
van grootmoeke een paleisje was.
Ome Wobke deed iets onduidelijks
in de veehandel en dat scheen toch
voldoende op te leveren om tot de
gevestigde middenstand te behoren.
Dus: als tante Jansje kwam in 't ne
derige stulpje in de Amelandstraat
wilde zij gaarne haar opgekropte
problemen kwijt althans: spuien!
Die Wobke! Een vlotte kerel met
een al wat grijzende krullebol had
moeilijkheden in Leeuwarden om
zijn krullen te laten knippen bij de
kapper en moest dus
noodgedwongen eenmaal per
maand naar Amsterdam, waar de
echte haarartisten waren! En dat
was nu zo raar voor tante Jansje,
want geknipt^ en wel en toch
toevallig in Mokum wou Wobke
ook nog wel eens de etalages be
kijken, vooral als daar achter veel
vrouwelijk en uitnodigend schoon
te bewonderen viel!
Tante Jansje combineerde 'teen met
't ander en uitte in bedekte termen
haar twijfel over het acuut zijn van
de Amsterdamse tour van Omke
Wobke! Gelukkig had ze nog een
zoon, enig produkt van hun
huwelijk die ze ongelukkig genoeg
een meisjesnaam had gegeven:
Anne. Die kon ze nog vertroetelen,
voor hij verkering kreeg met een
meisje of een man, maar dat kan ik
me niet meer herinneren!
HONDERD JAAR
Tante Wietske heb ik nog niet ge
noemd, maar zij woonde helemaal
in Drachten, kwam dus zelden op
bezoek, maar is desondanks toch
nog honderd jaar en zes maanden
geworden, een bewijs dat tantes in
•8É?"
die tijd nog niet zo'n slecht leven
hadden.
Muoike, een naam die ik nooit ver
geet, niet alleen omdat ze ergens
geen echte tante was maar 't liefste
en geduldigste mens dat ik ooit heb
ontmoet, 't Was geloof ik zo maar
een oude buurvrouw, maar ze kwam
met de regelmaat van de klok over
de vloer en met een zuurstok of to
verbal was ze voor mij altijd goed.
Alleen had ze steeds trammelant
met tante Frouwkje, die twee moch
ten elkaar helemaal niet! Vooral met
kaarten de grootste vijanden en
onder het spel elkaar de loef
afsteken was de grootste stunt. Als
dan Muoike won was de dag van
Frouwkje helemaal verloren Een
paar dingen slechts van mijn
jongere jaren, die toch dierbare her
inneringen blijven aan mijn jeugd in
Leeuwarden. Misschien zijn Omes
wel interessanter, maar dat betwij
fel ik, want vrouwen in 't algemeen
en tantes in 't bijzonder vormen toch
een onvegetelijke herinnering in 't
leven vaneen Leeuwarder jongen!
Enne Rozema
Lezers klommen in de pen
BEUCKER ANDREAE
Inderdaad, zoals mevrouw
Mollema-Schreuder in haar inge
zonden stukje al schreef, waren het
de dames Beucker Andreae, bij wie
Bouke de Hoornblazer het zoekge
raakte hondje op de Nieuweburen
terugbezorgde en daarvoor een
dikke rijksdaalder kreeg. Of zij een
poedeltje hadden dat Petertje heette
weet ik niet.
Ik betwijfel het.
In de twintiger jaren was ik jongste
bediende op het kantoor van de Na
tionale Bankvereniging op de Wir-
dumerdijk. En de heren van de Bank
hadden van tijd tot tijd zaken te doen
voor de dames Beucker Andreae.
Als jongste bediende moest ik dan
de brieven die over die zaken gingen
bij de dames brengen. Die brieven
moest ik steeds afgeven aan de da
mes zelf, dus niet aan het dienst
meisje. Als ik dan in de gang stond
te wachten, viel het me op, dat er
aan de kapstok een of twee officiers-
jassen hingen. Grijze officiersjas-
sen. Het merkwaardige was dat er in
het hele huis geen officier te beken
nen was.
Toch hingen die jassen daar in de
gang. Waarom?
Die jassen hingen daar om onge
wenst volk dat aan de deur kwam er
van te doordringen, dat de dames
daar niet alleen woonden en dat ze
de nodige bescherming genoten.
Een variant op het bord, "Wacht u
voor de hond". De twee dames
droegen van die japonnen met aan
de hals zo'n kanten boorduüe door
baleinen recht op stond. Een fami
lielid van de dames, een broer,
woonde in een groot huis in de Van
Swietenstraat. Bij deze familie
Beucker Andreae is een van mijn
zusters een aantal jaren in dienst ge
weest als eerste meisje.
Dat was in die dagen zo. Bij de rijke
familie waren dienstmeisjes in
dienst. Als eerste meisje kreeg je het
huishoudgeld van de mevrouw en
de uitgaven schreef het eerste
meisje in het huishoudboekje. De
dienstmeisjes droegen in die dagen,
door de week een grijs uniform met
een kanten mutsje en zondags als ze
geen vrij hadden droegen ze een
zwarte jurk met een schortje en een
kanten mutsje.
Ik moest hier aan denken toen ik de
prachtige tv-serie zag van de familie
Bellamy, die door de NCRV is uit
gezonden. Over het algemeen is het
zo, dat hoe ouder je wordt, hoe meer
je terugdenkt aan vroeger. Straten
als het Werkmanslust, de Groninger
Straatweg, het Kalverdijkje, de
Lekkumerdijk staan nog volledig in
je geheugen gegrift.
Haarlem Bart van der Weerdt
ELFSTEDENTOCHT
Door het lezen van de prachtige
verhalen over de Elfstedentocht in
diverse kranten ging mijn Friese
hart toch sneller kloppen. Ik denk
dan sterk terug aan 1954, de wed
strijd die ik zelf heb geprobeerd te
rijden en wel op een vreemde ma
nier. Ik was destijds werkmeester in
een militaire werkplaats in Amster
dam. Het ging zo, terwijl wij zaten
te koffiedrinken, kwam natuurlijk
de Elfstedentocht op tafel. Een
jonge kerel, die veel schaatste op de
kunstbaan, voelde er veel voor eens
mee te rijden.
Nu werd er op mij gerekend, het
was bekend dat ik Leeuwarder was,
dus ik maakte ze nog gekker. Er
moest verlof gevraagd worden,
voor mij geen bezwaar. Onze com
mandant was een Dokkumer, deze
sprak vaak Fries met mij, dus dat
was „Kat in 't bakje" zeggen ze in
Amsterdam. Vlug naar huis,
schaatsen halen en "de trein van
twaalf uur halen. Mijn vrouw belde
mijn zoon op en zei jullie vader is
gek, hij gaat de Elfstedentocht rij
den. Het was die dag erg koud en het
vroor hard. Hoe dichter wij bij
Leeuwarden kwamen, des te kouder
werd het en stiller in de trein. Ik kon
nog een paar de weg wijzen naar de
Groene Weide en ik met mijn maat
naar Opoe in de Houtstraat.
Deze vond het leuk; er was toch een
bedstee leeg. Een vaandrig, die mee
was gegaan ging in de kazerne sla
pen.
's Morgens moesten wij vroeg op,
het was toen prachtig weer en niet
koud. Toen naar de veemarkt in de
bus naar het kanaal om op te binden,
mijn maat reed op noren, die kon ik
niet bijhouden, ik ging alleen.
Ik haalde het stempel in Sneek en
ging verder. Een paar kilometer'
verder gebeurde het. Ik kwam twee
keer te vallen en kon geen streek
meer zetten. Op aanraden moest ik
maar lopend teruggaan, dit viel ook
niet, meedus de schaatsen weer on
der en praamje schuiven, dat ging
toch nog vlugger. Naar Sneek en de
trein naar huis.
Ik was misschien als eerste terug in
Leeuwarden. Mijn maat kwam niet
verder dan Harlingenende vaandrig
heb ik nooit meer gezien.
De eer van de werkplaats hebben
wij niet hoog kunnen houden. De
stempelkaart heb ik bewaard en als
het winter is én er is ijs, dan voel ik
nog mijn knie!
Dit verhaal moest ik even kwijt, en
tevens een tip om nooit te zeggen
wij rijden wel even mee.
P.S. Mijn zoon was ook zoo gek als
z'n pa. In 1956 reed hij de wedstrijd
uit en in 1963 werd hij gedwongen
te stoppen. Nu wacht hij nu op de
volgende tocht.
Hoorn
L. Weber
WONING
INRICHTING
NleuwesUd 95-97
LEEUWARDEN