DE KREET 'POLITIE' DEED ONS
IN PANIEK WEGRENNEN
JONGENSGEVECHTEN VAN VROEGER
In de derde aflevering van onze fotoserie
'Langs de straat' met een aantal afbeeldin
gen uit vroeger tijd, in de eerste plaats een
plaatje van zo'n echte ouderwetse skere-
slieper. Het is een telg van een eens in
Leeuwarden zeer bekend geslacht van
scharenslijpers, namelijk Wierd Jansen.
Trots staat hij hier voor zijn prachtige kar.
Ook de tweede foto spreekt voor zich zelf:
een deftig ogend heertje laat zijn schoenen
poetsenhij tilt er speciaal zijn broekspijp
even voor op. De heer maakt niet de indruk
iets met de veemarkt te maken te hebben;
vandaar dat we mogen veronderstellen,
dat deze bijzondere vorm van hulpverle
ning in vroeger tijd ook op andere plaatsen
dan in de directe nabijheid van de weke
lijkse markt werd betracht.
Op de derde foto een oude baardige
bedelaar met een mooie naam: Idanus
Henderikus Arzoni. Eens weerglasmaker
van beroep en een zeer vooraanstaand
burger van Leeuwarden. Door toedoen
cde
van een naaste bloedverwant financieel te
gronde gericht en vervallen tot de bedel
staf.
Dikwijls kon hij slechts slapen in de open
lucht; hij had nergens meer een dak boven
zijn hoofd. De befaamde commissaris Wes-
ser, toen nog inspecteur van politie, zorgde
ervoor dat hij althans een onderdak kreeg
in het Armhuis in de Haniasteeg. Arzoni
liep er evenwel direct weer uit en niet lang
daarna werd hij dood aangetroffen op een
bankje in een park.
Naar aanleiding van de verhalen
over 'Felle jeugdgevechten van
vroeger' in vorige nummers van
't Kleine Krantsje hebben wij
verschillende reacties gehad,
waaruit blijkt, dat velen deze
veldslagen nog niet zijn verge
ten.
De heer H. Weyer te Leeuwar
den, die er al eerder over schreef,
maakte ons er op attent, dat niet
zij op de voeten van de gevangen
genomen vijanden gingen zitten,
maar dat zij de gevangenen op
hun eigen voeten lieten zitten en
wel zodanig, dat ze niet meer
omhoog konden komen. Dat was
dus een wel heel vernuftig sys
teem en voor de duidelijkheid
maakte de heer Weyer er in zijn
brief een schetsje van met de
toelichting: "Linkervoet om een
boom, rechterknie over de lin
kervoet naar achteren en dan het
slachtoffer op z'n eigen voeten
laten zitten".
VELDSLAGEN
De heer Th. de Groot te Rotter
dam schreef ons het volgende:
"Met belangstelling las ik de ver
slagen van buurtgevechten in
mijn geboortestad. Ik herinner
me deze ook. Ik woonde in het
begin van deze eeuw in de Paul
Krügerstraat. Enige malen per
jaar moest de Transvaalbuurt
slag leveren tegen de Bleeker-
straat. Meestal werd de strijd
gevoerd op de Spanjaardslaan,
ongeveer ter hoogte van het toen
nog nieuwe Rengerspark. Bij de
paar 'veldslagen' die ik heb mee
gemaakt, omstreeks 1910 ging
het nog al rauw toe. Men
schreeuwde, sloeg met stokken,
smeet met stenen, waarbij soms
een straatlantaarn het begaf.
Daarna klonken ook de liederen
van 'de boeren die het gewonnen
hadden' en van 'de Boeren geven
de Kopjes nooit'.
Dan kregen we nog een lange
brief van de heer J. Koek te
Hilversum; ook die drukken wij
graag hierbij af.
Ook ik heb met belangstelling de
verhalen over de "massale jeugd
gevechten" in 't Kleine Krantsje
gevolgd, omdat ik deze gevech
ten als jongen van een jaar of
negen, tien maar wat prachtig
vond.
Het was in de jaren '14-'18,
gedurende de eerste wereldoor
log. Iedere dag was deze oorlog
in de kranten "frontpagina
nieuws". Door volwassenen en
vooral in de familiekring tussen
mijn ooms en mijn grootvader
werden verhitte gesprekken ge
voerd, waarnaar je als jongen
met interesse zat te luisteren.
Soldaatje spelen was in die tijd
dan ook "in". De jongens werden
verdeeld in "Fransen" en in
"Duitsers" en op een braaklig
gend terrein tegenover Mariën-
burg aan Achter de Hoven kro
pen we als echte soldaten door de
modder om elkaar te bestrijden
met pijl en boog.
Een van mijn ooms was aanne
mer en hij had een timmerwinkel
in de Verstolkstraat. Hij was het,
die een prachtige sabel voor me
maakte met de boodschap "waag
het niet om deze stok te gebrui
ken, want dan breek ik je de
benen".
PIJL EN BOOG
Een ander wapen, dat bij de
jongens zeer in trek was, was pijl
en boog. De boog werd gemaakt
van een parapluie. De balijnen
werden er uit gehaald en met een
touw stevig samengebonden en
dan gespannen.
De pijlen werden gesneden van
riet. Op dit riet kwam een stukje
vlierhout en daarin werd een
kroontjespen gedrukt. Ik kan
verzekeren, dat je er heel ver
mee schoot. Het was voor een
volwassene dan ook niet raad
zaam om ergens een parapluie
onbeheerd te laten staan
Een bijbelvaste jongen kwam op
het idee om stenen aan een touw
tje te bevestigen en zoals David
Goliath versloeg, zo zouden wij
de vijand verslaan!
Ik woonde Achter de Hoven aan
de kant van de Spoorstraat.
Waarom er strijd ontstond tussen
de jongens van Tulpenburg en
die van de Fabriekssteeg, weet ik
niet, maar plotseling kwamen er
veel jongens bij elkaar en begon
nen te schreeuwen, dat ze die
Tulpenburgers wel eens mores
zouden leren.
In optocht ging het in de richting
van de Spoorwegovergang. De
"grote" jongens voorop en de
"kleine" er achter aan. Ik be
hoorde tot de groep van de "klei
nen" en dat was een voordeelals
we vooruit gingen zat ik in de
achterhoede en als we ons moes
ten terugtrekken was ik in de
veilige voorhoede.
Over de Spooroverweg was een
pleintje en de grote jongens ver
telden wat we moesten doen: ten
eerste de pijlen over hen heen
naar de vijand schieten en ten
tweede de stenen zo hoog moge-
lijk naar dezelfde vijand slinge
ren.
Het duurde niet lang of de tegen
partij kwam ons tegemoet. Hun
wapenuitrusting verschilde niet
veel van die van ons, met dit
verschil dat veel vijanden ons op
een klomp en een sok tegemoet
gingen en de andere klomp als
een vervaarlijk slagwapen in de
hand hielden.
Terwijl de strijd in volle gang was
stond de leedaanzegger(l) Bijls-
ma alles met veel belangstelling
gade te slaan; maar hij sprak er
wel zijn schande over uit. Alsof
het niet genoeg was wat er aan
het Westelijk front allemaal ge
beurde - ze moeten die kwajon
gens opsluiten, enzovoort. Tot er
een paar stenen wat al te dicht bij
hem terechtkwamen - toen
maakte hij dat hij wegkwam.
Dat de stenen inderdaad niet
altijd in de goede richting gingen
bleek wel uit het rinkelen van de
ruiten van verschillende huizen
in de straat. Het was dan ook
begrijpelijk, dat de omwonenden
de politie belden.
Omdat het niet de eerste keer
was, dat er een strijd gestreden
werd, had inspecteur Hombrink
zich kennelijk voorgenomen om
er een eind aan te maken. Hij
(Vervolg op pag. 11)