GRIET EN DE KANSELARIJ: MIJN,UN1 vaste gezelschap van bezoekers be hoort eveneens de heer H. Beem genoemd te worden, destijds docent Duits aan de Gemeente HBS Achter de Hoven. Tjonge jonge, wat heb ik daar wat afgelezen in de jaren '29 tot '39, de tien jaren vóór het uitbreken van de Tweede Wereldoorlog! Ik las toen geen boeken, ik vrat ze, met een ongelooflijke leeshonger: Goethe, Schiller, Kierkegaard, maar vooral niet te vergeten dikke werken over psychologie en niet in de allerlaatste plaats die over psychopathologie onder andere die van Prof. E. A. D. E. Carp. Ik weet nog, dat ik eens een nogal hardnekkige pijn in mijn nek had. Op een winteravond wilde ik toch wel weten wat of het was en jawel hoor, daar stapte Sam de Jong de hoge blauwe stoep op bij Dr. W. F. J. Uffelie, in de Lee wadder Wande ling "de pepermuntsjedokter" ge heten, vanwege de medicijn die hij meestal voorschreef. Enfin, op die bewuste avond omstreeks 1937 bel de ik aan en de knappe blonde dienstbode die opendeed trok met één haar mouwen naar beneden. Ik zei tegen dokter Uffelie, dat ik mis schien wel leed aan "meningitis- cerebros-spenalis" oftewel in een voudig Hollands "nekkramp". Zijn antwoord was een bulderende lach bui: hij gaf mij een flinke klap op mijn schouder en zei alleen maar toen hij de deur open maakte "Sam de Jong je weet al heel wat van de medische terminologie af, maar je hebt alleen maar een stijve nek jonkje... "Ja dokter? Dag dok ter!" WEES VOORZICHTIG Daarom beste lezers en vooral niet te vergeten lezeressen: wees zeer voorzichtig met de lectuur van die damesbladen die u met teksten waar de bezorgdheid zogenaamd vanaf druipt, haarfijn inlichten over al- ierlei diep-ellendige kwalen vanaf de multiple sclerose tot carcinoom en allerlei soorten van ouderdoms kwalen. Dit soort damesbladen schijnt zich vooral in de nogal zie kelijke belangstelling te mogen ver heugen van de damesthee- en kof- fiebijeenkomsten, waar dan alles haarfijn wordt rondverteld wat buurvrouw Annie en buurman Piet Het zal zo ongeveer één jaar na mijn afzwaaien uit de militaire dienst, lichting 1927, zijn geweest, dat ik, als kersvers handelsreiziger voor Ome Louis Cohen, met als startbasis de provincie Friesland, bij terugkeer uit Sneek, in de derde klas een meneer zag zitten lezen in een dik boek, met als titel'Plato'Wist ik véél wie Plato was, ik dacht, o die speule misschien oek in de FVB, net als Bato Omdat ik toch wel nieuwsgierig was naar dat woordje "Plato"kwam ik in gesprek met die meneer, een zekere drs. JK. Dijkstra, docent nog wel aan de een of andere Middelbare school in Leeuwarden. Om kort te gaan, meneer Dijkstra maakte de nieuwsgierige Sam de Jong attent op de 'Kanselarij'een indrukwekkend gebouw uit de zeventiende eeuw of daaromtrent, waarlangs ik misschien hónderden malen voorbij was gelopen op mijn zwerftoch ten door onze prachtige stad. Op een zaterdagmorgen na de Sy- nagogedienst, ik was toen nog echt traditioneel, ging ik het gebouw binnen, waarbij de heer Ter Horst mij wees hoe ik de bibliotheek be reiken kon. Langs de zéér indruk wekkende wenteltrap, voor mij nog altijd de "Balthazar Gerardstrap", kwam ik boven bij de receptie, waar ik, nog zo groen als gras op het enorme terrein der literatuur, te woord werd gestaan door ene me neer Marten Scholten, een man met wie ik levenslang bevriend ben gebleven en die mij wegwijs maakte in "Friese Beweging" en de Friese literatuur in het algemeen. PLAT LEEWADDERS Als rechtgeaard Leewadder jonge was de Friese taal voor mij bijna vreemd grondgebied... Wij, het personeel bij Ome Louis Cohen, de winkeldames en ondergetekende, wij spraken met onze klanten plat Leewadders, wij vroegen de klanten of ze "swat-of-bruun-skuneputsers- gud-hewwe mosten". Derhalve was de overgang naar de statige Friese taal van Marten Scholten en Dr. G. A. Wumkes, statige biblio thecaris even later van de ook altijd zéér behulpzame "Oepie" Santema voor mij wel een héle overgang. Volledigheidshalve moet ik dan óók nog noemen de statige bibliotheca ris destijds, Dr. G. A. Wumkes. Met Marten Scholten had ik al da delijk een goed lopend persoonlijk contact. Hij vond het misschien ook wel leuk, dat een autochtoon-Jood se jongen geboren in Leeuwarden, zogezegd het "Brussel" van Fries land, zo een belangstelling had voor de Friese taal! Dat persoonlijk con tact werd vrij spoedig nog uitge breid door de kennismaking met Dr. Jelle Brouwer, die daar ook de een of andere afdeling onder zich had, welke wist ik niet precies, maar met zijn toen nog zeer snelle energieke pas en zijn wapperende haardos was hij voor mij een nogal indrukwek kende figuur. HOOGST INFORMATIEF Minder indrukwekkend, doch wel zeer rustig en hoogst informatief, was in die entreetijd ook de latere minister van Waterstaat Japik Al- gra, toen nog min of meer autodi dact. Ik vind het nog altijd aardig van hem, dat hij mij destijds nog een bedankbriefje terugstuurde na zijn benoeming als minister van Water staat! Met deze heren, o ja ik zou de sympathieke mejuffrouw Michel nog vertegen te noemen, die naar ik mij meen te herinneren bepaald niet tot de intimi van de mensen van de Friese beweging behoorde con verseerde ik al spoedig op basis van culturele gelijkwaardigheid. Zij brachten mij nader tot de "Friese Beweging". Ik hen tot de Joodse zeden en gebruiken Tot de kern van de oude voor-oor- logse "Kanselarij" behoorde ook Dr. Sj. Douma. Ik kan mij uit de jaren vóór '40 nog goed herinneren, dat er inzake de benoeming van Dr. Douma binnen de kring der Friese Beweging een zeer diepgaand conflict was uitgebroken. Wanneer ik me niet vergis was de candidaat voor het directeurschap van dit Friese cultuurcentrum bij uitstek, vanwege de "Friese Beweging", Dr. Jelle Brouwer. Edoch, hij werd gepasseerd door wat voor lobby dan ook, hetgeen naar ik mij meen te herinneren, tot een jarenlang en zeer diepgaand conflict geleid heeft. De kem van deze zaak moet wel ge weest zijn, dat Dr. Sj. Douma, de nieuw benoemde functionaris nu niet bepaald persona grata was bij de achterban van de "Friese Bewe ging". Zulks niet om twijfelachtige facetten in zijn persoonlijke antece denten, doch vooral omdat zijn Fries-bewustzijn, zijn ideologische verbondenheid met de FB niet zo sterk moet zijn geweest. Doch nu even een achterwaartse blik op de vaste bezoekers van de "Kanselarij" vóór 1940! Daar ver schijnt als èerste dan wel Drs. De Roos, een naar mijn gevoel heel ei genaardig mantsje. Hij had het spe ciaal begrepen op het zwerfstenen- onderzoek, hij wist daar enorm veel vanaf. Dan komt daar weer mijn oude JGOB-jeugdvriend, de latere hoofdredacteur van de "Leeuwar der Courant", Jan Piebenga binnen stappen, steevast in zijn manchester jasje. Vervolgens loopt Dominee J. J. Kalma binnen, al dan niet op de voet gevolgd door de latere hoofd redacteur van het "Friesch Dagblad" de heer Hendrik Algra, een man met héél wat meer rugge- graat dan het totaal der hoofdredac teuren in geheel bezet Nederland Anno Domini '40-'45. VASTE BEZOEKERS Tot dit vooroorlogse letterkundige panorama behoort ook Ds. Cremer, destijds naar ik meen Chr. Gere formeerd predikant, woonachtig in de Wijbrandt de Geeststraat. Bij dit Zal ik je nog es inskinke, Gosse? Ja, zei Gosse en met dat ie dat leit ie de krant op tafel. Ineens ziet ie een advertentie die eni interesseert. Mut je es even hore, vrouw. Wat idder, zeit Griet en kiekt nijs- gierig naar heur echtvriend. Der staat een advertensje in de krant over een hon te koop. Hier lees zelf maar en Griet las: te koop wegens omstandigheden een jonge grijze keeshond. V. Donk. Saskiastraat 6. Oh, zei Griet en ze tms meteen en thousiast, zalle we daar es naar toe gaan. Nou, zei Gosse, et liekt mij eigenli- ken beter vrouw as jou der morgen vroeg zelf hene gaan. As et jou wal toeliekt koop em dan en nem em met as dat kan. Wel, toen Gosse de andere dag om even over twaalven tuuskwam lag Kastor op een kleedsje, voor de ka chel te slapen. En Kastor kwam, zag en overwon. Griet en Gosse hewwe sinds een paar weken een 'hon. Een grieze keeshon, Kastor ge naamd. Een mooi beest, een egaal grieze vacht, die op de rug donkerder van tint is. Rechtop staande oorkes en een paar intelligente ogen. Ja, dat kwam zo. Griet kon Joris maar niet uut heur gedachten krije. Ze von et nou zo stil in huus. Nou. dat is eigenlijk oek gien won der. As je eerst dag in dag uut zo'n prommedant as Joris was om je heen hewwe dan valt et niet met as die er dan ineens niet meer is. Dat gaat je as vrouwmeens niet inne kouwe kleren zitten, is 't niet zo. Affijn, op een averul zaten Griet en Gosse in de kamer bij de tafel, waarop de koffie op et lichje ston. Griet was bezig met wat verstelwerk en Gosse zat teugenover heur de krant te lezen.

Historisch Centrum Leeuwarden

’t Kleine Krantsje, 1964-1997 | 1981 | | pagina 6