HET VLIET: TOT VOOR KORT NOG HEEL APARTE BUURTSCHAP MEESTERS OP HUN EIGEN ERF gesloten gemeenschap crthek op voorbijgangers verraad... De jongelui vermaakten zich op de zondagavond niet in de café's. maar brachten de tijd door bij een broer of zuster thuis of ze ontvingen zelf vrienden en kennissen thuis. Daar hadden dan genoeglijke bijeenkom sten plaats; de meisjes betaalden een kwartje voor de koffie, de jongens zorgden voor de rest. Die knapen begaven zich na het koffiedrinken ook in hemdsmou wen. de lange pijp in de mond. met de bekende fles in een rode zakdoek naar de dichtstbijzijnde tapperij om er wat in te slaan. Voor de dames kozen ze meestal zoete frambozen, zelf namen ze grijze madeira. Maar eerst werd er altijd, om de kwaliteit te keuren, een glaasje geproefd. Thuisgekomen begon de pret - de harmonica werd voor de dag ge haald en zo werd de avond zingend doorgebracht. De uren vlogen om, voor men het wist waarschuwde het klokje van kwart voor tien: het sein om op te breken, omdat de dienst bare meisjes dan terug moesten naar hun "volk". Dan werden de jonge dames thuis gebracht en werd er, in alle eer en deugd natuurlijk, afscheid genomen en intussen namen de heren nog een glaasje op de valreep. Wanneer het winter werd hoorden de Vlietsters tot de eersten, die de schaatsen onderbonden. Wonend aan het water waren ze rijders van nature - heel wat mannen uit deze hoek konden op het gladde ijs maar wat goed uit de voeten komen. Reden ze buiten uit, dan was de vermaarde ijsherberg bij de Froske polle een gewilde pleisterplaats - ook de herberg Rustenburg kreeg trouwens heel wat schaatsende Vlietsters over de vloer. Terug in de stad zochten velen na een vermoeiende schaatsdag het vervolg op pag. 7 reden ze buitenuit, dan was de vermaarde ijsherberg bij de Froskepolle een gewilde pleisterplaats - J 3Ü$ iwba:.! 19» KV fc 1 KHj'la'ia:!.rr-rf .■tfiErtïSQoyj.. - -mjsrit/ vb Het is niet zo heel lang geledendat het Vliet nog een aparte buurtschap was, die eigenlijk maar liever niet te veel te maken wou hebben met de stad. Wie oostelijk van de Boomsbrug woonde, woonde dan ook niet in Leeuwarden, maar duidelijk aan het Vliet. Alle Vlietsters voelden zich sterk verbonden met elkaar. Emigratie, verhuizing van het Vliet naar Leeuwarden, kwam weinig voor, immigratie, verplaatsing van Leeuwarden^aar het Vliet evenmin. Wie er was geboren, bleef er wonen en het mooiste was om er te sterven ook. ding van den twist uit te spreken. Dan komt de eerste spreker weer aan het woord: ,,Hy seit, as de commesarus niet met die afmake wil dan sal ik ut seis doen". Dat lijkt op een snoode bedreiging, doch die is niet uitgevoerd, want de politie was zoo verstandig om de vijanden elk een kant uit de diri- geeren en ze daarna in het bekende opschrijfboekje te noteeren. De ambtenaar gaat uit van de wijs heid van bovenstaand spreekwoord. Er blijkt wel een aanleiding tot de ruzie te bestaan, maar verdachten hebben den slechten smaak gehad op straat hun twist te willen be slechten. Eisch voor elk 5 of 5 dagen. „Ik bin toch onskuldig", verweert F. zich nog. Dat kan de kantonrechter niet ge heel onderschrijven, maar toch wordt aangenomen dat ditmaal v. Z. de hoofddader was. Deze krijgt 3 of 3 dagen en F. ziet zich tot 1 of 1 dag veroordeeld. (1940) pjjn ij e gaapje nojt Kom op jjRSKEJP f Laatmezoo j de pfirppe langniel:loppe| MAMA de PORDER In de Oosterstraat heeft een huis ge staan met de volgende tekst op een gevelsteen: Die timmert aen de straat Moet veel berispens hooren Dit is de beste raedt Hem daer niet aan te stooren Spijt niders dat doch aiders zijn Dat Godt.mij gunt dat is doch mijn Veel Vlietsters voelden zich zelfs verheven boven de Leeuwarders en de omstandigheid, dat het Vliet met het belendende Schilkampen lange tijd een duidelijke welvaartsbron was voor de stad, zal daar wel niet vreemd aan zijn geweest. Ondanks verschillende pogingen van de stedelijke overheid de buurt schap het Vliet achteruit te zetten, nam de bloei ervan in de loop der eeuwen gestaag toe en eigenlijk al tijd is er hier een grote bedrijvigheid geweest. Verschillende ondernemende lieden stichtten er grote fabrieken, er wer den molens gebouwd, er kwamen scheepstimmerwerven en dat alle maal ondanks bepalingen, dat nie mand zich er zonder toestemming van het stadsbestuur zou mogen vestigen en dat ieder, die dat wel deed daarmee zijn burgerrecht ver loor. Het is dan ook niet te verwonderen, dat de bewoners van deze "voor stad" zich in alle opzichten mees ters voelden op hun eigen erf en dat ze een eigen gesloten gemeenschap vormden, gehecht aan hun tradities, wars van besluiten en bepalingen van de overheid. Hoe lang is de Vlietster jongeling schap nog niet gebeten geweest op elke vrijer, die het waagde een schone te kiezen uit het volk van het Vliet?Gebeurde dat, dan werd zo'n jongen nadrukkelijk met schele ogen aangezien en wanneer hij op als de jeugd van 's werelds be roemdste mannen. Wanneer de Vlietsters onder elkaar namen noemen als "Mekkeduit, - Buvrouw, wat is mien bokje min - Eine bie - Simon Liter - Hand schrobber - Jan Bies - Beroerde Middag - De Beschermer of Mooie moele met tosken" dan wist ieder een onmiddellijk wie er werd be doeld. De getrouwde vrouwen werden ge woonlijk aangeduid als Marcus- Aal, Karels-Mieke, Jans-Anne, Oenes-Aaltsje en Sjoerds-Elske - het was allemaal zo duidelijk als wat. De oude Vlietsters gingen op zon dag zelden wandelen, maar stonden dan op de hoeken van de stegende mannen in hun boezeroen en de vrouwen in jak en rok. Een gelief koosde bezigheid was het dan de voorbijgangers te bekritiseren - ie dere passant moest er een veer bij laten. /olgens het bekende spreekwoord „Als er twee kijven ."zijn er ook twee schuldigen en dit zal in het geval van H. v. Z. en P. A. F., beiden te Leeuwarden, ook wel niet ver van de waarheid zijn. Zooals evenwel bij kijvers te doen gebruikelijk is zijn alleen de betrok kenen zeer moeilijk van deze waar heid te doordringen en elk voor zich voelt zich de verdrukte onschuld en wordt de tegenpartij als de zwaar belaste zondaar gebrandmerkt. „Die persaoan komt er an en seit, jou mut ik hewwe en begint meteen te skellen en te razen, mut ik dat maargewurre late", aldus ruziema ker F. Dan volgt natuurlijk prompt het verweer van v. Z. „Hij wil mien frou niet met rust late, ik sal meneer de heele geskie- denis wel es even van A tot Z fetel- le". „Doe dat maar liever niet", komt de kantonrechter tusschenbeide, die blijkbaar er niets voor voelt om een Salomo's oordeel over de aanlei de zondagavond na een wandeling de keus van zijn hart naar huis zou begeleiden, dan kon het gebeuren, dat hij op de grens van de "ge meente" werd opgewacht en het hem werd belet om verder te gaan. Probeerde hij het toch, dan kon hij wel eens "kopke-onder" gaan. Verhuizingen onder de Vlietster be volking vonden als regel slechts plaats van steeg naar steeg; zelden pleegde een echte Vlietster verraad door zich te verplaatsen naar de stad. En verhuisde er al eens iemand van de stad naar het Vliet, dan werd hij nog lange tijd met argwanende blikken beschouwd -eigenlijk nooit zou het zover komen, dat hij vol komen deelde in de rechten van het Vlietster burgerschap. Zoals de bewoners van alle buurten dat vroeger hadden, zo hadden de Vlietsters dat ook: bijnamen, die vaak veel bekender waren dan de officiële namen zelf. De oorsprong van die, soms geestige, aanduidin gen, bleef meestal in het duister, net

Historisch Centrum Leeuwarden

’t Kleine Krantsje, 1964-1997 | 1981 | | pagina 5