WAT GEDETINEERDEN ALLEMAAL
OP DE MUREN SCHRIJVEN
VOORLAATSTE
OORLOGSJAREN
OPGESLOTEN IN EEN CEL VAN TWEE BIJ TWEE
HOLLANDISCHE JUSTIZ KEINE
AHNUNG VON RECHTSPRECHUNG
s
BEKENNEN
IS ZITTEN
Een kwarteeuw geleden moest de redacteur van het - toen nog niet bestaande - Kleine Krantsje als
rechtbankverslaggever dikwijls in het Paleis van Justitie aanwezig zijnTijdens een besloten zitting daar
niet toegankelijk voor het publiek en evenmin voor de pers, trachtte hij zijn tijd nuttig te maken door het
noteren van de vele opschriften op de muren van de bewaarcellen in dit Paleis. Terwijl hij daarmee doende
was smeten de collega's de celdeur dicht, niet (of juist wel?!) beseffend wat de gevolgen waren: noch van
binnen, noch van buiten kon de deur meer geopend worden - de ijverige journalist zat leuk in de val. Het
heeft waarschijnlijk nog geen vijf minuten geduurd, voor de deur, dank zij de hulp van een parketwachter
tóch weer open ging, maar die paar minuten cellulair zijn voor uw verslaggever voldoende geweest om te
beseffen dat het bepaald geen lolletje is tijdelijk te zijn opgesloten in zo'n donker hokje van miniscule
afmetingen.
Wat doet een gevangene in zo'n cel,
wachtend op het moment dat men
hem komt halen om naar de terecht
zitting te gaan? Nou, heel weinig,
want hij kan maar weinig doen. Al
leen de gedachten blijven vrij -
daarom zal hij denken aan betere
tijden en, misschien, de klink van
de deur in de gaten houden.
Maar hij kan ook, in het bezit van
potlood, viltstift of krijt, de muen
bekalken en dat blijken velen onder
die benarde omstandigheden graag
te doen. Sommigen doen dat ano
niem, anderen komen met een niet
te begrijpen openhartigheid rond
voor de waarheid en hun namen uit.
BLOEMLEZING
Graag geven we nu een kleine
bloemlezing, van wat er op een be
paald moment - juni 1961 - op de
celmuren te lezen was; het zijn kre
ten van verdachten en veroordeel
den van dét moment, maar ook van
ontspoorden uit de eerdere oorlogs
tijd - misschien verscheen Vrouwe
Justitia er maar eens in de tien of
vijftien jaar met bezem en boender
om de muren schoon te vegen.
In sommige gevallen zullen we ten
aanzien van de namen enige discre
tie betrachten, hoewel de kalkers
dat indertijd zelf niet hebben ge
daan; wij duiden ze dan met hun
initialen in plaats van hun volledige
namen aan.
Dat doen we, om te beginnen, met
Alle S. uit Anjum, in de perikelen
geraakt door een brute moord. „Al
7 maanden voorarrest" schreef hij
op de muur. „Hoe lang nog? Ver
moedelijk 5 jaar".
Een onbekende grootheid liet ons
weten: „Het recht wordt hier prima
verkracht - Hijdie't beseft er zacht
om lacht'maar een ander stelde ons
weer wat gerust door er aan toe te
voegen: „Honderd jaar na deze zal
de Officier er niet meer wezen".
Kort en krachtig is de kreet, die een
zekere H. van der V. aan de muren
toevertrouwde „Twaalf jaar roof
overval"; ook N. K. wou best we
ten, dat hij, waarschijnlijk al voor
de zevende maal, in het hokje zat: 7
x negen maanden voor het van een
radio jatten".
In dezelfde trant lieten S. E. en K.
v.d. B. zich, met hun volle namen
uit: „Elk 1 jaar voor het jatten van
een auto 23-3-1959".
Zonder ondertekening kwam de
volgende, aantrekkelijke belofte op
de muur: „Eenmaal zullen wij,
Russen, zegenvieren op de puinho
pen van Nederland".
c
„Al duurt het jaren, op het sterfbed
kom je tot bedaren" schreef ie
mand- een ander voegde er laconiek
aan toe: „Ik niet".
Verschillende auteurs roepen de le
zers op vooral niet te klagen, maar
moed te houden: „Jij moet nooit
klagen", „Niet klagen, maar dra
gen, en een vrolijk gezicht geeft
overal weerlicht", „Moed houden
is een belangrijke zaak" en „Houd
moed want er komt een eind aan".
Opvallend was het, dat de Officier
van Justitie er niet zo best opstond
bij sommige tijdelijke bewoners van
de cellen - er waren aardige op
drachten aan hem gewijd, zoals de
ze: „De Officier van Justitie is een
stuk vullus" en „Ophangen moeten
ze de Officier van Justitie"
LANG LEVE HU
Toch was er een uitzondering en wel
voor de Officier mr. Van IJzen-
doom: „IJzendoom schorste me 4
maanden voorwaardelijk op. Lang
leve hij".
Voor de advocatuur was er deze be-
hartenswaardige spreuk: „Ver
trouw niet op een advocaat, hij
kleedje uit en zetje op straat". Met
een andere hand was er onder gezet:
„Je hebt gelijk".
Het was trouwens toch duidelijk,
dat er veel rechtsgeleerden in de
cellen verbleven, getuige de vol
gende kreten: „Het heet hier een
rechtbank, maar het is juist een
strafbank", „Recht bestaat niet in
Nederland" (WierdK. teHarkema-
Opeinde), „Het is hier een bende
omkoperij Het zijn rotsakken. Een
mens wordt hier nooit gelooft. Maar
hun eigen leugen geloven ze wel dat
komt door de drank die zij zuipen"
en - ook erg interessant! - „Scheisz
Hollandische Justiz Keine Ahnung
von Rechtsprechung!"
Welk een zielenood sprak er uit de
ze opschriften: „O God o God
waarom heb ik dit toch gedaan" en
„Papa waarom vertelde u mij niet
de waarheid?"
Kennelijk uit de oorlogstijd dateer
den kreten als „Ons Hollandje fier
maar klein weg met de moffen" en
„Dikke Paling is een slecht mens
een verrader voor de Mof"
Maar wat te denken van: „Het gajus
zit in de bajus maar geen Hollands
glorie potverdorie?"
,Ik zit onschuldig" vertrouwde een
onbekende aan de muren toe en ook
een zekere F. J. vond, dat hij on
schuldig was, maar dan wel voor de
eerste keer: ,Dit is den eerste keer
"Waar gaast heen, Jaap?'
dat ik onschuldig ben Wie helpt me
nu?"
Er waren ook bemoedigende woor
den voor nieuwe binnenkomers:
„Jongen vraag God om hulp, want
die alleen kan helpen", „Het valt
hier genoeg mee als je je zelf maar
niet bang denkt", „Zoek God",
„Zeg U leed aan Jezus en vertrouw
op Hem alleen" en „Achter de
wolken schuilt de zon" - inderdaad
ja, niet schijnen, maar schuilen.
MOORD OP JONGEDAME
„Wees niet bang en krijg geen le
venslang" oordeelde een zekere H.
M. K. en wat schreef H. van der V.
op de muur? „Veroordeelt tot 10
jaar gevangenisstraf voor moord op
een jongedame van 20 jaar".
Fraaie dichtwerken waren de vol
gende: „Heichent hert zijn jas ont
nomen - Hoe verlangt hij naar zijn
vest - Kijk daar hangt het in de
bomen - Bij dat oude kraaienest"
en „Kop omhoog in levenstijd - Je
sterft toch niet voor je tijd - Mocht
je toch eens eerder gaan - Trek je
ook daar niets van aan", en „Ieder
spoor is nu verloren, Watte doen wij
zijn verdwaald Duivels hebben vast
en zeker Ons van't rechte pad ge
haald' en „Oost West Thuis is ook
niet alles".
Merkwaardig was, dat zelfs de
macht van de reclame doorgedron
gen was tot binnen deze cel:Zoekt
U op het gebied van knippen en
scheren een bekwaam vakman dan
is hiervoor uw adres De V
kapper Emmercompascuum".
„God schiep de mensen en dieren.
Satan rechters en officieren"
schreef een anonieme dichter, an
dere onbekenden meldden: „Met
bekennen is nog nooit iemand vrij
gekomen" en „Bekennen is zit
ten".
ES 1ST NICHT WAHR
Heel interessant was het ook, wat
Duitse gedetineerden ons te melden
hadden. Zoals Adolf Viebein, 20
jaar. Die wist het precies: „Es ist
nicht wahr!". Een ander, wellicht
op de hoogte van de omstandighe
den in de Duitse concentratiekam
pen, kalkte op de muur: „lm Ge-
fangnis zu wenig zu essen - Kein
Zucker!"
Robert Lehnhoff, in de oorlog als S.
D. er de schrik van het Scholtens-
huis in Groningen, bekrachtigde
zijn aanwezigheid in de cel herhaal
delijk met zijn handtekening op de
muur.
En was hij het misschien ook, die
ons in een fraai vers liet weten: „lm
Glück nicht jubeln - lm Sturm nicht
zagen - Das Unvermeidliche mit
Würde tragen - Das Gute tun - am
Schonen sich erfreuen - der Tod
nicht scheuen"?
Nu, we zullen het nooit weten; wel
weten we, dat deze Lehnhof als een
van de weinige Duitse beulen, die
opereerden in het noorden van ons
land, ter dood veroordeeld werd en
ook is geëxecuteerd.
vervolg van pag. 3
Wat doet een gevangene in zo'n cel van twee bij twee?
Na vier weken kwam de chef terug
en ik weer naar Amsterdam.
Het was inmiddels december ge
worden. Op 3 december kreeg ik
bericht, dat ik op zondag 5 decem
ber in Zaandam moest komen om
met de verkoopleider de heer Van-
net te spreken. Mijn chef dacht dat
ik wel als chef zou worden aange
steld. Nu was ik in deze perriode
knap overwerkt en ik was al eens
een paar dagen bedlegerig geweest.
Maar op zondag ik naar Zaandam.
In de trein ontmoette ik een oud
collega. Hij moest ook naar de heer
Vannet en wist al, dat hij vanuit de
Westerwagenstraat in Rotterdam
waar hij reeds chef waszou worden
overgeplaatst naar de Rozengracht
in Amsterdam. Dit was voor hem
een promotie. Tijdens de reis hing
hij een somber verhaal op over het
„rotfiliaal" in de Westerhaven
straat. Ik dacht, als ik daar naar toe
moet neem ik ontslag en somber ge
stemd stapte ik bij de heer Vannet
binnen. En ja hoor, vrolijk vertelde
hij mij, dat ik tot chef was benoemd
met als eerste filiaal, juist de Wes
terwagenstraat. Inplaats van blij te
zijn, klapte ik in elkaar en zei, dat ik
daar niet naar toe ging, dan liever
nam ik ontslag.
Thuis schreef ik een brief aan de
heer Vannet, pakte mijn spullen en
na afscheid te hebben genomen van
mijn hospita en chef Traas, zat ik
om acht uur in de trein richting
Leeuwarden.
Mijn vader en broers keken wel raar
op toen ik 's-avonds laat voor hun
neus stond. Ik heb hen het verhaal
verteld en ze zeiden, alle drie, dat ik
een stommeling was!
Enfin, ik was weer in Leeuwarden
en in de steun. Ik kreeg, omdat ik
ontslag had genomen niets, behalve
één gulden als een soort smartegeld.
De week daarop ben ik begonnen te
solliciteren, vele brieven maar alles
negatief.