LEEWADDERS,
WAAR IS DIT
IN HET STADSNIEUWS
Heeft Uw naam wel eens in een
nieuwsbericht in de krant ge
staan? De meesten van ons zullen
die vraag wel ontkennend moe
ten beantwoorden. Zonder een
min of meer ernstig ongeval,
zonder inbraak en zonder
schoorsteenbrand ben je in de
krant niet zo gauw het vermel
den waard.
Oude bladen van precies vijftig
jaar geleden doorsnuffelend,
vonden we twee verschillende
berichten, die beide betrekking
hadden op één gezin: deze men
sen werden binnen een tijdsbe
stek van tien dagen tweemaal in
het 'stadsnieuws' genoemd.
Het betrof het echtpaar Meyer
Krammer en Grietje Catsohn, die
woonden op de hoek van de
Nieuweburen en de Breede-
plaats.
Op de dertiende juni '33 ont
stond daar grote opschudding
door een ernstig ongeval van de
vijfjarige Jacob Oosterveld uit de
IJsbaanstraat, die, komend uit de
bewaarschool, op een stoep ging
zitten, toen er een transportauto
naderde. Hoewel er geen enkel
gevaar dreigde, sprong het kerel
tje angstig op om de auto te
ontwijken en juist daardoor liep
hij er vlak voor langs: hoe krach
tig de bestuurder van de auto ook
remde, het kereltje werd lelijk
geraakt.
BEWUSTELOOS
Bewusteloos en bloedend uit
neus en mond werd het slachtof
fertje bij het echtpaar Kramer
binnengebracht. Mevrouw
Krammer, bijgestaan door over
buurman Jacob Faber, behandel
de de kleine baas zo voorzichtig
mogelijk, waarna dokter Uffelie
een voorlopig onderzoek instel
de. Daarbij bleek, dat Jacob ook
nog een hersenschudding had.
Een politiebrancard haalde het
gewonde jongetje bij de Kram
mers vandaan.
Negen dagen later haalden de
Krammers alwéér de krant en
wat er nu gebeurde was voor hen
zelf niet zo leuk. Zoals elke
vrij dag trok Meyer Krammer met
een kar vol huishoudelijke arti
kelen en onderdelen van rijwie
len naar de markt om er alles uit
te stallen.
Het weer was evenwel bar slecht
en toen er geen klanten kwamen
besloot de heer Krammer 's mid
dags om een uur of een z'n
spullen al te pakken om naar huis
te gaan. Hij ging met zijn kar
door de Oude Lombardsteeg,
passeerde de Langepijp en zou
toen rechtsafslaan, maar helaas:
de volbeladen kar kreeg plotse
ling zo'n vaart, dat Krammer het
voertuig niet meer kon houden -
met een daverende klap vloog
het in de gracht.
Toegeschoten hulp haalde met
een haak de wagen weer op de
wal en viste ook Meyers drijven
de spullen nog op. Maar alle
ijzerwaren lagen op de bodem
van de gracht en de onfortuinlij
ke koopman schatte de schade op
zeker zo'n vijf en twintig gulden,
een flink bedrag in die tijd.
Dit is de nieuwe opgave voor onze fotoprijsvraag "Leewadders waar
is dit?" Oplossingen, uitsluitend schriftelijk, binnen veertien dagen
naar de redactie van 't Kleine Krantsje, Vredeman de Vriesstraat 1,
8921 BP Leeuwarden. Uitslag over vier weken.
Onder de abonnees, die ons het juiste antwoord geven, verloten wij
een exemplaar van het boekje "Leeuwarden - ach ja, zo was
het..." met zestien zeer fraaie foto's van de stad uit een lang ver
vlogen tijd.
De gewoane dingen fan ut leven
wurde bepraat bij de brug. Piene-
mon, wie hét dat nooit? Dan
ouwe kunde, dy aardiger blijkt te
wezen, dan eerst leek. Een uut-
nodiging foor een bruiloft: fyftig
jaar trouwd. En soa klasjenére se
weer een best end weg: Tabe
Ruutsje, Sjouke Sukerslak, Wie-
be Poatsje, Lange Marten, Minne
Mager, Fokke Vütman, en as gast
Berend en nog wat.
Minne mager: Wil ut praten niet
soa goed, Tabe? O, dou komst bij
de tandarts weg, Ja, ik sien ut al.
Een styf wang fan de ferdoving.
Wiebe Poatsje: Pienemon is fers-
krikkeluk. Nee, ik hew ut nooit
meer. Ik hew al jaren een nij
gebit. Mar froeger hew ik wel op
'e kop stonnen fanwege de piene.
Tabe Ruutsje: Ik hadde oek al
lang last. En ik hew myn eigen
tannen en kiezen nog. Dus jou
denke, uutstelle. Au, fergémy.
Straks mar ferder.
Fokke Vutman: Anders must
naar huus gaan, Tabe. Ik begryp
ut wel: hier is wat meer ferdyve
daasje. Kiek Minne, daar loopt
Berend uut ons ouwe buurt. Hij
sal ons wel niet sien. Altyd eigen-
wys weest. Noemden se em niet
waakhon of soa?
Minne: O, dy. Ja ik sien em. Of dy
knaap eigenwys was. Dat had ie
niet fan freemd. Syn fader had ut
krop oek soa hoog. Was 't niet
pliesjehon?
Fokke: Dy Berend kon niet soa
goed lere. Dat dee al blyken op 'e
lagere skoal. Toch naar de MU
LO. Dat was sitten blieven. Toen
naar de Ambachtsskoal. Daar
konden se oek niks met em.
Minne: En toen loof ik as bijrie-
der bij een sjuffeur. Dat gong
eerst wel aardig, en dan kon ie in
syn frije tied wat lere. Midden
standsdiploma, as ik ut goed hew.
Op 'e MULO an 'e Wissedwin-
ger?
Berend: Dat ken wel, mar dathèt
niet botte lang duurd. Ik was gyn
leerder. Later oek niet. Myn fa-
der wu mar met alle geweld, dat
ik wat lere su
Wiebe: Je hewwe domme ou
ders, dy't feul te feul fan hun
kienders ferge. Mar jou hewwe
later wel een fak leerd? O, in de
reklame. Eerst met groate trans
porten naar 't butenland. Just.
Berend: En toen gong ik rekla-
mebiljetten en affiesjes fersame-
len. Ik fon dat wel leuk. En ik
gong es één namaken, en es wat
feranderen. En toen meer foor de
aardighied hew ik es wat platen
maakt foor een winkelman uut
Sneek. Dat foldee goed, en dat
prate deun Dat soadoende.
Marten: Kiek es an. Toen was
jouw kosje kocht. Hoe gaat ut
Tabe? Ja, dy mannen kenne jou
raar knoeie. Mar nou es wat
anders, ik hew nijs.
Minne: Stilte. Hier komt Lange
Marten fan ut A.N.P. Klein grap-
ke. Sonnigeperejoaden, afgewis
seld met buien. Later weer buien
afgewisseld met Sonnema. Is ut
suks, Marten? Dan is 't gyn nijs!
Marten: Minne hèt mer geliek as
ie denke ken. Wat is ut leven?
Hoe siet een huweluk dr uut?
Buien en mooi weer. Omste
beurt. Nou, en wij binne aansen
fyftig jaar trouwd. Laassen docht
ik, fergeet het mar
Sjouke: O ja, met dy reboelje met
dy hulp in huus. Das weer hele
maal bijkomen? Hulp fut, jeloer-
sighied fut. Alles fergeten en
fergeven? Mooi, dat suks nog
ken!!
Marten: Dat docht ik. Ik hew ut
gebouw fan de speultuun al af-
huurd. En we ferwachte de kien
ders, en de femielie en de buren
en jimme netuurluk. En dan ken
Rintsje de Ruter der oek weze!
Berend: Vijftig jaar, vol lief en
leed. En voor gebak, 't is maar
een weet. Moet u bij bakker
Smulstra zijn! En voor uw borrel
en uw wijn. Is altijd nog het
best-adres. De slijter met de Gro
te Fles.
Tabe: Das gyn pliêsjehon. Au.
Das een levendige ad-au,
adfertensieüü
Vlga
MAX
In 't Kleine Krantsje nummer 433
vraagt mevrouw J. Korpershoek-
Boonstra te Vlaardingen waar
Max is gebleven, Max, die met
zijn moeder aan het begin van 't
Oldegalileën woonde, die zo'n
prachtige kop met krulhaar had
en die later naar het gymnasium
ging-
Wel, ook ik heb Max en zijn
moeder gekend en ik zie nog hoe
hij door zijn moeder naar het
gymnasium wordt gebracht en
ook weer wordt opgehaald.
Max kon ook heel goed piano
spelen en wanneer dat gebeurde
stonden wij vaak te luisteren. Zij
bewoonden het pand Oldegali
leën 10 boven.
Op een dag was de moeder van
Max aan het huilen en sloot zij
zich voor de buitenwereld af.
Wat was er gebeurd? Max was
zonder bericht na te laten van
huis weggelopen. Later gingen er
alle mogelijke geruchten rond,
maar een bevestiging daarvan
heb ik nooit gehoord.
Na enige tijd was ook de moeder
van Max verdwenen, waarheen
weet ik niet. Men heeft later niets
meer van deze mensen gehoord
of gezien.
Misschien zijn er lezers van 't
Kleine Krantsje, die er meer van
weten'
J.L. Schoffelmeer Wesel
Fokke: Just Sjouke. En toen
froeg der es één: seker om bij 't
spoor of bij de pliesje te kom
men? En toen«mut er één weest
hewwe, dy sei: Das te moeilijk.
Nee, hij leert foor pliesjehon!
Lange Marten: En soa kom je an
een bijnaam. Berend Pliesjehon.
Ik bin lang, mar dy knaap is oek
femilie fan psalm honderd
negentien! Ja, dat seiden se froe
ger wel. O, hij komt nou diz' kant
uut. Su dy jimme nog kanne?
Berend Pliesjehon: Is dat Sjouke,
niet? Jonge ja, Sjouke. En (rich
ting Tabe) ik hew jou fannemor-
gen bij de tandarts sien. Nee, jou
kwamen der uut, en ik gong der
in. Sware befalling?
Tabe: Een kies der uut. Nee, ik
hew jou niet sien. En dy kies was
min te krijen. Dy kerel sat my
suver hast op 'e skoat, en mar
draaie en mar dolle. Das oek een
nuver fak.
Minne: Een nuver fak, mar der
wurdt altyd beweerd, dat dy
mannen knap ferdiene. Hun
klanten en de morgenstond hew
we goud in 'e mond. Klein grap-
ke!
Berend: Mar wel een leuk grap-
ke. Ik had ut nog nooit hoord.
Oek nog nooit lezen, en ik soek
faak uutdrukkings en woorden
om der soageseid wat met te
speulen. Hé, ik hew jou oek faker
sien.
Fokke: Dat klopt as een sweren-
de finger. We hewwe as jonges in
de selde buurt woand. En hewwe
jou oek niet op skoal fier gongen?
vervolg van pag. 4
gende winkels zijn geweest: Het
Lingeriehuis (Tricohuis) van de
Gezusters Mulder, Van der Kooi,
rijwielzaak (nu een ijscozaak),
bakkerij Stelwagen, drogisterij
Derksen, een particulier huis,
aannemersbedrijf Van der Pol,
groentewinkel Van der Galiën,
bakkerijwinkel Van Eskes, krui
denierszaak van Scholten. Aan
de overkant van Scholten was de
kruidenierszaak van Pietjou.
Enschede H. de Vries
Mevrouw Looyenga noemde
bij haar vraagstelling geen
datum en sprak slechts over
"vroeger" - dat kon dus van
alles betekenen. Oude adres
boeken noemen o.a. de na
men: mej. N. en S. Muller,
Eskens, Pol en Scholte.
Red. 't KI. Kr.
Sjouke Sukerslak: Uut dy tied
kan ik em. Ik was bij Zetstra en
Hiemstra, en hij bij Reen, mar dat
weet ik niet seker. Pliesjehon
seiden se ja. Want hij swetste
altyd fan: Ik doen dit werk wel,
mar ik leer foor hogerop te kom
men.