Jou u&t
Friesland Bank
Uw eigen bank
TWIJFELS
In een vorige Kleine Krantsje is
geschreven over de schuur van
De Jong aan de Achter de Hoven.
Naar aanleiding daarvan wil ik
toch wel even kwijt, dat ik me
steeds verwonder, dat het slootje
- nou, slootje - bij die boerderij
er nog steeds is. Je zou zeggen,
die sloot nodigt uit tot ongeluk
ken.
Bij het lezen van verschillende
verhalen van lezers kom ik toch
wel eens wat tegen, waarvan ik
denk dat het niet waar kan zijn.
Een schrijffoutje van Mr. P. Iede-
ma daargelaten. Het was niet
Eerke, maar Eelke Landeweer.
Deze Mr. P. Iedema is vermoede
lijk de zoon van brugwachter
Iedema, die ook nog een dochter
had, later gehuwd met W. Rins-
ma, incassobureau en destijds
wonende aan de Huizumerlaan
en een zoon Frits.
Frits kon vrij hard lopen en
kwam eens op een schoolsport
dag als eerste met spikes aan de
start. Hij zat toen op de Ulo aan
de Wissesdwinger.
Het verhaal van het tegenhouden
van een op hol geslagen paard
door het bij de teugels te grijpen
kan misschien waar zijn, maar ik
twijfel wel even. En wel om de
volgende reden.
Eens, het was niet zo ver na de
oorlog, was ik wegen aan het
opnemen in de gemeente Has-
kerland ten behoeve van de we
genlegger. Met de Solex er heen.
In de Haskerveenpolder kwam
op een gegeven moment een
paardewagen aanrennen met
twee op hol geslagen paarden er
voor. De boer er achteraan te
schreeuwen. Ik de Solex in de
berm en daar Waren ze al bij me.
Probeerde de teugels te pakken
om de paarden zo tot stilstand te
brengen. Maar louw noppes. De
beesten holden maar door, zodat
ik wel moest loslaten om geen
ongeluk te krijgen.
Enfin, het stel holde verder - en
de boer bromde wat tegen mij -
de paarden gingen een bocht om
en toen kwam mijn verbazing.
Een eindje verder was een man
die rustig midden op de weg ging
staan met de armen wijd uitge
strekt. En vlak voor hem bleven
de paarden staan en toen kon de
man ze bij de teugels pakken. Nu
heb ik wel eens gehoord, dat een
paard de dingen groter ziet - dus
ook een man - dan ze werkelijk
zijn. Redenering, vandaar bleven
de paarden staan. Maar is dat wel
zo, want hoe ziet een spring
paard dan de muur waarover hij
moet springen? Die bewering
Het jammerlijke ongeval met de paarden, die op het Molenpad op hol
sloegen en verdronken in de Oostergracht.
van groter lijken dan het is, zal
wel fantasie zijn.
Dan, nog even wat over op hol
geslagen paarden. Dat is ook
eens gebeurd op het Molenpad,
ik meen met een wagen van
Carpay, maar 't kan ook van
Huisinga geweest zijn. Die kwa
men toen met de kar in de Oos
tergracht terecht en zijn verdron
ken. Bij het bergen van de paar
den honderden mensen op de
wallen.
Leeuwarden Chr. Dorenbos
Zijn er onder onze lezers
paardenkenners die iets zin
nigs kunnen zeggen over wat
paardeogen zoal waarnemen
- zien deze viervoeters de
dingen groter dan ze zijn?
Red. 't KI. Kr.
ANTON DEL GROSSO
Bekomen van al het feestgedruis,
heb ik 't Kleine Krantsje - uitge
geven in het teken van het 100-
jarig bestaan van Frisia - ter hand
genomen en ik wil beginnen met
te zeggen, dat het een goede
uitgave is geworden. Een blad
om in het zo rijke archief van
Frisia met ere bewaard te blijven
voor het nageslacht.
Toch meen ik als aanvoerder
van het Frisia in de oorlogsjaren
een opmerking te moeten ma
ken.
Op bladzijde 38 van het blad
staat vermeld „Enkele jaren was
hij voorzitter en samen met Jelle
Wassenaar leidde hij Frisia in de
oorlogsjaren naar drie kam
pioenschappen en promotie naar
de eerste klas".
Inderdaad was Lammert Stein-
voorte in die jaren de 'Karei
Lotsy' van Frisia en heeft hij veel
gedaan om deze" resultaten te
behalen. Maar het was niet Jelle
Wassenaar, maar een 'klomp-
'man in hart en nieren, Anton Del
Grosso, die als trainer een zeer
groot aandeel in deze successen
heeft gehad. En niet alleen als
trainer, maar ook al mens was hij
een vader voor zijn jongens.
Ere wie ere toekomt en de
naam van Anton Del Grosso mag
zeker worden genoemd, want ik
ben er zeker van dat de jongens
van die tijd ook zijn naam nog
met ere zullen noemen.
DE STIENSTRA'S
Graag wil ik even reageren op
het verhaal in 't Kleine Krantsje
nummer 429 over Uiltje Stien-
stra, waarin gesproken wordt
over vier broers Stienstra, die
met elkaar acht en twintig Elfste-
denkruisjes veroverden.
Het waren echter niet vier
broers, maar vijf en die haalden
negen en twintig kruisjes. De
vijfde broer was mijn vader, Ger-
ben Stienstra. Hij was de oudste,
maar er wordt nooit over de
vijfde broer gepraat, dat is mij
vaker opgevallen.
Ook mijn vader heeft het groot-
ste deel meegewerkt op de boer
derij aan Wijlaarderburen en
mijn broer Betze heeft er even
eens veel gewerkt en wij als
kinderen hebben allen veel bij
onze Beppe moeten werken in de
huishouding.
Mijn vader is twee en veertig j aar
melkvaarder geweest; hij moest
altijd de melk vanaf de boer naar
de fabriek brengen. En dan over
dag bij zijn broers Doeke en
Catrinus helpen in de hooitijd en
ook hekkelen, wat zwaar werk
was.
Als er een koe moest kalven
werd hij 's nachts uit zijn bed
gebeld om te helpen; hij heeft
daarbij nog eens zijn trouwring
verloren; die zal nog wel in die
koe zitten.
Mijn ouders hebben ruim zestig
jaar op het Noordvliet gewoond
en zij hadden tien kinderen. Ik
ben er trots op, dat ik" daar de
jongste van ben. Helaas zijn ze
beiden jaren geleden al overle
den; ook van de kinderen leven
er enkelen niet meer.
Mijn zuster en ik lezen 't Kleine
Krantsje samen. Zij is genoemd
naar mijn vaders zuster, die op
drie en dertigjarige leeftijd is
overleden, dat was Hielkje. Zelf
ben ik naar een van vaders broers
genoemd, Jjtze Stienstra, die ook
al is overleden.
Leeuwarden
Jitske Dijkstra-Stienstra
VEEL VERANDERD
Als je op een leeftijd komt, datje
met pensioen gaat of WAO-er
wordt dan zoek je voor loze uren
wat vertier in een Dienstencen
trum.
Een zeer bejaard man, momen
teel 93 jaar, gaf mij het boek
"Met de kloten voor het blok",
dat eerst in het Fries verscheen,
daarna in het Nederlands.
Als je dat leest, kan je pas begrij
pen hoe onze samenleving is ver
anderd. Er komen vele kleine
schippers voor in het boek die
met bloed, zweet en tranen hun
brood moesten verdienen. Weer
of geen weer, men moest er op
uit. De bovenbedoelde man was
de heer A. Feenstra.
Hij is later bij het Leger des Heils
terechtgekomen en heeft voor
het Leger heel wat gedaan. Maar
Men kent er de Friese
verhoudingen en is bereid
plaatselijke en provinciale
belangen te dienen.
dit was eigenlijk een woordje
vooraf want ik wou de vergelij
king naar voren brengen van
zo'n kleine vijftig jaar terug en
nu. Toen allemaal schippers, ook
langs de kaden de beurtdiensten,
en nu zie je die haast niet meer.
De fietsen zijn ook veel minder
geworden, maar alle straten
staan barstensvol met auto's.
Als expeditiehulpje moest ik
bij Koopmans Meelfabrieken
helpen om de wagens te laden.
Op de grutterij waren een oude
T-Ford en een kleine Mercedes.
Deze was van de directeur ge
weest maar was later omge
bouwd tot vrachtwagentje.
De grote knecht leerde mij hoe ik
moest rijden maar toen hij eens
tegen een hek opreed mocht hij
zelf niet meer in de wagen ko
men. De voorman van de expedi
tie zat met de handen in het haar,
tot mij mij vroeg of ik het aan
durfde. Nou, dat was gauw ja.
Dus toem-ik als wagenjongen
door de stad mee mocht rijden en
bij alle boten langs, zei de chauf
feur: "Zet hem maar even voor
uit." Na een tijdje reed ik overal
heen van de Hoeksterpoort naar
het Zaailand en de Vrouwen
poort. Zodoende had ik het aar
dig onder de knie, maar ik dacht
dat mijn baas mij wel zou aanstel
len als chauffeur - dat ging echter
niet door. Op latere leeftijd had
ik er toch profijt van, want toen
wij naar Drachten verhuisden en
de bus voor vier personen nogal
wat kostte, heb ik het rijbewijs
toch maar gehaald.
Leeuwarden
Jac. Bakker
Wolvega
P. A. de Block toen allemaal schippers en langs de kaden de beurtdiensten