BIJLSMA DE BOEIEKONING
GENOOT NATIONALE FAAM
VERHAAL IN LANDELIJK TIJDSCHRIFT
7
Een van de kostelijkste figuren
uit het Leeuwarden van voor de
zeventiger jaren is zonder twijfel
Douwe Bijlsma geweest, Bijls-
ma, de Boeiekoning, alias Ka
pitein Nero, ,,de man van gra
niet" en ,,de verachter des
doods". Douwe Bijlsma was
een geweldige artist van de
straat en er zullen weinig Leeu
warders zijn, die zich zijn
adembenemende kunsten op de
sabels niet herinneren. Hoewel
hij voornamelijk in Friesland
werkte, genoot hij toch een na
tionale faam, getuige een arti
kel, dat achttien jaar geleden in
het landelijke tijdschrift de Ka
tholieke Illustratie heeft ge
staan. Het tijdschrift werd ons
een dezer dagen door een at
tente abonnee bezorgd. Wij
schreven het verhaal even over
voor de lezers van onze krant: de
in het harnas gestorven Douwe
Andries Bijlsma komt er echt in
naar voren, zoals hij was.
We dachten, dat ze al uitgestorven
waren, en toen wij dan ook hoor
den, dat er nog fakirs in Nederland
zijn, wilden we er meteen het fijne
van weten. Want van jongs af aan
hebben wij een zwak voor degen
slikkers, vuurvreters, boeienkonin-
gen, fakirs en al dergelijke „stoe
re' mannen. Zo kwamen we terecht
bij Douwe Andries Bijlsma in de
Simon-de-Vliegerstraat te Leeu
warden.
Als je bij een fakir aanbelt, denk je
onwillekeurig: Het zal mij benieu
wen, wat het voor een man is. Maar
dat bleek erg mee te vallen. Douwe
Bijlsma is een heel gewone man.
Hij kijkt niet door je heen, hij pro
beert je niet met gebaren in zijn
macht te brengen en sluipt niet om je
heen, zoals je dat van een fakir ver
wacht. Hij laat er ook geen twijfel
over bestaan, dat hij een echte Fries
is. Als men er nu per se op staat, wil
hij wel optreden met een tulband op
en in Indisch kostuum, maar dat
doet niets aan zijn nummer af. Ten
slotte staat hij onder verschillende
namen bekend, zoals kapitein Nero,
de Friese fakir, de man van graniet
of de verachter des doods. Achter al
die namen gaat Douwe Andries Bijl
sma schuil.
WAARZEGGEND
DOODSHOOFD
Douwe Bijlsma heeft een kennelijke
voorliefde voor het,engeOp dit
gebied kun je niets bedenken of hij
heeft het gedaan. Hij is zelfs opge
treden met een waarzeggend doods
hoofd, Ibikus, wat ons het toppunt
van griezeligheid lijkt. Het zat er al
vroeg bij hem in. Op elfjarige leef
tijd liep hij van huis weg om met de
paradetent van Zuidema de kermis
sen af te reizen. Van de oude Zui
dema leerde hij het vak van boeien-
koning. Toen de vaste boeienko-
ning eens aan het ziekbed gekluis
terd lag, moest Douwe hem vervan
gen. En toen is dat zo gebleven.
Nog altijd is Bijlsma een van onze
grootste boeienkoningen. Thuis
heeft hij zowat alles om mensen aan
Douwe Bijlsma kan dit alles, omdat
hij enorm sterk en onvoorstelbaar
lenig is. Behalve boeienkoning is
hij ook nog contorsionist oftewel
slange-acrobaat. Op de aanplakbil
jetten staat aangekondigd: „Hij
weet zijn lichaam te vouwen, te
buigen en te kronkelen gelijk een
slang." Hij legt zijn benen in zijn
nek, kruipt door ringen en vouwt
zich dubbel alsof er geen ruggegraat
in hem zit. Misschien staat u daar
niet verbaasd van, omdat u zo iets al
meer gezien heeft, maar deze toeren
krijgen toch wel een sensationeel
tintje, als men weet, dat Douwe Bijl
sma al zevenenzestig jaar is. We
willen nou niet zo in het wilde weg
kampioenschappen weggeven,
maar wat ons betreft is hij de lenig
ste grootvader, die wij in Nederland
hebben, en dat, terwijl hij toch ja
renlang niet in het „vak" geweest
is. Hij mag dan in allerlei circussen
gewerkt hebben zowel in Zuid-
Amerika als in Rusland en op vele
kermissen, vooral vóór de oorlog
waren acrobaat en fakir weinig
winstgevende beroepen. Als hij
kon, pakte hij dan weieens wat an
ders aan. Zo is hij de laatste negen
jaren bij de parkpolitie van Leeu
warden geweest. Doch toen hij ge
pensioneerd werd, kroop het bloed
weer waar het niet gaan kon. Hij
begon zijn spullen weer op te knap
pen en hij ging weer op reis. Op een
leeftijd, waarop ieder ander meent,
dat het wel genoeg geweest is, be
gon Douwe Bijlsma weer aan een
nieuwe carrière. En tot nu toe is hem
dat wonderwel gelukt, omdat hij
met zijn Fakir Act een nummer
brengt, dat in Nederland bijna on
bekend geworden is.
VERACHTER DES DOODS
En zo is dan plotseling na jaren ka
pitein Nero, de verachter des doods,
weer op het appel verschenen. Hij is
voor ons op blote voeten een ladder
met sabels opgelopen en aan de an
dere kant er weer afgedaald. Afge
zien van het feit, dat een gewoon
mens ongetwijfeld zonder tenen be
neden zou zijn gekomen, blijkt dit
bravourestukje zelfs voor de man
van graniet niet helemaal ongevaar
lijk. Het is namelijk eens gebeurd,
dat, toen hij de ladder opliep, een
van de sabels brak. Hij kwam te
vallen, waardoor een sabel de pees
van zijn voet doorsneed, zodat hij
nog altijd met dat been trekt, als hij
loopt. Maar bij zijn werk heeft hij er
geen hinder van.
Verder heeft hijzoals van een fakir
verwacht mag worden, een spijker
en een sabelbed. Een spijkerbed
vindt Douwe Bijlsma echter een
beetje te gewoon. Hij heeft er wel
een en hij wel er nog weieens een
uiltje op knappen, maar tenslotte
zijn er nog andere lieden, die met
spijkerbedden werken. Als je het
hém vraagt, ligt hij liever op een
sabelbed. Om daarin te kunnen sla
pen heeft hij overigens nog een wa
penvergunning nodig. Hij heeft dan
ook officieel verlof om achtendertig
sabels en degens en vier Indische
krissen te dragen. Dat betekent, dat
Douwe Bijlsma zo ongeveer de
zwaarst bewapende man van Ne
derland is. Als hij eenmaal op het
sabelbed ligt, mag men met een
voorhamer drie bakstenen stukslaan
Vervolg op pag. 11
Je kunt hem niet zo vastbinden of hij
komt weer los. Tot slot liet hij zich
in een dwangbuis stoppen, een kle
dingstuk, waar men vroeger wel ge
vaarlijke krankzinnigen „in pak
te". Bovendien werden er nog tou
wen omheen gebonden. Doch een
minuut later was hij eruit.
banden te leggen: Russische boeien,
Amerikaanse boeien, Sing-sing-ge-
vangenis-boeien, transportboeien,
oude Nederlandse politieboeien en
noem maar op. Hij heeft ons op dit
gebied het een en ander laten zien.