DE STAD BEKIJKEN MET ROMANTISCHE BLIK JE ONTKOMT ER NIET AAN 't KLEINE KRANTSJE FELICITEERT IN DE NACHTTREIN STADSNIEUWS VAN VROEGER Als je, zoals ik, geruime tijd gele den Leeuwarden hebt verlaten en vanuitje huidige woonplaats aan de stad terugdenkt, dan ontkom je er niet aan, om je geboortestad met een wat romantische blik te gaan bekij ken. Zo in de trant van, ook al is het oude er vaak niet meer, voor mij blijft de stad, zoals ze was, bestaan. De Sambrinco's hebben dat, met zang van Henk van der Heide, jaren geleden, zo aardig verwoord in een liedje waarvan het refrein als volgt klonk: As om 'e toer, de sweltsjes dan wer fleane; de Aldehou syn brüzjend lüd wer slacht. As troch de Prinsetün de aide mantsjes geane; eltse dei wer lans itselde paad. As oer de Nijstêd ünder 't beamtegrien fersküle, it oargel efkes bringt syn dreamerich musyk. Dan is der frede yn myn herte en myn müle, sjong o Ljou- wert, stêd fan romantyk. En zo was het dan! Elke dag weer langs hetzelfde pad. In m'n gedach ten zie ik die drie mantsjes nog lopen, een ervan liep met de wan delstok. Ze liepen altijd of ze haast hadden. Waarom is me nooit duide lijk geworden, want ik dacht, het zijn toch rentenierende boeren met zeeën van tijd. HENNY SNIJDER Behalve deze bij de stad behorende figuren had Leeuwarden er nog wel een paar. Ze zijn bij herhaling in het Krantsje voor het voetlicht ge bracht. Neem nu bijvoorbeeld Henny Snij der, wat had die man - althans zo kwam dit bij mij over - een eigen levensstijl en wat heeft hij van het leven genoten. Met bakken vol! Of de verhalen die over hem de ronde deden, wel geheel de waarheid dekten, moet soms in twijfel wor den getrokken. Maar wat doet dat er echter toe, als het verhaal maar mooi is! Dat hoeft om een leugentje niet bedorven te worden. Wat ik van Henny Snijder weet is dat hij lange tijd bij zijn ouders in de Weerd op de hoek van Gloppe woonde. Dat weet ik daarom zo goed, omdat mijn grootouders van moederszijde, de fam. Landstra, toen op de andere hoek van de Gloppe woonden. Mijn oom Siebe HENNY SNIJDER had daar een zaak in rieten meube len. Nog kan ik het beeld van mijn grootmoeder voor ogen krijgen als ze in de winkel de gaslampen aan stak, in de keuken brandde 'het lichtje' en zaterdags stonden de roodkokertjes op het aardewerken comfoor gaar te stoven. Mijn oom heeft later zijn zaak verplaatst naar de Nieuwestad in het welbekende pand 'De witte beer'. Om nu weer op meneer Snijder terug te komen. In de wandeling had hij drie namen: nl. "de Kuiter" (dit vanwege zijn mooie kuiten die steeds te zien waren bij de door good old Frisia gespeelde voetbal wedstrijden). "Henny" en "me neer Snijder". Als je hem nu in de stad tegenkwam moest je wel weten hoe je hem kon begioeten. Als ik in die dagen bijvoorbeeld zou zeggen "Bonjour Kuiter" dan liep ik de kans tot de orde te worden geroe pen. Dat ging dan zo. Hij riep je, om bij hem te komen en zei dan: "Jonkje, jou mutte es goed naar mi luustere. Er binne vijf mensen in Leeuwarden die Kuiter tegen mie zegge magge, daar bin jou niet bij. Voor jou bin ik meneer Snijder", dat er wezen mocht. Voor mij heeft 't wel gewerkt, want als jongen heb ik altijd - met een ernstig gezicht - "dag meneer Snijder" gezegd. Datdezelfde meneer Snijder na af loop van een plezierige kroegen tocht door Leeuwarden zich nog wel eens te buiten ging aan deurkebellen kwam in het Krantsje al eens naar voren. Dat ondervond - bij herha ling - ook Glastra, de vishandelaar aan de Wirdumerdijk, de situatie ter plekke vroeg daarom. Het was na melijk zo dat deze Glastra uit recla me-oogpunt een grote vis aan de gevel van zijn zaak had hangen, vele Leeuwarders zullen zich dit weten te herinneren. Wel, als dan weer eens in de kleine uurtjes bij Glastra werd aangebeld en hij van uit een raam op de verdieping met een slaperig hoofd op onvriendelij ke toon vroeg: "Wie is daar?", dan- was de reactie van Henny Snijder op die vraag: "Glastra, jou mutte op- hale, jou hewwe biet". De reactie van Glastra daarop kan niet worden naverteld. ROEMRUCHTE FIGUUR Een andere roemruchte figuur, die in mijn jonge jaren, zo helemaal bij Leeuwarden hoorde, was Van Dijck, de leedaanzegger. Hij woon de dacht ik, op de Oosterkade en had schoenmaat 54 of daaromtrent, 'k Zie hem nog lopen of eigenlijk was 't meer schuiven. In 't zwarte pak en een steek op het hoofd. Bij het leedaanzeggen van Van Dijck ging er ook wel eens iets mis. Van Dijck had de vaste gewoonte om, zodra de deur op zijn bellen open ging, zijn ene hand tegen de kozijn stijl te leggen. Daarna begon hij dan het leed aan te zeggen. Dat ging dan ongeveer als volgt: "De familie die en die laat u weten, dat - potverdorie al weer de klau wen onder de verf - is overleden enz. enz. Een ander chapiter. De wijze van zeggen of het reageren op zich voordoende gebeurtenissen. Ik herinner me bijvoorbeeld dat na de onthulling van het monument dat gewijd was aan Frieslands nationale trots, "de Koe", dit standbeeld vrij snel de geschiedenis is ingegaan als "Us Mem". Dit als een soort tegenhanger van "Us Heit", het welbekende standbeeld op het Hof plein. Daar is echter het verhaal niet vervolg op pag. 11 "Lange van Dijk": Ook een aparte figuur. In den nachttrein van Weenen naar Berlijn had onlangs een koddig voorval plaats. De passagiers in een der coupés werden gewekt door het gegil van eene dame, die verklaarde dat er een moordenaar in den wagen was. Men vroeg nadere inlichtin gen, maar kreeg van haar geen an der antwoord dan dat men haar met naalden in het vleesch stak. Een der heeren verklaarde dat men ook hem op verschillende plaatsen in de dij had gestoken. De hoofdconducteur gaf last den trein bij het eerste sta tion te doen stilstaan en bragt de dame en de heer in de wachtkamer. Men stelde een onderzoek bij den heer in en 't bleek dat zich op zijn dij een zestal bloedzuigers had vastge zet. De dame was van pijn en schrik in onmagt gevallen en men moest den geneesheer uit de plaats ontbie den en haar onder zijn zorgen ach terlaten. Het schijnt dat een der pas sagiers een niet goed gesloten flesch met bloedzuigers onder de bank had gezet en dat aan deze dieren de schrik en verwarring te wijten was. (1879) BRAND OP DE GROENEWEG Oorzaak: vonken uit een tabaks pijp- Gistermiddag om ongeveer half één ontdekten kinderen, die naar Zon dagsschool zouden gaan, dat er een zware rookwolk opsteeg uit het pand Groeneweg 283. Dit huis wordt boven bewoond door den koopman in ongeregelde goederen S. Boersma, terwijl het beneden als pakhuis in gebruik is bij den olie handelaar J. Zuidema, wonende in de Willem Sprengerstraat. Het gerucht van de brand veroor zaakte onder de bewoners in de naaste omgeving eenige ontstelte nis; deze menschen begonnen dan ook in allerijl hun woning te ont ruimen. Intusschen had de heer Drielsma, die in eenige oude huisjes achter het bewuste perceel een lompenpakhuis heeft, de brandweer gewaar schuwd, die spoedig meteen motor spuit en de magyrusladder op het terrein van de brand verscheen. Met twee stralen werd het vuur, dat op de zolder van het pakhuis woed de aangepakt. Gemakkelijk was de ze arbeid niet daar de heer Boersma ter plaatse een partij oude fietsban den, celluloid handvatten en andere min of meer brandbare zaken had opgeslagen. Toch gelukte het vrij spoedig, om de vlammen meester te worden, zoodat de brand tot de zol der beperkt bleef en de lager gele gen verdiepingen slechts water schade opliepen. Op het moment dat de brand werd ontdekt, was de heer Boersma bij een der buren, den heer R. Klooster, op koffievisite. Toen men hoorde, wat er gaande was, is er nog een poging gedaan, om iets te redden. Daarbij liep de heer Klooster enkele brandwondjes aan de handen op, als gevolg van het feit, dat de gesmol ten rubber, die van de brandende fietsbanden afdrupte, door het trap gat naar beneden viel. Ook heeft later bij het blusschingswerk een der agenten, de heer J. Bijl, verwon dingen aan een hand gekregen. De oorzaak van de brand is vermoe delijk hierin gelegen, dat vonken uit een tabakspijp zijn terecht gekomen op een kistje, waarin zich celluloid handvatten bevonden. De heer Boersma had als gewoonlijk 's morgens de zolder opgeruimd. Daarbij is hem de brandende ta bakspijp - hij rookte tijdens zijn werk - uit de mond gevallen en in het hiervoor genoemde kistje terecht gekomen. (1939) de oud kaatser Klaas Kuiken met zijn tachtigste verjaardag op zondag 28 maart. Klaas Kuiken, 'de Kuik', is een van de grootste sterren op de Friese kaatsvelden geweest. Langer dan een kwarteeuw, van 1921 tot 1947, was hij tussen de touwen en tribunes een zeer markante figuur, een all round kaatser met een onver woestbare wil om te winnen. Hij behaalde in totaal 601 punten door 141 eerste, 59 tweede en 60 derde en vierde prijzen; bovendien sleepte hij 36 koningsprijzen in de wacht. Gewoon onoverwinnelijk was hij in 1926, toen hij op een puntentotaal van 62 kwam. Vijfmaal won hij met zijn makkers de vermaarde P.C. in Franeker; driemaal werd hij er tot Koning gekroond. De Bondswedstrijd won hij driemaal achterelkaar. Ook in Leeuwarden, bij de Oldehovepartij, toonde hij zijn meesterschap - hij won hier in'30. in '35 en in '40, met welke laatste triomf hij definitief de Zilveren Oldehove veroverde. Vooral met Teade Zijlstra en Ids Jousma vormde Klaas Kuiken een partuur, dat haast niet te kloppen was - in dit trio was Klaas Kuiken de grote strateeg; hoe vaak bracht hij met zijn optreden de handen van de toeschouwers niet op elkaar! Tachtig jaar dus nu al, een leeftijd, die ver verwijderd ligt van die van de actieve kaatsers van vandaag. Maar terugdenkend aan de tijd van toen, zal Klaas Kuiken zich de vroegere successen herinneren, als of ze gisteren waren behaald. Van harte Kuik! AT DE SORG INSLAAPT ONT WAAKT DE SIEL MEENSEN, DIE'T ALTIED MAR OVER HUN EERLIEKHIED ROEME, MUTTE JE WANTROU WE ER IS GIEN EER IN EEN OVER WINNING, DIE't SONDER GE VAAR BEHAALD IS EEN VAST BESLUUT IS DE EERSTE STAD OP WEG NAAR SUCCES HET MENSELIJK LEVEN IS, AT JE GOED NAGANE, DE SOM VAN ALLEMAAL KLEINIGHE DEN DE AVOND VAN 'T LEVEN ONTLEENT SIEN GESTELD HEID ANNE DAG, DIE'ER AN VOORAFGAAT

Historisch Centrum Leeuwarden

’t Kleine Krantsje, 1964-1997 | 1982 | | pagina 5