DICKVANDERHEIJDE JR/REKLAME
TOEN WE NOG OP DE SCHOOLBANKEN ZATEN
SCHOOL 6 BIJ DE KOEPELKERK
JEUGDGEVECHTEN
adviesbureauivoor rekiame en publiciteit w W jozef isreëlsstraat 10 leeuwarden 058-124984
Dit is de vijfde klas van School 6 bij de Koepelkerk in het schooljaar
1928-1929. Het is de klas van de heer Verbeke; hij staat achter in
het lokaal. We gaan van links naar rechts en we beginnen bij de
meest linkse rij: Aafje Groen en Annie Groenewoud, Lutzen .van
Dijk en Kees Kramp, Corrie Drijver en Lena Schuil, Jantje Bogaard
en Annie Zuidema, Jennie van der Kamp en Ymkje Slotegraaf. Op
de middelste rij: Detty Ronner en Feikje Delveaux, Janke Epema en
Alie de Vries, Sjors van der Schaaf en Lou Funcke, Appie
Schaafsma, Tjerk Noordbruis en Jopie Walstra, Klaasje Dijkstra,
Jan Lieuwma en Harm de Graaf en, alleen achteraan Herman
Procee. Dan de voorste rij: IJsbrand Bouma en Keimpe de Boer,
Anne Knobbe en Gabe Leemburg, Ale Landstra en Anne Cor-
nelissen, Gerrit van Wijk en Geert Siksma en Kobus Spoelstra.
De foto werd ons toegezonden door onze abonnee, de heer A.
Landstra te Leiderdorp, die met behulp van enkele oude klasgeno
ten alle namen op papier kon krijgen, een hele bijzonderheid, want
meestal ontbreekt er toch wel wat aan. "Wie weet" aldus de heer
Landstra, "geeft het publiceren van de foto nog eens aanleiding tot
een reünie".
vervolg van pag.
afdraaien, er lagen schepen voor
te toeteren. Zijn geschreeuw en
dreigementen hadden geen enkel
resultaat en hij durfde kennelijk
zich niet naar de draaihandle op
de brug te begeven, wat inder
daad ook een gevaarlijke gang
zou zijn geweest.
Na enige tijd trokken de strij
denden zich van de brug terug en
zette de strijd zich elders voort.
Een andere maal waren wij aan
de gang op het land waar nu de
Condensfabriek staat, van een
boer Vuist. Die had een zoon,
Feike Vuist, voor wie wij als
jongens erg bang waren, een
driftige, kwade, grote kerel.
Anders dan Idema, was Feike
niet bang voor de vechtende
knapen; hij stortte zich midden in
't gewoel, links en rechts rake
klappen uitdelend, zodat wij snel
zijn land verlieten.
Een andere reactie betreft het
stukje van de heer Enne Rozema
in nummer 420, getiteld „Wij
zijn jong. Hij roept herinne
ringen op aan de glorietijd van
jeugdbewegingen als J.G.O.B.,
A.J.C., etc.
IDEALEN
Hij heeft gelijk; wat waren wij
door idealen bezield en wat een
prachtig eenheidsbesef was er
toen.
„Het vuur is gedoofd," schrijft
hij, „erger, er is geen hoop"
vervolgt hij. Vele ouderen den
ken er zo over. De hedendaagse
verschijnselen lijken hem en hen
inderdaad in 't gelijk te stellen.
Maar dat er geen hoop zou zijn
bestrijd ik. Men moet niet verge
ten, dat mede door 't idealisme
en de strijd van de toenmalige
jeugd er grote verbeteringen in
de positie van de kleine man tot
stand zijn gekomen. Idealisme en
strijd behoeft daarop dus niet
meer gericht te zijn. Waarop dan
wel kan men zich afvragen. Het
lijkt erop dat men dat (nog) niet
weet.
Voorlopig schijnt het 'ideaal' te
zijn: laten wij ten koste van alles
mogen doorgaan met het genie
ten van de verkregen welvaart.
Met andere woorden: men zit
vast aan z'n materieel welzijn.
Voorlopig nog weinigen beseffen
dat er nog een andere vorm van
welzijn bestaat.
Het zoeken naar deze soort van
welzijn is aanwezig, gelukkig, en
mijn verwachting is, dat weder
om de jeugd in het vinden en
bereiken daarvan zal voorgaan,
't Kleine Krantsje is niet het
orgaan om daarin uitgebreid op
deze kwestie verder te gaan. Ik
meen daarom met deze kantte
kening te mogen volstaan.
Tenslotte nog een korte reactie
op de serie artikelen over 'Huizu-
mer herinneringen' waarin in
nummer 420 genoemd wordt ene
Werkman, een bekende radio
zendamateur indertijd.
Ik ben benieuwd of dit dezelfde is
als G. Werkema, een sympathie
ke man die ik goed kende.
Hij handelde indertijd in schrijf
machines en verzorgde o.a. bij de
Condensfabriek het regelmatig
onderhoud van de schrijfmachi
nes. Ik kwam wel bij hem thuis,
waar hij op zolder een uitgebrei
de zelfgebouwde radio-
zendinstallatie had. Normaal was
hij geen spraakzaam man, maar
over zijn hobby raakte hij niet
uitgepraat.
UNIEK PRINCIPE
Terwijl ik aan het schrijven, ben,
realiseer ik mij hoezeer ik inder-
tij d gelij k had toen ik ter gelegen
heid van 't 15-jarig bestaan van
dit blad schreef dat 't Kleine
Krantsje berust op een uitge
kookt, uniek principe n.l. dit, dat
de gepresenteerde stof voor 't
blad in hoofdzaak door de lezers
zelf wordt geleverd. De uitgever
kan zich vleien met het besef dat
hij veel sluimerend schrijversta
lent bij zijn lezers heeft gewekt,
waarvan velen zich waarschijn
lijk nooit bewust waren geweest.
Een prettige gedachte voor hem,
dunkt mij
Laag Soeren C. Reenalda