FANSELS TROK ZICH 'FANSELS'
NIKS VAN BEZETTERS AAN
ONVERSTOORBAAR FANSELS
OUDE SMIDSE VAN
EERLIGH VERDWEEN
In de laatste nummers van 't Kleine Krantsje is verschillende malen de naam, of liever gezegd de bijnaam
"Fansels" genoemd, met wie dan werd bedoeld de heer Wouda, mijn vader, tientallen jaren chef bij het
sigarenmagazijn Bloemhof op de Nieuwestad, later Wirdumerdijk. Na die Bloemhofperiode begon mijn
vader voor zich zelf in het pand Wirdumerdijk 41recht tegenover het sigarenmagazijn van Bloemhof. H et
resultaat van die overgang was wel, dat de klanten mee naar de overzijde gingen en dat was financieel een
grote strop voor de firma Bloemhof - dat bleek onder andere uit het feit, dat in betrekkelijk korte tijd
verschillende filiaalchefs in de zaak op de hoek van de Wirdumerdijk en het Ruiterskwartier elkaar
moesten opvolgen.
De heer Wouda was ook een fana
tiek Frisia-aanhanger en reisde
haast altijd met alle uitwedstrijden
mee. Ook had hij bij het doorgaan
van de wedstrijd op de Wilhelmina-
baan altijd een geel-blauw vlaggetje
uitgestoken.
Als uniek mag worden aangemerkt,
dat het een keer is voorgekomen,
dat hij door de sterke arm van het
terrein werd verwijderd, omdat hij
vanaf de kant volgens de scheids
rechter op te luidruchtige wijze zijn
ongenoegen over diens leiding liet
blijken - daar moet je nu eens om
komen!
ORANJEGEZIND
Ook was hij bijzonder oranjege
zind. Ik herinner me hiervan, ik
meende dat het was tijdens het
bezoek van de Koninklijke familie
aan de landbouwtentoonstelling dat
hij bij het vertrek in de stromende en
stromende regen met mij aan de
hand, ik geheel gehuld in oranje
(erg tegen mijn zin vanwege het
slechte weer), met een grote oranje
vlag in de hand stond te zwaaien en
luidkeels stond te roepen "oranje
boven en leve de koningin", ter
wijl er verder op de Wirdumerdijk
niemand te zien was, vanwege het
vreselijke weer, want ieder had zich
begeven onder de overkapping van
'het station, waar het tenminste
droog was.
Vanwege zijn oranje gezindheid,
had hij zich ook voorgenomen eens
in zijn leven de opening van de
staten generaal te Den Haag bij te
wonen.
Toen het zover was mocht ik mee en
wij vertrokken - in die tijd reden er
nota bene nog extra treinen vanuit
Leeuwarden, om hen die dit wilden
het grote gebeuren mee te laten
maken.
RELLETJES
Toen wij op het Binnenhof aankwa
men was dit tot op grote afstand
afgezet omdat er in tijd relletjes
voorkwamen met leden van de
N.S.B., welke partij toen in op
komst was.
Alleen.maar de stoet te zien passe
ren was niet de bedoeling: vader
wilde op het Binnenhof komen,
pakte mij dus bij de hand en zei
"lopen jongen" en zette er een
enorme spurt in. Het onverwachte
gevolg was, dat we onmiddellijk
werden achtervolgd door drie agen
ten te paard - een enorme sensatie
voor het publiek! - en dat we
werden ingehaald en door de ruiters
vlak voor de poort van het Binnen
hof werden omringd.
Vader begon met een vloed van
woorden (en dat kon hij) uit te
leggen wie hij was, waar hij van
daan kwam. en wat hij wilde. De
agenten hadden hier niets mee te
maken en wilden ons ondanks hevi
ge protesten en het tegenstribbelen
van vader, achter de afzetting terug
brengen.
KOSTELIJK SCHOUWSPEL
Aangezien de heren elkaar min of
meer voor de voeten reden, was dit
voor het publiek, dat zich uitermate
vermaakte, 'n kostelijk schouwspel
(ik schaamde me echter dood). Op
al dat gekrakeel kwam 't hoofd van
de bewaking van 't Binnenhof, een
inspecteur van politie af, waarop
Voor de beruchte SD-er Lammers
was Fansels fansels helemaal niet
bang
vader wederom het gehele verhaal
afstak. De inspecteur antoordde, dat
klopt precies, ik ben van geboorte
Leeuwarder, heb de h.b.s. op het
Zaailand bezocht, en u hebt me heel
vaak losse sigaretten verkocht. Ik
ben nu blij, dat ik iets terug kan
doen, gaat u maar mee. We kregen
een ere-plaats op 't Binnenhof, de
volgende dag stond op de voorpagi
na van de Telegraaf een grote foto
van het Binnenhof en wie stonden
vooraan? Vader en ik!
EREPLAATS
Het behoeft geen betoog, dat de foto
weken, zo geen maanden, een ere
plaats in de winkel kreeg, waarbij
het verhaal honderden malen werd
verteld. Hierbij wil ik opmerken,
dat het stopwoord niet bij'fansels"
bleef maar meestal werd uitgebreid
en wel tot "trouens, sien, fansels",
dit moet oudere Leeuwarder nog
wel bekend zijn.
Wat de sigaretten van de inspecteur
van politie betreft, de leerlingen van
de h.b.s. die meestal slecht bij kas
waren, en toch wilden roken, kon
den losse sigaretten kopen en waren
hier altijd erg dankbaar voor.
Ook in de bezettingstijd werd de
onder stoelen of banken gestoken.
Het statieportret van de koningin,
te pas, maar meestal te onpas voor
de dag gehaald en met een hele
tirade aan de bezetters getoond, die
meestal met een welwillende glim
lach en een schouderophalen rea
geerden, en in het gunstigste geval
met foto's van hun vrouw, kinderen
en verdere familie-leden te voor
schijn kwamen.
HANDEN OMHOOG
Tot in het laatst van de oorlog het
tonen van het portret door een paar
Rexisten niet op prijs werd gesteld
en vader, met de handen omhoog en
een pistoolmitrailleur in de rug,
naar de Sicherheits Dienst op het
Zaailand werd gebracht.
Die heren kwamen blijkbaar ook
geregeld bij vader in de winkel en
zij behoorden niet tot de slechtsten,
wat bleek uit het feit, dat beide
Rexisten, notabene in het bijzijn
van vader, op een enorm pak slaag
werden getrakteerd
Een hurtje later kwam vader, zo
trots als een pauw, weer thuis en
ging rustig door met het tonen van
bet portret van de koningin en het
maken van daarbij horende opmer
kingen.
Wat bijvoorbeeld ook de S.D.-er
Lammers te horen kreeg is met geen
pen te beschrijven. Lammers, die
voordien een taleninstituut had op
de Wirdumerdijk, nam het blijkbaar
met kilo's zout, lachte maar wat en
De heer JWouda, alias Fansels, op en top een gentleman fansels.
kwam regelmatig terug, waarbij
altijd tot onze schrik het spelletje
weer een aanvang nam. Wat dat
betreft was vader voor geen enkele
raad vatbaar.
Dat hij erg goed was kwam
waarschijnlijk doordat vele scholie
ren na het einde van hun studie over
het hele land uitzwermden. Dit mag
blijken uit het feit, dat ik gedurende
mijn loopbaan als militair op heel
veel plaatsen geweest ben en bij een
kennismaking als ik me voorstelde
als "Wouda" heel vaak te horen
kreeg: "Familie van de sigarenwin
kelier op de Wirdumerdijk te Leeu
warden?
Ook werd hem vaak de naam
Bloemhof gegeven omdat hij gedu
rende een zeer lange tijd in die zaak
had bediend en men hem daar dan
mee vereenzelvigde.
RECHTZETTEN
Tot slot wil ik nog enkele dingen
rechtzetten. De heer De Roos
schrijft over een stotterende siga
renwinkelier tegenover "Fansels"
dit is pertinent onjuist; het pand dat
hij bedoelde was oorspronkelijk de
hoeden- en pettenzaak van Van der
Kallen (vader van de bekende
schrijver Havank), en daarna de
schoenenzaak van Greben, waarna
mijn vader het pand van Greben
huurde en direct met de schoon
heidscommissie van de gemeente
Leeuwarden in de clinch lag, daar
de Aida (sigarenmerk) lichtbak die
hij aan het pand wilde bevestigen,
werd afgekeurd, omdat hiervoor
een grote sigaar was aangebracht.
Dit mocht niet (hoe bestaat het bij
een sigarenzaak), maar het mocht
wel een lichtgevende bol zijn. Deze
lichtbak is nog te zien op de laatste
foto in het "Kleine Krantsje" (zie
naast hotel de Beurs) zodat "Fan
sels" toen al daar gevestigd was en
niet meer in de zaak van Bloemhof.
Dus daar heeft nimmer een stotte
rende sigarenwinkelier gewoond,
de enige die daar een sigarenzaak
heeft gehad was vader, en bij alle
eigenschappen die hij had, en dat
waren alleen maar goede, behoorde
zeker niet het stotteren.
Hierbij nog een foto op latere leef
tijd van deze misschien niet mar
kante, maar wel bekende, en bij
vele oudere Leeuwarders zeer ge
respecteerde figuur.
Leeuwarden J. Wouda
Er is alwéér een oud bedrijf verdwenen uit de stad: de smederij en
machinefabriek van Eerligh in de Kleine Hoogstraat is na honderd en
achttien jaar met de werkzaamheden gestopt. De gemeente heeft het
pand aangekocht en op de plaats waar eens het aambeeld stond en het
smidsvuur brandde worden straks nieuwe appartementen gebouwd.
Het was in 1864 dat Martinus Eerligh twee huisjes in de Kleine
Hoogstraat aankocht voor de sloopop de plaats waar ze hadden
gestaan verrees zijn nieuwe smederij. De zaak werd later voortgezet
door zijn zoon Johannes en die vond op zijn beurt weer een opvolger
in zijn zoon Martinus. die naar groowader was genoemd. De heren
Eerligh verrichtten 'algemeen smidswerk' en in de drukste tijden,
onder Johannes Eerligh, hebben er wel vier en twintig mensen werk
gehad. Op de foto de oude smederij met in de deuropening de 'derde
generatie'de heer Martinus Eerligh.