KOGEL DWAS DEUR DE KOP ZOUTBRANDER JOHANNES ROMKES GING ANDERHALVE EEUW GE LEDEN AL WONEN BUITEN 'T STADSGEWOEL J. 1 1. Schuurmans N.V. L'warden 65 99 99 ïfe le NEDERLANDSE KUNSTVUURWERKFABRIEK Opgericht anno 1821 vervolg van pagina 63 Alle nasjonaliteiten kwammen erbij ons bijmekaar, Fransen, Italianen, Duutsers, Grieken, Russen en Polen met allemaal haat en nijd. Engelsen,1 nou nee, niet veul Engelsen, mar wel weer Belgen, ja, Belgen waren er oek. En in al die jaren he k er mar drie Hollanders troffen, een uut Wie rum-Moddergat, een uut Amster dam en een uut Nijmegen. Die jon ge uut Wierum, of uut Hantum, ik weet het niet krek meer, dat was een Abe Timmermans, de seun van een skapekoopman. Wat er van hem wudden is? Gien sterveling die't het weet. Mien beste kameraad was een Ita liaan, Galia, die ha'k in Marseille troffen, die hewwe se een kogel dwas deur de kop heenskoaten, daar was gewoan niks meer van over, niks." Zelf kwam Piet Leij, nazoveeljaren langzamerhand een veteraan in het Vreemdelingenlegioen, ook ettelij ke malen in groot levensgevaar, maar telkens kwam er redding in de nood. En uiteindelijk zelfs verlossing van z'n gedwongen krijgsmanschap. UUTNAAID ,,In 1935 mette oorlog van Italië en Abessinië lagen we in Frans Sorna- lieland en daar hadden je Duutse boaten, die er materialen brochten. Wij pikten die boaten in, mar ja, we waren niet sterk genoeg en wat doe- ne die Duutsers, die beginne op ons te skieten met swaar geskut. Toen duurde het mar even of de luitenant begint te skreeuwen van „sauve qui peu!" - red je at je je redde kanne. Op dat mement bin'k uutnaaid en voorgoed Tachtig dagen he'k daarna inne wil dernis seten tussen de wilde dieren, waar je trouwes beter sitte kanne, dan tussen de meensen hoor. Ik bin oppe sterren afgaan om mie te oriënteren en ik volgde de beesten as die water sochten. Ik had twee revolvers bij mie, dus te eten ha'k wel, want goed skiete kan'k toevallig oek, mar ik bin oek es vier dagen en nachten sonder water weest en ik kan je wel vetelle, dat honger lang su erg niet is as dust. vervolg op pagina 67 Anderhalve eeuw geleden hield het bebouwde deel van Leeuwarden op bij de oude verdedigingsgrachten om de stad heen. Er buiten strekten zich eindeloos ver de weilanden uit - de stad was toen nog een klein ei landje in een groene zee. Slechts hier en daar stond, op een steenworp afstand van de stad zelf, een riant buitenhuis; we kunnen dat beschouwen als het prille begin van het nu zo populaire "buitenwo nen". Een man, die er even na 1800 al de voorkeur aan gaf te wonen buiten het "drukke stadsgewoel" was de zoutbrander Johannes Romkes, een vooruitstrevende figuur, die later, van 1811 tot 1837, in Leeuwarden wethouder zou zijn. PRINSHEERLIJK Midden in de wijde wereld tussen het landweggetje Achter de Hoven en de Potmarge liet Johannes Rom kes een groot huis bouwen, waar hij prinsheerlijk woonde met een fleu rige bloemkwekerij vlak bij de deur. Deze bloemkwekerij droeg de naam van Tulpenburg en de oprit naar het huis van Romkes werd de laan van Tulpenburg, ook wel, korten krach tig, de Laan genoemd. Later zou deze aanduiding in het vergeetboek raken en nu kennen we alweer ge neraties lang de Laan van Tulpen burg niet anders dan als Romkes- laan, genoemd dus naar die magi straat Johannes Romkes, een van de Dit is het oude Mariënburg aan de Achter de Hoven, anno 1863In een dergelijk fraai buiten moet, al veel eerder, de zoutbrander Johannes Romkes hebben gewoond. eerste profiteurs van het buitenle ven. Nog tijdens het wethouderschap van Romkes werd z'n landelijke laan door bebouwing aangetast. In 1830 liet een zekere meneer T. H. Gatso- nides er zes huizen bouwen en acht jaar later kwamen er op initiatief van een J. Rienstra nog vier en twintig kamers onder een dubbel dak bij. De nieuwe buurt kreeg, hoe kon het ook anders, de naam van Tulpen burg. En een klein buurtje, er pal tegenover, bestaande uit tien hui zen, die de bloemkweker R.H. Brink er in 1844 naast z'n planterij liet bouwen, werd klein Tulpenburg genoemd. Tegelijk met Tulpenburg was, een eindje verder, ook de Keetbuurt ont staan; zestien woninkjes, die ge bouwd werden op de plaats, waar eerder een zoutkeet stond. Zo was er in het midden van de vorige eeuw op deze plaats dus al een hele woonwijk gegroeid, die zich nog voor 1900 aanzienlijk zou uitbreiden. Want ook de zogenaam de Oude Bleek, een lap land tussen de Romkeslaan en de herberg de Roode Boer op de hoek van de Achter de Hoven en de (Zuider) Grachtswal, werd nu bebouwd. Aldus ontstond, ten zuiden van Tul penburg, het buurtje Achter Tul penburg en verrezen er grote pak huizen aan de oostkant van de Rom keslaan - de mooie bomen, die de Romkeslaan inderdaad maakten tot een laan, moesten er voor worden geveld. SCHAMEL BEETJE Daarmee verdween er veel van het groen, dat deze streek buiten de stad eens zo'n bekorting gaf. Pas de laat ste jaren kwam er weereen schamel beetje groen terug, toen vrijwel alle huizen in deze buurt werden ge sloopt en het gras er, als vanouds, z'n gang weer kon gaan. Want niet alleen het oude Tulpen burg verdween, ook Achter Tul penburg ging van de kaart. En de Romkeslaan zelf, de hoofdstraat van deze buurt Ook die is intussen danig aangetast door de tand des tijds. Nee, de omgeving van Tulpenburg is niet meer wat het is geweest en al helemaal niets is er meer te bespeu ren van de idyllische toestand uit de tijd van de oude bloemkwekerij en uit de dagen van Johannes Romkes, de vooruitstrevende wethouder uit de vorige eeuw. HOFLEVERANCIER

Historisch Centrum Leeuwarden

’t Kleine Krantsje, 1964-1997 | 1979 | | pagina 65