VLUCHT UIT
GEVANGENIS
BODETERREIN
Vervolg van pag. 5
snel weg te komen en zo alle
achtervolgers af te schudden.
Dus roept één van de "Diena
ren" de schipper en zijn knecht
toe de zeilen te strijken en aan de
wal te komen, "op dat de vlugte
lingen of schelmen niet aan hun
boord ontkomen mogten."
De schipper, die waarschijnlijk
vanwege zijn jeugd niet weet wat
hij moet doen, vraagt zijn knecht,
Jan Edses, of ze nu wel of niet de
zeilen zullen strijken. "Neen,"
zegt Jan, "wij storen ons aan
niets, zeijl maar voort."
Als Jan de vluchtelingen in hun
praampje ziet, werpt hij hen een
lijn toe en laat ze op die manier
aan boord klimmen.
VERKEERDE KEELGAT
De "Dienaren", die hulpeloos op
de wal moeten toekijken, schiet
dit niet alleen in het verkeerde
keelgat, maar vooral ook de
vloeken die Jan ten beste geeft,
terwijl hij de vluchtelingen aan
boord laat komen. Jan gebruikt
"de laagsoortigste en veragtelijk-
ste bewoordinge, tot hoor en
blijke zijner minagtinge voor de
Justitie, zeggende onder anderen
daarbij ik schijt wat in de Justitie
en .vervolgt al vloekende zijnen
weg."
De knecht en zijn schipper zetten
nog meer zeilen bij en maken het
gestolen praampje pas los als ze
vaart gemaakt hebben.
Maar. de afloop kan natuur
lijk voor zowel de schipper en
zijn knecht als voor de gevange
nen alleen maar ongelukkig zijn.
De laatsten worden nog wel een
eind buiten Leeuwarden, aan de
oever van het Kolonelsdiep bij de
ingang van de Garijpster Op
vaart, aan wal gezet, maar ze
zien zich binnen enkele dagen
gegrepen.
Zes dagen later, op een zondag,
worden Gauke Beins en Jan Ed
ses thuis gearresteerd door de
zelfde twee politiedienaren,
twee broers, die Jan zo uitge
vloekt had. Ze worden naar
Leeuwarden overgebracht en nu
zelf in het tuchthuis opgesloten.
Zowel de ontsnapte gevangenen
als hun helpers worden gestraft
en die straffen liegen er niet om.
Hattum Alberts bijvoorbeeld,
.wordt veroordeeld om, boven de
tijd die hij nog moet uitzitten
(bijna vier en een halfjaar tucht
huis) "omme bij den Scherprech
ter op de plaatze van 's Lan-
schaps Tugthuis en werkhuis ge-
leidet, aldaar wel strengelijk ge-
geeselt, en daarna in voormelde
huis te werken den tijd van twee
jaaren."
JAAR VERBANNING
En Jan Edses, de schippers
knecht, die "schijt aan de Justitie
had" wordt veroordeeld om "uit
het voormalig gewest Friesland
den tijd van Een Jaar, te ruimen
de Stad Leeuwarden binnen 's
Dags Zonneschijn en het land
binnen den derden dage, zonder
inmiddelen tijde daar weder in te
mogen komen bij peene van arbi
traire correctie."
Anders en eenvoudiger gezegd:
een jaar verbanning uit de pro
vincie Friesland.
Een kleine herinnering aan het bodeterrein op het Oldehoof-
sterkerkhof, zoals dat lange jaren heeft bestaan. De foto is in
1938 gemaakt en de kolossale vrachtauto, die we op de
voorgrond zien zal zeker voor die tijd een hele grote zijn
geweest. Toen gingen er ook nog wel paar dew agentj es naar
Leeuwarden; het was pas veel later, dat het paard definitief z'n
plaats afstond aan het gemotoriseerde vervoer.
woonde. Deze Laverman genoot
bij ons vooral bekendheid als
"leedomsizzer". Hij ging dan ge
kleed in zwart pak en hij had een
steek op het hoofd. In de deuro
pening sprak hij het overlijdens
bericht uit, altijd beginnend met:
"De familie van maakt be
kend, dat heden is overleden
J
Wij kinderen waren altijd onder
de indruk van de wijze waarop
dat plaatsvond, net als van de
statigheid, waarmee deze kleine
man aan het hoofd van een lijk
stoet liep.
Naast Laverman woonde Bult
huis, ook een veekoopman.
Dochter Coba was kleuterjuf
frouw in de Huizumerlaan. Een
zoon, Jelle, die als vrijgezel in
huis woonde, werkte vaak als
hulp in het hooi bij boer Kuperus.
KLOKLUIDER
Ook was hij vaste klokluider, net
als smid Mellema. Wanneer er
begrafenissen waren stond Bult
huis vaak bij de brug in het dorp.
Zodra de stoet de school was
genaderd, gaf hij dat door, waar
na de klokken begonnen te lui
den.
Naast Bulthuis woonde in mijn
jeugd Jelle Bontekoe met vrouw
en zoon Rini, die van mijn leeftijd
was en met wie ik vaak speelde.
Jelle, wiens broers Rimmert en
IJsbrand in de Schrans woonden,
had een tuinbouwbedrijf met o.a.
druivenkassen. Maar in zeker
jaar werden daar andere vruch
ten geplant. Degene, die ontdekt
en geproefd had wat dat voor
vruchten waren, vroeg roomzoet
aan een ander: "Hier,-wil je een
lekkere appel?"
De aangesprokene vond het wel
een vreemd soort appel, maar hij
zette toch de tanden er maar in.
VIES GEZICHT
En daar was op gewacht, want
het vieze gezicht dat werd ge
trokken, veroorzaakte groot ge
lach. Er was weer iemand inge
tuind. De zogenaamde appel was
een tomaat, omstreeks 1920 bij
ons nog een onbekende vrucht.
Het tuinbouwbedrijf scheen niet
zo goed te floreren en samen met
broer Rimmert begon Jelle in de
Schrans een vetsmelterij, die het
wellicht beter deed.
In een leuk huisje woonde, naast
de familie Bontekoe, Coba en
Hipke, tante van Griet Meulen-
belt, de vrouw van broer Rienk
Visser van de Tijnjedijk. Het
stenen paadje voor het huisje
werd door ons ook graag van
sneeuw ontdaan, want de belo
ning daarvoor was in onze ogen
altijd erg royaal.
(vervolg op pag. 9)
Wanneer je de steeg naast ons
huis doorging liep je recht op de
lantaarnpaal van de dorpsstraat
af. Die stond tegen het tuinhek
van de pastorie. Het was een
gaslantaarn, die tegen donker
door de lantaarnopsteker Spiek-
stra werd aangestoken. Dat ge
beurde door aan een ringetje te
trekken, waarna het gaskousje
ging branden.
Voor ons als kinderen was de
lantaarnpaal de aantikplaats bij
het verstoppertjespelen of het
"verbeieren".
PRACHTIG HUIS
De pastorie was een prachtig
groot huis met een even mooie
tuin en in 't midden een breed
grintpad. In mijn jeugd woonde
daar ds. Hoving met vrouw en
zoon Herman. Je kwam nooit bij
de deur van de pastorie, behalve
voor catechisatie of om er een
nieuwjaarskaartje in de bus te
doen.
Maar in 't donker en zeker, wan
neer we de gaslantaarns uitdraai
den, was de tuin een geliefde
verstoppersplaats.
Tegenover domineestuin
lag de tuin van
meester Flieringa.
Later werden
hier een
paai hui-
neergezet,
inclusief de
rijwielwinkel
van smid Mellema.
Bij het eind van de
Dorpsstraat ging je links
de Tijnjedijk op en
rechtsaf voerde de weg naar de
kerk. Aan de rechterkant stond
hier nog een huis met een stoep
waar juffrouw Bijlsma woonde.
Zij gaf op woensdagmiddag
handwerkles.
Ook woonden hier Spiekstra en
Louw en Yntje Faber, 's avonds
altijd herkenbaar door een bran
dend theelichtje. Louw Faber
was een veekoopman, die vrij
dags met grij ze stof) as en wandel
stok van de markt kwam.
Later kwam in hun huis de fami
lie Propstra wonen. Mevrouw
Propstra was de dochter van
schilder Laverman, die er naast